Parketnummer : 04/050347-04
Uitspraak d.d. : 22 december 2004
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum]e [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Breda, Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen, Kloosterlaan 172, Breda.
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2004.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
zij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2003 tot en met 01 april 2004 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [haar kind] van het leven te beroven, met dat opzet die [haar kind] (telkens) gewelddadig, althans ruw heeft vastgepakt en/of (vervolgens) hard/hevig (door elkaar) heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
zij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2003 tot en met 01 april 2004 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal aan [haar kind], zijnde haar verdachtes, kind, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (botbreuken) heeft toegebracht, door deze (telkens) opzettelijk gewelddadig, althans ruw vast te pakken en/of (vervolgens) hard/hevig (door elkaar) te schudden,
(Artikel 302 jo. 304 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
zij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2003 tot en met 01 april 2004 in de gemeente Weert, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [haar kind], zijnde haar, verdachtes, kind, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [haar kind] (telkens) gewelddadig, althans ruw heeft vastgepakt en/of (vervolgens) hard/hevig (door elkaar) heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 302/304 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 20 januari 2004 tot en met 01 april 2004 in de gemeente Weert, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [haar kind] van het leven te beroven, met dat opzet die [haar kind] telkens ruw heeft vastgepakt en vervolgens hard door elkaar heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er, gelet op verdachtes verstandelijke beperkingen, geen sprake van voorwaardelijk opzet is geweest met betrekking tot zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het ruw vastpakken en door elkaar schudden van een baby van drie maanden oud uitermate gevaarlijk is voor de gezondheid van de baby en zelfs zeer wel de dood tot gevolg kan hebben. De rechtbank is tevens van oordeel dat zelfs iemand met de verstandelijke beperkingen van verdachte zich daarvan bewust moet zijn geweest. Voorts is ter terechtzitting gebleken dat ook verdachte zich heeft gerealiseerd dat haar handelwijze niet goed was. Het was haar immers opgevallen dat haar baby een hevige schrikreactie vertoonde tijdens het schudden en dat hij enige tijd daarna een blauw oog en blauwe vlekjes rond de ogen kreeg waarvan zij dacht dat dit door het schudden was ontstaan. Tegen haar familie heeft zij hierover gezegd dat de baby zich tegen de boxrand had gestoten, omdat zij niet wilde toegeven dat dit was ontstaan door het schudden, te meer daar verdachtes zus haar er al vaker op had aangesproken dat verdachte haar baby te ruw aanpakte.
Op grond van het hiervoor overwogene acht de rechtbank bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het ruw vastpakken en hard door elkaar schudden de dood van haar kind tot gevolg zou kunnen hebben.
De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van het primair tenlastegelegde sprake is van voorwaardelijk opzet. Het feit dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht wordt doet hieraan niet af, aangezien er in casu geen sprake is van een zodanige ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken.
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouwe.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte primair bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte is een tripple-rapportage opgemaakt bestaande uit een milieurapportage opgemaakt door mevrouw Van As-van der Zwan van 8 juli 2004 en een rapportage van A.F.J.M. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog en van H.C.C. Morre, psychiater.
Uit deze rapportage komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een forse zwakbegaafdheid en afhankelijkheid van cocaïne. De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis bestonden beide ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Voorts waren deze van invloed op verdachtes gedrag ten tijde van het tenlastegelegde, zodat dat dit daaruit verklaard zou kunnen worden.
Door verstandelijke beperkingen kan verdachte niet voldoen aan de eisen die er in het dagelijks leven aan een volwassen vrouw gesteld worden, daarin ook begrepen het dragen van de zorg voor een kind.
Verdachte ervaart voorts voortdurend onlust in de vorm van gevoelens van onmacht en miskenning. De drang tot het opheffen van onlust is een belangrijke drijfveer tot persisterend cocaïnegebruik. In die zin bestaat er een verwevenheid tussen verdachtes verstandelijke beperkingen en haar cocaïneafhankelijkheid. Bovendien is het aan te nemen dat verdachte niet goed instaat is om de risico's van het gebruik van cocaïne te overzien. Cocaïnegebruik verlaagt de drempel naar agressief gedrag en leidt bij verdachte gemakkelijk tot psychotische overschrijdingen, hetgeen de realiteitstoetsing ondermijnt. Meest waarschijnlijk ervoer verdachte het huilen van haar kind als een miskenning. Gelet op haar eigen verleden, waarin sprake was van forse en stelselmatige mishandelingen door met name moeder omdat deze waarschijnlijk de zwakbegaafdheid van betrokkene niet kon accepteren en waarin zij voortdurend werd miskend, zal dat heftige emoties gemobiliseerd hebben te meer omdat verdachte van haar familie signalen kreeg dat de zorg voor haar kind haar niet was toevertrouwd.
Het is aan te nemen dat verdachte onder invloed van de combinatie van voornoemde factoren, die elkaar ook nog versterkt zullen hebben, tot het tenlastgelegde gekomen zal zijn.
De deskundigen Zwegers en Morre concluderen tot een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
11. De straffen en/of maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf en maatregel behoren te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 10 december 2004 met betrekking tot de op te leggen straf en maatregel gevorderd dat verdachte ter zake van poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan het ondergane voorarrest, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en voorts tot terbeschikkingstelling met voorwaarden, een en ander zoals is vermeld in de reclasseringsrapportage.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf en maatregel aangevoerd dat, zo de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring, naar haar mening een terbeschikkingstelling niet noodzakelijk te achten is en gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarde.
De rechtbank heeft bij de straf- en maatregeloplegging rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Hoewel uit de hiervoor onder 10 aangehaalde rapportage blijkt dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was en deels handelde uit onmacht, heeft verdachte door haar baby zo ruw aan te pakken en te schudden het leven en de gezondheid van haar kind ernstig in gevaar gebracht. Niet alleen zijn er bij de baby de voor het zogenaamde shaken baby syndrome kenmerkende bloedingen in de netvliezen en rond de ogen geconstateerd, ook had de baby diverse botbreuken van verschillende ouderdom. Gelet ook op hetgeen hierboven onder 8.2 is overwogen was verdachte zich er terdege van bewust dat het schudden van haar baby niet goed voor hem was. Verdachte had voorts regelmatige contacten met diverse hulpverleners met wie zij haar reactie op het huilen van de baby had kunnen bespreken. Het is een groot geluk dat de baby waarschijnlijk geen blijvende gezondheidsschade zal overhouden.
Ook neemt de rechtbank in ogenschouw de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld en haar persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit de hierboven onder 10 aangehaalde tripple-rapportage en zoals die overigens zijn gebleken tijdens de terechtzitting.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
Met het daarnaast opleggen van hierna te noemen maatregel wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Volgens de hiervoor reeds genoemde deskundigen Zwegers en Morre verhogen de verstandelijke beperkingen en de gevoelens van onmacht die daaruit voortkomen de kans op recidive, zeker wanneer verdachte drugs blijft gebruiken. Ook als verdachte in de toekomst niet meer de zorg voor haar kind zou dragen, is de recidivekans verhoogd. Immers zal zij op enig moment opnieuw naar een kind verlangen, mede gelet op het gegeven dat zij zichzelf daardoor als betekenisvol kan ervaren.
Verdachtes zwakbegaafdheid is een vaststaand gegeven. Dit betekent dat haar functioneren slechts verbeterd kan worden door haar levensomstandigheden zodanig aan te passen dat zij kan voldoen aan de eisen die er aan haar gesteld worden. Een behandeling en begeleiding door een behandelinstituut zou uiteindelijk kunnen leiden tot een vorm van beschermd wonen. Omdat, gelet op de aard van de problematiek en de intensieve en langdurige begeleiding die noodzakelijk zal zijn, de behandelingsduur een eventuele proeftijd zal overschrijden, hebben voormelde deskundigen de mogelijkheid van een TBS met voorwaarden geopperd.
Deze mogelijkheid is vervolgens onderzocht, hetgeen heeft geresulteerd in het uitbrengen van een maatregelrapport d.d. 7 december 2004 van de Justitiële Verslavingszorg Limburg. De rapporteur, mevr. P. Ariaens, adviseert, gelet op de complexiteit van de casus en de mogelijke behandeling, die de termijn van een bijzondere voorwaarden kunnen overschrijden, het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daartoe is verdachte aangemeld bij het behandelcentrum van de sector Specialistische Zorg van De Wendel te Venray. In het advies zijn de betreffende voorwaarden vermeld.
Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 15 jaren is gesteld.
De veiligheid van anderen dan de verdachte en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Op grond van voormelde rapporten concludeert de rechtbank dat de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen tot het opleggen van terbeschikkingstelling met voorwaarden over.
Bij het geven van na te melden last tot beschikkingstelling van verdachte heeft de rechtbank de inhoud van het advies en het rapport, die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van het begane feit in aanmerking genomen.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37, 37a, 38, 38a, 38d, 45, 287.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 237 dagen;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op de voorlopige hechtenis met ingang van 22 december 2004;
gelast dat de verdachte voor de duur van twee jaar ter beschikking wordt gesteld;
verbindt aan deze maatregel de navolgende voorwaarden:
- dat verdachte zich zal laten behandelen in de specialistische zorgafdeling van Behandelcentrum De Wendel te Venray;
- dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en adviezen van de staf van De Wendel aangaande de behandeling, het verblijf en de regels die er gelden;
belast de Justitiële Verslavingszorg van de GGZ-Groep Noord- en Midden Limburg met het verlenen van hulp en steun
- waaronder het aanvragen van een uitkering en een ziekenfondsverzekering - en om problemen bij de naleving van de
voorwaarden te signaleren en hiervan zo spoedig mogelijk te berichten aan zowel de Minister van Justitie als aan het Openbaar Ministerie.
Vonnis gewezen door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, M.J.A.G. van Baal en N.J.M. Ruyters, rechters, van wie mr. E.J.M. Boogaard-Derix voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 december 2004.