ECLI:NL:RBROE:2005:AT1040
Rechtbank Roermond
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van asielzoekster uit opvangcentrum
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 18 maart 2005, heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een kort geding aangespannen tegen een asielzoekster, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van dreigend onrechtmatig handelen door de gedaagde, waardoor het COA recht en belang heeft om een vordering in kort geding in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, die in 1998 met haar zoon uit Bosnië-Herzegovina naar Nederland is gevlucht, geen recht meer heeft op opvang, aangezien haar asielaanvraag niet is ingewilligd en de beslissing onherroepelijk is geworden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het COA gerechtigd is om de opvang van de gedaagde te beëindigen, en dat zij uiterlijk op 19 april 2005 het opvangcentrum (AZC) te [woonplaats] moet verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de gedaagde van plan is om het AZC niet te verlaten, en dat het enkele feit dat zij niet heeft gereageerd op een sommatiebrief onvoldoende grond biedt om aan te nemen dat zij niet zal vertrekken. De rechtbank heeft de vordering van het COA toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om het AZC te ontruimen en ontruimd te houden.
Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten voor rekening van het COA gesteld, omdat deze nodeloos zijn veroorzaakt. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het COA het vonnis kan laten uitvoeren, zelfs als de gedaagde in beroep gaat. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L.G.H. Cox, en is een belangrijke uitspraak in het kader van de rechten en plichten van asielzoekers in Nederland.