ECLI:NL:RBROE:2005:AS8505
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering na overschrijding opschortingstermijn
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond op 2 februari 2005 uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die haar bijstandsuitkering met ingang van 1 april 2004 ingetrokken zag. De intrekking volgde op een besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo, dat op 17 november 2004 werd genomen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in financiële problemen verkeerde en niet in haar levensonderhoud kon voorzien.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster aan de formele vereisten voor het treffen van een voorlopige voorziening voldeed, aangezien zij bezwaar had gemaakt tegen het besluit en de rechtbank bevoegd was om van de hoofdzaak kennis te nemen. De rechter concludeerde dat er voldoende spoed was, gezien de financiële situatie van verzoekster, die zorg droeg voor twee kleine kinderen en wiens echtgenoot in detentie zat.
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot intrekking, kwam de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de intrekking op basis van artikel 54, vierde lid van de Wet werk en bijstand (WWB) rechtmatig was. Verzoekster had niet voldaan aan de verplichtingen om de gevraagde gegevens te verstrekken, wat de intrekking van de uitkering rechtvaardigde. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het niet waarschijnlijk was dat het besluit tot intrekking geen stand zou houden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de overschrijding van de opschortingstermijn niet automatisch leidde tot de conclusie dat de intrekking onrechtmatig was, en dat verzoekster niet had geprotesteerd tegen de opschorting.
De uitspraak van de voorzieningenrechter is van belang voor de toepassing van de WWB en de rechten van bijstandsontvangers in situaties waarin zij niet voldoen aan informatieverplichtingen. De rechter heeft de belangen van verzoekster afgewogen tegen de wettelijke bepalingen en de noodzaak voor het bestuursorgaan om zijn bevoegdheden te kunnen uitoefenen.