ECLI:NL:RBROE:2004:AR7659

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/137 R
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsanering na overlijden van de saniet met toepassing van de schone lei verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 15 december 2004 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsanering van een overleden saniet. De rechtbank had eerder op 11 juni 2003 de definitieve schuldsanering uitgesproken. Na het overlijden van de saniet op 9 april 2004, heeft de rechter-commissaris voorgesteld om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2004 was er niemand aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de schuldsaneringsregeling niet automatisch beëindigd kon worden door het overlijden van de saniet, omdat de wet hierin een omissie vertoonde. De rechtbank besloot dat de schuldsaneringsregeling tijdelijk moest worden voortgezet om de activa van de boedel te liquideren, waarna de schone lei verklaring kon worden verleend.

De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar niet in gebreke was gebleven met betrekking tot de verplichtingen uit de schuldsanering. De beëindiging van de schuldsaneringsregeling zou ingaan op de dag dat het vonnis onherroepelijk werd. De rechtbank bepaalde dat de gevolgen van de beëindiging, zoals vastgelegd in artikel 358, lid 1 van de Faillissementswet, van toepassing waren, wat inhield dat vorderingen niet langer afdwingbaar waren. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op €737,50, met bijkomende kosten voor reiskosten en verschotten.

De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de schuldsaneringsregeling noch het faillissement van de overleden saniet, noch dat van haar nalatenschap tot gevolg had. De rechtbank oordeelde dat de wet niet voorzag in een faillissement van een overleden natuurlijke persoon en dat de nalatenschap niet failliet verklaard kon worden. De bewindvoerder had contact opgenomen met de erfgenamen over de aanvaarding van de nalatenschap, maar had hierop geen reactie ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de overname van de inboedel door een erfgenaam geen invloed had op de afwikkeling van de schuldsanering, aangezien deze activa buiten de regeling vielen. De rechtbank besloot dat de activa van de boedel op gebruikelijke wijze afgehandeld zouden worden, met de kosten van publicaties ten laste van de Staat.

Uitspraak

beëindiging schuldsanering
Insolventienummer: 03/137 R.
Nummer verklaring: VRA0210300140.
Uitspraakdatum: 15 december 2004.
RECHTBANK ROERMOND
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 juni 2003 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[DE SANIET],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
overleden op 9 april 2004 te [plaats van overlijden],
voorheen wonende te [woonplaats], [adres].
De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
Op 9 december 2004 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Bij deze behandeling is niemand verschenen.
De voordracht tot beëindiging is gedaan in verband met het overlijden van de saniet op 9 april 2004.
Door dit overlijden kunnen de verplichtingen in het kader van de schuldsaneringsregeling niet meer worden nagekomen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zonder meer met zich brengt dat de situatie als bedoeld in artikel 350, derde lid onder c Faillissementswet zich voordoet. In artikel 350 lid 3 Faillissementswet wordt een limitatieve opsomming gegeven van de gevallen waarin een schuldsaneringsregeling tussentijds kan worden beëindigd. Het artikel spreekt echter niet over een geval als het onderhavige, aangezien het in dit artikel opgenomen "niet naar behoren nakomen van de verplichtingen"
- dat van rechtswege een faillissement tot gevolg heeft - verwijtbaar gedrag impliceert, waarvan thans geen sprake is. Evenmin wordt in enig ander wetsartikel vastgelegd hoe in dit geval dient te worden gehandeld. De rechtbank zal derhalve beslissen op grond van de ratio van de wet.
De schuldsaneringsregeling is erop gericht om een schuldenaar niet zijn gehele leven in een uitzichtloze schuldenpositie te laten verkeren en hem in de gelegenheid te stellen om, door middel van het verrichten van inspanning gedurende een bepaalde tijd, met een schone lei te kunnen beginnen. Met het overlijden van de saniet komt de grondslag van de toepassing van de schuldsaneringsregeling te vervallen. Derhalve dient de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd te worden.
Daarbij is van belang dat krachtens artikel 287 Faillissementswet alleen ten behoeve van een natuurlijke persoon een schuldsanering kan worden uitgesproken en dat zulks niet geldt voor andere in het rechtsverkeer te onderscheiden entiteiten, en met name niet voor een nalatenschap, welke tot 1 januari 2003 overigens krachtens uitdrukkelijke wetsbepaling (het vervallen artikel 198 Faillissementswet) wel failliet verklaard kon worden.
Het voorgaande brengt met zich mee, dat de schuldsane-rings-regeling dient te worden beëindigd.
De rechtbank is voorts van oordeel, dat artikel 350, vijfde lid Faillissementswet, voor zover daarin wordt bepaald, dat beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid sub c Faillissementswet van rechtswege het faillissement van de schuldenares tengevolge heeft, in dit geval geen toepassing kan vinden.
Immers, nu de saniet is overleden en zijzelf krachtens de Faillissementswet niet meer failliet verklaard kan worden, zou het in strijd met het systeem van de Faillissementswet zijn om aan te nemen, dat een overleden natuurlijke persoon na beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog in staat van faillissement zou kunnen geraken. Uit de wetgeschiedenis met betrekking tot de invoering van de schuldsaneringsregeling blijkt ook niet van een andere bedoeling van de wetgever.
Nu voorts het artikel aangaande het faillissement van de nalatenschap is vervallen en dit artikel voorts de het Faillissement van die nalatenschap enkel op verzoek van de schuldeisers mogelijk maakte acht de rechtbank zich niet bevoegd een dergelijk faillissement ambtshalve uit te spreken.
Nu naar het oordeel van de rechtbank de beëindiging van de schuldsaneringsregeling noch het faillissement van de overleden schuldenares noch dat van haar nalatenschap tot gevolg heeft, zal de rechtbank geen toepassing geven aan artikel 350, vijfde lid, laatste zin en derhalve niet overgaan tot benoeming van een rechter-commissaris en curator.
De rechtbank is echter van oordeel dat – nu de wet een omissie bevat - een juiste afwikkeling van de schuldsanering met zich brengt dat deze tijdelijk dient te worden voortgezet ter liquidatie van de tot de boedel behorende activa waarna in beginsel beëindiging met postuum de schone lei zou kan plaatsvinden.
De bewindvoerder heeft ter afwikkeling contact opgenomen met de erfgenamen in verband met het al dan niet (benificiair) aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van de overleden saniet. De bewindvoerder heeft hierop niets vernomen. Wel is gebleken dat één van de erfgenamen de erfenis feitelijk heeft aanvaard door de huurwoning inclusief inboedel over te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat hierbij in het licht van het hiervoor overwogene enkel sprake kan zijn van een voorlopige, materieel beneficiaire aanvaarding in afwachting van de afwikkeling van de schuldsanering. De rechtbank is van oordeel dat elke andere visie in deze zou leiden tot een in redelijkheid onbedoeld resultaat.
De rechtbank is van oordeel dat de overname van de inboedel geen gevolg heeft voor de afwikkeling van de schuldsanerings-regeling nu de inboedel buiten deze regeling viel en de saniet daarover ook reeds zelfstandig kon beschikken. Niet valt in te zien waarom dit anders zou zijn voor de erfgenaam.
Uit de gegevens van de bewindvoerder volgt dat de enige binnen de schuldsaneringsregeling vallende activa de stand van de boedelrekening betreft. Deze zal dan ook op de gebruikelijke wijze worden afgewikkeld. De rechtbank zal in dit kader het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vast stellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen niet uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de Staat.
BESLISSING
De rechtbank:
-stelt vast dat de schuldenaar niet in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
-bepaalt dat de schuldsaneringsregeling eindigt op de dag dat dit vonnis onherroepelijk wordt;
-bepaalt dat door die beëindiging het rechtsgevolg van artikel 358, lid 1 Faillissementswet intreedt, inhoudende dat vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkte, niet langer afdwingbaar zijn (ook wel genoemd de "schone lei verklaring");
-stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op EURO 737,50 (exclusief de daarover verschuldig-de omzetbelas-ting), met dien verstande dat de reeds ontvangen voorschotten op het salaris in dit bedrag zijn opgenomen, stelt het bedrag van de reiskosten vast op EURO 22,14 en stelt het bedrag van de verschotten vast op EURO 106,08;
-bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ten laste van de Staat komen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.