ECLI:NL:RBROE:2005:AT0248

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/060788-04
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen tot brandstichting van een moskee in Venray

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 11 maart 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het in brand steken van een moskee in Venray. De verdachte werd beschuldigd van het vervaardigen van molotovcocktails en het plannen van de brandstichting, wat plaatsvond enkele dagen na de moord op Theo van Gogh en te midden van een verhoogde spanning in de samenleving. De politie ontving een anonieme tip en hield de verdachte en medeverdachten aan toen zij met een auto langs de moskee reden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende afstand had genomen van de plannen en actief had bijgedragen aan de voorbereidingen door een trechter beschikbaar te stellen voor het maken van de molotovcocktails.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De verdediging stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden wegens gebrek aan opzet, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde. De verdachte werd schuldig bevonden aan het voorbereiden van brandstichting, wat strafbaar is gesteld in de artikelen 157 juncto 46 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog niet eerder was veroordeeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 295 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een middeleninformatiecursus. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, maar ook de rehabilitatiekansen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/060788-04
Uitspraak d.d. : 11 maart 2005
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Vught - Nieuw Vosseveld 1 GEV, Lunettenlaan 501 te Vught.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2005.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na nadere omschrijving van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 11 november 2004, in elk geval in of omstreeks de maand november 2004, in de gemeente Venray, in elk geval in het arrondissement Roermond,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een (op of aan de Kiosk te Venray gelegen) moskee, althans gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was,
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- tien, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, met behulp van een trechter, heeft vervaardigd en/althans (vervolgens)
- zich met vier, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, en een aansteker in een (personen)auto naar die moskee, althans dat gebouw, heeft begeven en/althans op de weg, de Kiosk, - in de (directe) nabijheid van die moskee althans dat gebouw - heeft bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 157 van het Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 november 2004, in elk geval in of omstreeks de maand november 2004, in de gemeente(n) Meerlo-Wanssum, Horst en Venray, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting in/aan een (op of aan de Kiosk te Venray gelegen) moskee, althans gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is, opzettelijk (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en/of heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad,
hierin bestaande, dat hij, verdachte, en/althans zijn mededader(s) opzettelijk:
- een hoeveelheid motorbenzine en/of een olie- of vetachtige substantie, een of meer fles(sen), een of meer lapje(s) textiel, een of meer trechter(s) en een aansteker, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, hebben/heeft verworven en/of voorhanden hebben/heeft gehad, en/althans
- tien, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, gevuld met behulp van een trechter, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, hebben/heeft vervaardigd en/althans (vervolgens)
- vier, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtig substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, en een aansteker in een (personen)auto op de weg, de Kiosk, - in de (directe) nabijheid van die moskee althans dat gebouw -, een en ander kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben/heeft gehad;
(art. 46 juncto art. 157 van het Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank is van oordeel dat de formulering in het subsidiair, onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde, taalkundig niet correct is weergegeven, maar dat wel volstrekt duidelijk is wat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld uit te drukken, zodat de rechtbank de tenlastelegging zal lezen als hierboven weergegeven.
De rechtbank corrigeert een en ander als kennelijke misslag.
De rechtbank voegt in het subsidiair gedeelte van de tenlastelegging, achter de woorden “arrondissement Roermond”, de woorden: “ tezamen en in vereniging met ander of anderen, althans alleen”, toe.
De rechtbank ziet het weglaten van deze bewoordingen als een kennelijk misslag, gelet op de daaronder weergegeven verfeitelijking, in welke verfeitelijking gesproken wordt over “mededader(s)” en het feit dat onder het primaire deze woorden uitdrukkelijk wel in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Ten behoeve van de leesbaarheid van het subsidiair gedeelte van de tenlastelegging voegt de rechtbank enkele komma’s toe:
- eerste gedachtestreepje, achter “aansteker” en “misdrijf”;
- tweede gedachtestreepje, achter “misdrijf”;
- derde gedachtestreepje, achter “gebouw – “en “misdrijf”;
De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 maart 2005 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van de opzet bij verdachte op de brandstichting.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd.
In het bijzonder acht de rechtbank voor het onderdeel poging geen bewijs voorhanden.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 11 november 2004, in de gemeenten Horst en Venray, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting in/aan een op of aan de Kiosk te Venray gelegen moskee, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is, opzettelijk voorwerpen en stoffen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft vervaardigd en voorhanden heeft gehad,
hierin bestaande, dat hij, verdachte, en zijn mededaders opzettelijk:
- een hoeveelheid motorbenzine en/of een olie- of vetachtige substantie, flessen, lapjes textiel, een trechter en een aansteker, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad, en
- tien, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, gevuld met behulp van een trechter, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, hebben vervaardigd en vervolgens
- vier, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtig substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, en een aansteker in een personenauto op de weg, de Kiosk, - in de directe nabijheid van die moskee -, een en ander kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank is van oordeel, in tegenstelling tot de raadsman van verdachte, dat verdachte opzet heeft gehad op de te volgen brandstichting.
In de vriendenkring, waarvan verdachte deel uit maakte, is op de avond van 10 november 2004, meermalen gesproken over het in brand steken van een moskee te Venray. Verdachte heeft zich daarvan onvoldoende gedistantieerd. Verdachte wist wat er die avond stond te gebeuren en heeft meegeholpen aan het vervaardigen van de molotovcocktails door het beschikbaar stellen van een trechter.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
subsidiair
Medeplegen van voorbereiding van brandstichting.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto 46 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 9 maart 2005 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van medeplegen van voorbereiding van brandstichting zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 8 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen, welke voorbereidingshandelingen uiteindelijk dienden te leiden tot het in brand steken van de moskee te Venray. Een en ander vond plaats, enkele dagen nadat Theo van Gogh gewelddadig om het leven was gebracht en zeer kort nadat in het Haagse Laakkwartier door de politie enkele personen waren gearresteerd die verdacht werden van terrorristische activiteiten. In de dagen voorafgaand aan de door verdachte en haar mededaders gepleegde strafbare feiten hebben voorts meerdere pogingen tot brandstichtingen van islamitische gebedshuizen en instellingen plaatsgevonden en ook werden meerdere malen bedreigingen geuit aan het adres van dergelijke instellingen. In de Nederlandse samenleving leefden alom gevoelens van onrust en onveiligheid. De activiteiten van verdachte en zijn mededaders vinden hun grondslag in de zojuist genoemde gebeurtenissen, en hadden naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend tot doel om een (negatieve) bijdrage te leveren aan de reeds ontstane onrust en deze aldus te vergroten. De rechtbank rekent dit verdachte en zijn mededaders zwaar aan.
Aan de andere kant heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de GGZ-groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg d.d. 4 februari 2005 en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. In het advies van de GGZ-groep wordt geadviseerd om verdachte te laten deelnemen aan de middeleninformatiecursus van de ambulante verslavingszorg van de GGZ-groep Noord- en Midden-Limburg.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd en een hogere straf dan door de verdediging is bepleit, nu de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, de hierna te melden straf meer passend acht.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 46, 47, 157
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 295 dagen;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 180 dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ-groep Noord- en Midden-Limburg, afdeling Justitiële Verslavingszorg Limburg - ook als dat inhoudt het volgen van de middeleninformatiecursus van de ambulanteverslavingszorg van de GGZ-groep Noord- en Midden-Limburg - zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vonnis gewezen door mrs. W.P.C.M. Bruinsma, E.P.J. Rutten en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. W.P.C.M. Bruinsma voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 maart 2005.