ECLI:NL:RBROE:2004:AR7659
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsanering na overlijden van de saniet met toepassing van de schone lei verklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 15 december 2004 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsanering van een overleden saniet. De rechtbank had eerder op 11 juni 2003 de definitieve schuldsanering uitgesproken. Na het overlijden van de saniet op 9 april 2004, heeft de rechter-commissaris voorgesteld om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2004 was er niemand aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de schuldsaneringsregeling niet automatisch beëindigd kon worden door het overlijden van de saniet, omdat de wet hierin een omissie vertoonde. De rechtbank besloot dat de schuldsaneringsregeling tijdelijk moest worden voortgezet om de activa van de boedel te liquideren, waarna de schone lei verklaring kon worden verleend.
De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar niet in gebreke was gebleven met betrekking tot de verplichtingen uit de schuldsanering. De beëindiging van de schuldsaneringsregeling zou ingaan op de dag dat het vonnis onherroepelijk werd. De rechtbank bepaalde dat de gevolgen van de beëindiging, zoals vastgelegd in artikel 358, lid 1 van de Faillissementswet, van toepassing waren, wat inhield dat vorderingen niet langer afdwingbaar waren. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op €737,50, met bijkomende kosten voor reiskosten en verschotten.
De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de schuldsaneringsregeling noch het faillissement van de overleden saniet, noch dat van haar nalatenschap tot gevolg had. De rechtbank oordeelde dat de wet niet voorzag in een faillissement van een overleden natuurlijke persoon en dat de nalatenschap niet failliet verklaard kon worden. De bewindvoerder had contact opgenomen met de erfgenamen over de aanvaarding van de nalatenschap, maar had hierop geen reactie ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de overname van de inboedel door een erfgenaam geen invloed had op de afwikkeling van de schuldsanering, aangezien deze activa buiten de regeling vielen. De rechtbank besloot dat de activa van de boedel op gebruikelijke wijze afgehandeld zouden worden, met de kosten van publicaties ten laste van de Staat.