ECLI:NL:RBROE:2005:AS5456

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
4 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/997285-03
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechter-commissaris bij verzoek tot horen van getuigen in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Roermond, gedateerd 4 februari 2005, wordt een bezwaarschrift van de verdachte behandeld tegen de beslissing van de rechter-commissaris om bepaalde getuigen niet te horen. De rechtbank toetst of het verzoek van de verdachte voldoende gemotiveerd is, in het licht van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om het verzoek te toetsen en kan afwijzen indien het verzoek onvoldoende specifiek is. De verdachte heeft zeven getuigen opgegeven, maar de rechtbank oordeelt dat het verzoek ten aanzien van de meeste getuigen te algemeen en vaag is. De rechtbank benadrukt dat de verdachte specifiek moet aangeven over welke thema's hij de getuigen wil horen en waarom dit relevant is voor zijn verdediging. Voor enkele getuigen, zoals getuige 5, 6 en 7, oordeelt de rechtbank dat het verzoek voldoende gemotiveerd is en dat het horen van deze getuigen een redelijk verdedigingsbelang kan dienen. De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ten aanzien van deze getuigen gegrond en geeft de rechter-commissaris opdracht om hen te horen. De beschikking van de rechter-commissaris wordt voor de overige getuigen ongegrond verklaard, omdat de verdachte niet heeft aangetoond dat het niet horen van deze getuigen zijn verdediging zou schaden. De rechtbank benadrukt dat het niet vereist is dat de verdachte vooraf een lijst met vragen aan de rechter-commissaris overlegt, hoewel dit voor de efficiëntie van de verhoren wenselijk kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer: 04-997285-03
BESCHIKKING
op het bezwaarschrift van de verdachte
[voorletters] [naam verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
domicilie kiezende te kantore van mr. R. W.J. Kerckhoffs, Parkstraat 8, 4818 SK Breda.
Het bezwaarschrift richt zich tegen de op 28 december 2004 door de rechter-commissaris te Roermond gegeven beschikking inhoudende het weigeren van het horen van opgegeven getuigen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, alsmede van de naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift door de rechter-commissaris gegeven schriftelijke reactie.
De rechtbank heeft op 27 januari 2005 gehoord:
de officier van justitie;
de advocaat van verdachte, mr. R.W.J. Kerckhoffs;
De verdachte heeft middels zijn advocaat laten weten niet bij de behandeling aanwezig te zullen zijn.
De feiten
Verdachte is voorwerp van een strafrechtelijk onderzoek. In het kader daarvan is in verband met een doorzoeking een gerechtelijke vooronderzoek tegen verdachte geopend terzake de verdenking dat
[naam] BV op een (aantal) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2003 tot en met 12 juni 2003 te Stramproy, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met hem, verdachte en/of (een van zijn) mededader(s)
telkens een (aantal) prestatielijst(en) en/of inzetlijst(en) en/of excelbestand(en), zijnde die geschriften/gegevensbestanden (telkens) een (samenstel van) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) telkens als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken, terwijl dat valselijk opmaken of vervalsen (telkens) hierin heeft bestaan dat alstoen aldaar op die lijst(en) en/of in die bestanden (telkens) een (aantal) na(a)m(en) van door (of namens) [naam] BV ingezette medewerkers in strijd met de waarheid is vermeld omdat andere perso(o)n(en) daadwerkelijk werd/werden ingezet op de door [naam] BV uit te voeren werkzaamheden (ruimingen van kippen en/of ander pluimvee) dan de op/in de genoemde lijst/bestanden vermelde perso(o)n(en),
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, telkens opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
In het onderzoek tegen verdachte is inmiddels een omvangrijk proces-verbaal (inclusief de bijlagen ongeveer 3200 pagina's) opgesteld. Verdachte heeft de beschikking gekregen over dat proces-verbaal.
De rechter-commissaris heeft verdachte laten weten het gerechtelijk vooronderzoek te willen sluiten. Daarop heeft verdachte zich beraden en bij brief van 28 juni 2004 de rechter-commissaris verzocht een zevental getuigen te horen.
De rechter-commissaris heeft vervolgens aan verdachte laten weten, ter beoordeling van het verzoek, een opgave te willen hebben van de aan de getuigen te stellen vragen. Verdachte heeft geweigerd, ter beoordeling van zijn verzoek, vragenlijsten aan de rechter-commissaris te geven, omdat naar zijn mening het verzoek voldoende was gemotiveerd.
De rechter-commissaris heeft daarop, bij beschikking van 28 december 2004, het verzoek van verdachte als onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
1.
Op basis van artikel 208, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de verdachte tegen wie een gerechtelijk vooronderzoek is geopend, aan de rechter-commissaris een opgave doen van de getuigen die hij, in het kader van dat gerechtelijke vooronderzoek, gehoord wenst te zien.
De rechter-commissaris hoeft, zo stelt het tweede lid, een dergelijk verzoek niet zonder meer toe te staan, maar heeft de bevoegdheid het verzoek te toetsen en -indien hij bezwaar heeft tegen het horen van de getuigen- af te wijzen.
Bij de toetsing zal de rechter-commissaris, naar het oordeel van de rechtbank, dienen te beoordelen of -gelet op de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering- redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het niet horen van de getuigen verdachte in zijn verdedigingsbelang kan zijn geschaad. Een en ander in relatie met de ten aanzien van de verdachte gerezen verdenking(en) op basis waarvan het gerechtelijk vooronderzoek is geopend en de uit het onderzoek verkregen resultaten.
Het verzoek van de verdachte dient voldoende gemotiveerd te zijn om deze toets door de rechter-commissaris mogelijk te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat in het betreffende verzoek per getuige specifiek aangegeven dient te worden over welk(e) thema('s) men de getuige gehoord wil zien en waarom men de getuige over dat betreffende thema vragen wil stellen.
De rechtbank zal met toepassing van het vorenoverwogene de beslissing van de rechter-commissaris met betrekking tot de verschillende door de verdachte opgegeven getuigen beoordelen.
Verdachte heeft opgave gedaan van zeven getuigen.
2.
de getuige [naam] [getuige 1]
Verdachte heeft ten aanzien van de getuige [getuige 1] aangegeven dat hij deze, als betrokken AID-ambtenaar, wenst te horen met betrekking tot de aanleiding, reikwijdte en inhoud van de controle en het traceringsonderzoek, het ontstaan van het vermoeden van strafbare feiten en de overgang naar het strafrechtelijk onderzoek. Dit onder meer in verband met het feit dat het traceringsonderzoek reeds is gestart op 9 april 2003, terwijl op 11 april 2003 nog een (tweede) controle zou hebben plaatsgevonden.
Voorts wil verdachte de getuige [getuige 1] horen om inzicht te krijgen in de controleprocedure die is gevolgd bij de controles van de identiteitsbewijzen en vaccinatiepassen van de asielzoekers en de toebedeelde verantwoordelijkheden van zowel AID als RVV bij deze controles.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van verdachte ten aanzien van deze onderdelen zodanig algemeen en vaag is en derhalve onvoldoende specifiek. Met name is door verdachte niet inzichtelijk gemaakt dat door het niet horen van deze getuige verdachte naar redelijkerwijs valt aan te nemen in zijn verdediging zal worden geschaad. Een en ander bezien in het licht van de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
de getuigen [naam][getuige 2] en [naam][getuige 3]
Verdachte wenst deze getuigen te horen omtrent de rol van de SIOD in het strafrechtelijk onderzoek en mogelijk in de periode hieraan voorafgaand.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van verdachte ten aanzien van deze getuigen zodanig algemeen en vaag is en derhalve onvoldoende specifiek. Met name is door verdachte niet inzichtelijk gemaakt dat door het niet horen van deze getuigen verdachte naar redelijkerwijs valt aan te nemen in zijn verdediging zal worden geschaad. Een en ander bezien in het licht van de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
de getuige [naam][getuige 4]
Het verzoek om de getuige [naam] [getuige 4] te horen valt uiteen in twee onderdelen. Enerzijds wenst verdachte deze getuige te horen omtrent afspraken (over de inzet van [naam] BV bij de ruiming van besmette bedrijven tijdens de vogelpest), die zijn gemaakt tussen deze getuige en verdachte en de tegenstrijdigheden hierover in de verklaringen die de getuige tegenover de verbalisanten heeft afgelegd.
Anderzijds wenst verdachte de getuige te horen over de rol van de RVV bij de controlewerkzaamheden, de controleprocedure en de aan de RVV toebedeelde verantwoordelijkheden.
Ten aanzien van het eerste onderdeel -de gemaakte afspraken tussen verdachte en de getuige [naam] [getuige 4] en de kennelijk tegenstrijdige verklaringen hierover- is de rechtbank van oordeel dat kan worden gezegd dat met het horen van de getuige op dit onderdeel een redelijk verdedigingsbelang kan zijn gediend.
Ten aanzien van het tweede onderdeel is de rechtbank echter van oordeel dat het verzoek van verdachte ten aanzien van dit onderdeel zodanig algemeen en vaag is en derhalve onvoldoende specifiek. Met name is door verdachte niet inzichtelijk gemaakt dat door het niet horen van deze getuige ten aanzien van dit onderdeel verdachte naar redelijkerwijs valt aan te nemen in zijn verdediging zal worden geschaad. Een en ander bezien in het licht van de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
de getuige [naam] [getuige 5]
Verdachte wenst deze getuige te horen over het eventuele medeweten en de goedkeuring van de Belastingdienst met een aan verdachte verweten constructie (kort gezegd het gebruiken van fictieve Sofi-nummers). Verdachte verwijst in zijn verzoek naar het gestelde op pagina 16 van het algemeen zaaksproces-verbaal.
Met het horen van deze getuige kan, naar het oordeel van de rechtbank, een redelijk verdedigingsbelang gediend zijn. Immers de verklaringen van deze getuige over dit thema zouden van belang kunnen zijn voor het antwoord op een van de vragen als bedoeld in artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
de getuigen [naam] [getuige 6] en [naam] [getuige 7]
Verwijzende naar een passage op pagina 11 van het algemeen zaaksproces-verbaal, verzoekt verdachte genoemde getuigen te horen over de feiten en omstandigheden ten aanzien van het niet handelen conform de procedure door het CWI en haar medeweten omtrent het tewerkstellen van ruimers voordat de tewerkstellingsvergunning was verleend. Dit omdat verdachte onder meer wordt verweten dat hij gedurende de vogelpest ruimers zonder tewerkstellingsvergunning had werken.
Met het horen van deze getuigen kan, naar het oordeel van de rechtbank, een redelijk verdedigingsbelang gediend zijn. Immers de verklaringen van deze getuigen over dit thema zouden van belang kunnen zijn voor het antwoord op een van de vragen als bedoeld in artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
3.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat de door verdachte in zijn schriftelijk verzoek van 28 juni 2004 gegeven motivering ten aanzien van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] té summier is om te kunnen toetsen of met het horen van deze getuigen een redelijk verdedigingsbelang is gediend. Dit geldt eveneens voor de getuige [getuige 4] voor zover het verzoek betrekking heeft op vragen over de rol van de RVV.
De rechter-commissaris mocht derhalve, naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van deze getuigen een nadere motivering vragen.
Die motivering had de verdachte bijvoorbeeld kunnen gieten in de vorm van een aantal aan de verschillende getuigen te stellen vragen, waardoor -in het licht van de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering- zichtbaar werd gemaakt wat het horen van die getuigen zou kunnen bijdragen.
Ook had de verdachte -zoals ten aanzien van een aantal getuigen hiervoor is gebleken- een specifiekere omschrijving kunnen geven van de onderwerpen waarover hij aan die getuigen vragen zou willen stellen (bijvoorbeeld door te verwijzen naar bepaalde passages uit het proces-verbaal).
De rechtbank is echter van oordeel dat de rechter-commissaris niet van verdachte mocht eisen dat deze nadere motivering dient te bestaan uit een opgave van de concreet aan de getuigen te stellen vragen.
De rechtbank ziet in dat het om redenen van huishoudelijke aard betreffende de voorbereiding en een efficiënt verloop van de te houden verhoren zeer wenselijk is dat de rechter-commissaris voorafgaand aan het getuigenverhoor beschikt over de te stellen vragen. Echter het inleveren van de vragenlijst als eis stellen vindt naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de huidige stand van zaken van wetgeving en jurisprudentie, geen steun in het recht. Dit geldt zowel voor het horen van getuigen door de rechter-commissaris in de fase van het gerechtelijk vooronderzoek, als door de zittingsrechter ter terechtzitting, als door de rechter-commissaris na verwijzing van de zaak door de zittingsrechter.
Verdachte heeft, hoewel daartoe gelegenheid geboden, zijn verzoek niet nader gemotiveerd. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn verzoek aan de wettelijke eisen voldeed.
Gelet op hetgeen daarover hierboven is overwogen, zal de rechtbank het bezwaar tegen de beschikking van de rechter-commissaris, voor zover betrekking hebbende op de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] ongegrond verklaren.
Dit geldt eveneens ten aanzien van de getuige [getuige 4], voor zover het betreft de rol van de RVV.
4.
Ten aanzien van de getuigen [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7] is de rechtbank van oordeel dat het verzoek voldoende is gemotiveerd en door verdachte is aangetoond dat met het horen van deze getuigen een redelijk verdedigingsbelang kan zijn gemoeid. Dit geldt eveneens voor de getuige [getuige 4] voor zover het betreft de tussen deze getuige en verdachte gemaakte afspraken (over de inzet van [naam] BV bij de ruiming van besmette bedrijven tijdens de vogelpest) en de verklaringen die deze getuige hieromtrent heeft afgelegd.
Nu de rechter-commissaris in zijn beschikking geen andere bezwaren, dan het onvoldoende gemotiveerd zijn van het verzoek, heeft geformuleerd tegen het horen van deze getuigen, zal de rechtbank het bezwaarschrift ten aanzien van deze getuigen gegrond verklaren en de rechter-commissaris opdracht geven tot het horen van deze getuigen.
5.
De opdracht die de rechtbank aan de rechter-commissaris geeft, heeft alleen betrekking op het horen van de getuigen ten aanzien van de in het verzoekschrift genoemde thema's, een en ander voor zover hierboven als voldoende gemotiveerd aangemerkt.
Als vóór of tijdens de verhoren zou blijken dat de verdediging de getuigen ook over andere thema's wenst te horen, dient een dergelijk verzoek voldoende gemotiveerd te worden. Het is dan aan de rechter-commissaris om, met inachtneming van deze beslissing, te beoordelen of dit verzoek zal worden gehonoreerd.
BESLISSING
de rechtbank:
- verklaart het bezwaarschrift voor zover het betrekking heeft op de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] ongegrond;
- verklaart het bezwaarschrift voor zover het betrekking heeft op de getuige [getuige 4], ten aanzien van het thema: "de rol van de RVV" ongegrond;
- verklaart het bezwaarschrift voor zover het betrekking heeft op de getuigen [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7] gegrond;
- verklaart het bezwaarschrift voor zover het betrekking heeft op de getuige [getuige 4], ten aanzien van de tussen verdachte en deze getuige gemaakte afspraken (over de inzet van [naam] BV bij de ruiming van besmette bedrijven tijdens de vogelpest) en de door de getuige afgelegde verklaringen hierover gegrond;
- geeft opdracht aan de rechter-commissaris, belast met het onderzoek in strafzaken in het arrondissement Roermond, tot het horen van de getuigen [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 4].
Deze beschikking is gegeven op 4 februari 2005 door mrs. P.H.J. Frénay, N.J.M. Ruyters en G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en ondertekend door de voorzitter en H.C.W. Terpelle als griffier