uitspraak: 4 augustus 2004
van de rechtbank Roermond
1. NATIONALE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ TEGEN BRANDSCHADE U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
2. De naamloze vennootschap GENERALI SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. AGRIPPINA VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
4. De naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
5. De naamloze vennootschap NIEUWE HOLLANDSE LLOYD SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Woerden,
6. De naamloze vennootschap SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ ERASMUS N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
procureur: mr. O.J.H.M. van Eijndhoven;
1. De naamloze vennootschap FORONEX N.V.,
gevestigd te Wielsbeeke (België),
2. De naamloze vennootschap FOROLUX N.V.,
gevestigd te Manhay (België),
3. De naamloze vennootschap HANNOVER INTERNATIONAL BELGIQUE N.V.,
gevestigd te Woluwe Saint Pierre (België),
procureur: mr. R.J.M. Hermans.
Partijen worden aangeduid als:
eisers: de Brandverzekeraars;
gedaagden: gezamenlijk als Foronex c.s., voorts als Foronex, Forolux en Hannover.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding met bijlagen van 28 maart 2003;
- de akte overlegging producties zijdens de Brandverzekeraars d.d. 21 mei 2003;
- de conclusie van antwoord met bijlagen;
- de conclusie van repliek met bijlagen;
- de conclusie van dupliek.
Voorts maken deel uit van de onderhavige procedure het vonnis van de rechtbank d.d. 13 augustus 2003 houdende de beslissing inzake het incident tot vrijwaring, alsmede de daarin genoemde processtukken.
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
2.1 De Brandverzekeraars hebben op grond van bestaande polissen brandschade vergoed, welke schade was toegebracht aan het bedrijfspand van Allspan B.V. te Venray (hierna te noemen Allspan).
2.2 Allspan verwerkt en verpakt houtvezelkrullen. Het bedrijfspand bestaat uit een tweetal vrijstaande bedrijfsgebouwen die door middel van een sluis met elkaar in verbinding staan. Het ene gebouw dient voor de opslag van de eindproducten (de opslaghal) terwijl in het andere gebouw de houtvezelkrullen vanuit vrachtwagens gelost worden, in bulk opgeslagen worden en uiteindelijk verwerkt worden (de loshal en de productiehal).
2.3 Foronex levert houtvezelkrullen, onder meer aan Allspan. Voor het vervoer van de houtvezelkrullen vanaf de leverancier tot aan de afnemer wordt een vervoersonderneming, Forolux ingeschakeld. Foronex en Forolux zijn verzekerd bij Hannover.
2.4 Op 15 mei 2001 is door Forolux in opdracht van Foronex een lading houtvezelkrullen opgehaald bij het bedrijf Mohr Holzbau te Trier, Duitsland. Deze houtvezelkrullen zijn op 16 mei 2001 afgeleverd in de loshal van Allspan. De chauffeur van de combinatie trekker/oplegger was op dat moment [naam chauffeur], in dienst van Forolux.
2.5 De combinatie is gestopt in de loshal, teneinde gelost te worden. Bij het door de chauffeur openen van de deuren van de oplegger vielen brandende danwel gloeiende houtvezelkrullen uit de vrachtwagen. [De chauffeur] raakte hierbij gewond.
De brand heeft zich uitgebreid naar de productiehal.
2.6 Door de brand is schade geleden.
2.7 De Rechtbank Roermond is bevoegd. Nederlands recht is van toepassing.
3. Vordering en stellingen van de Brandverzekeraars
De Brandverzekeraars vorderen Foronex c.s. hoofdelijk te veroordelen tot:
1. betaling van een bedrag van € 500.000,-- aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in de dagvaarding;
2. betaling van een bedrag van € 59.804,27 aan expertisekosten;
3. betaling van een bedrag van € 2.127,23 aan buitengerechtelijke kosten;
4. betaling van de proceskosten.
Voor de stellingen en onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de stukken.
4. Verweer van Foronex c.s.
Foronex c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de Brandverzekeraars in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
Voor de weren en onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de stukken.
5. Beoordeling van het geschil
Hebben de Brandverzekeraars een regresrecht op Foronex c.s.?
5.1 Tussen partijen staat vast dat het regres geregeld wordt door de Bedrijfsregeling Brandregres 2000 (BBr).
5.2 De BBr is een op het beperken van verhaal door brandverzekeraars gerichte regeling van algemene aard. Artikel 2 BBr bepaalt dat de Brandverzekeraars het verhaalsrecht jegens niet-particulieren beperken tot een maximumbedrag. De toelichting op dit artikel geeft aan dat bepalend is of onzorgvuldig handelen of nalaten een relevante factor is geweest bij het ontstaan van de brand. Onzorgvuldigheid duidt, ingevolge de toelichting, op de juridische schuld van artikel 6:162 BW (verwijtbaar handelen of nalaten en/of toerekening van een oorzaak).
Achtergrond hierbij is dat regres enkel uitgeoefend kan worden bij schuldaansprakelijkheid en niet gebaseerd kan worden op contractuele en risicoaansprakelijkheid. Uit de rechtspraak volgt dat de mate van onzorgvuldigheid irrelevant is voor het regresrecht (HR 15 januari 1999, NJ 1999, 242).
5.3 In geschil is allereerst de vraag of er in de onderhavige zaak sprake is van onzorgvuldig handelen of nalaten. De Brandverzekeraars stellen in dit verband dat er sprake is van onzorgvuldig handelen aan de zijde van Foronex c.s. nu zij geen maatregelen hebben genomen om het afleveren van houtvezels met broeinesten te voorkomen. Voorts onderbouwen zij het onzorgvuldig handelen van Foronex c.s. met het handelen van de chauffeur, die een vreemde geur zegt te hebben geroken en vervolgens beide deuren van de oplegger gelijktijdig heeft geopend, waarmee de kans vergroot werd dat de lading eruit zou vallen –zoals ook is gebeurd. Door aldus te handelen kon de chauffeur niet adequaat optreden bij een mogelijke calamiteit, zoals in de onderhavige zaak.
5.4 De rechtbank stelt voorop dat het handelen van Foronex c.s. bezien dient te worden vanuit het licht van de bestendige relatie tussen Allspan en Foronex, zoals uit de stukken volgt. Bij Foronex c.s. mag enige voorkennis van de inrichting van het bedrijf van Allspan en de aanwezigheid van houtvezelkrullen en/of stof verwacht mag worden. Het handelen van Foronex c.s. dient derhalve daarop afgestemd te zijn. Nu er sprake is van de aflevering van een brandgevoelig product in een brandgevoelige omgeving mogen van Foronex uiterste voorzorgsmaatregelen verwacht worden.
5.5 De geschetste gang van zaken, welke volgt uit de verscheidene onderzoeksrapporten en verklaringen van betrokkenen, geeft geen blijk van het nemen van voldoende voorzorgsmaatregelen. Hierbij wijst de rechtbank met name op het handelen van de chauffeur die een vreemde geur heeft geroken welke hij na onderzoek niet heeft kunnen thuisbrengen. Door vervolgens de beide deuren van de oplegger nagenoeg gelijktijdig te openen heeft hij onder de geschetste omstandigheden en in de onder 5.4 bedoelde brandgevoelige locatie onzorgvuldig gehandeld. Weliswaar heeft Foronex c.s. met betrekking tot het openen van de deuren erop gewezen dat uit het rapport van Biesboer (productie 5 bij akte van 21 mei 2003) en de daarin opgenomen verklaring van de chauffeur zou volgen dat de chauffeur de ene deur voor de andere heeft geopend, doch dit miskent het vervolg van die verklaring waarin is opgenomen dat een en ander gebeurde “feitelijk in een beweging”.
5.6 De rechtbank is van oordeel dat de geschetste gang van zaken onzorgvuldig handelen oplevert in de zin van de BBr aan de zijde van de chauffeur. Voorzover Foronex c.s. hebben beoogd te stellen dat dit handelen geen relevante factor is geweest bij het ontstaan van de brand, volgt de rechtbank deze redenering niet. Evident is dat de brand is ontstaan door de houtvezelkrullen welke door Foronex c.s. zijn geleverd en welke op de wijze zoals hiervoor weergegeven brandend in de loshal terecht zijn gekomen.
5.7 De chauffeur is in dienst van Forolux. Nu het zijn handelen is dat hiervoor als onzorgvuldig geschetst kan worden, is Forolux in het kader van BBr daarvoor aan te spreken. Op grond van vaste rechtspraak Mastum Dakbedekking/Nationale Nederlanden (HR 15 januari 1999, NJ 1999, 242) en overeenkomstig hetgeen in de toelichting op artikel 2 BBr is beschreven is ook Foronex –als degene die Forolux althans diens chauffeur gebruikte bij de uitvoering van de tussen Foronex en Allspan bestaande overeenkomst- daarvoor aan te spreken.
5.8 In dit kader acht de rechtbank het betoog van Foronex c.s. omtrent de gestelde onzorgvuldigheid aan de zijde van Allspan niet relevant. Dit betoog zal betrokken worden bij de vraag of er een oorzakelijk verband bestaat en de gestelde eigen schuld aan de zijde van Allspan.
5.9 De rechtbank acht in de rechtsverhouding tussen Foronex c.s. en Allspan/de Brandverzekeraars irrelevant of de brand in de lading is ontstaan bij de leverancier van Foronex (Mohr Holzbau) of niet.
5.10 Het BBr vereist een oorzakelijk verband tussen het onzorgvuldig handelen enerzijds en de brand anderzijds. Dit oorzakelijk verband is, zoals hiervoor overwogen, aanwezig. Aan de orde is vervolgens de vraag of de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd ook –geheel- oorzakelijk is. Foronex c.s. betwisten dit. Zij stellen dat de stofexplosie, waarvan tussen partijen vaststaat dat deze zich heeft voorgedaan, de gevolgen van de brand aanzienlijk heeft vergroot. Foronex c.s. stelt zich op het standpunt dat niet zij doch Allspan aansprakelijk is voor het ontstaan van deze stofexplosie en dat aldus het oorzakelijk verband is verbroken tussen de brandende lading en de schade ten gevolge van de stofexplosie.
Uit de stellingen van Foronex c.s. leidt de rechtbank af dat als oorzaken voor het voordoen van de stofexplosie zijn aangevoerd de verplaatsing van stof door het draaiende blijven van de transportbanden en de wijze van blussen.
Voorts stellen Foronex c.s. dat de brand zich door de bedrijfshal heeft verplaatst door de draaiende transportbanden.
5.11 De rechtbank stelt vast dat tussen partijen vast staat dat de stofexplosie zich niet zou hebben voorgedaan indien er geen brandende lading zou zijn geweest. Immers volgt ook uit de eigen stellingen van Foronex c.s. dat de brandende lading de ‘vonk’ was die de stofexplosie heeft doen ontstaan. Voorts zou de stofexplosie volgens Foronex c.s. zijn ontstaan door de verkeerde wijze van blussen van de oorspronkelijke brand. Een oorzakelijk verband in de zin van een condicio sine qua non-verband is derhalve aanwezig. Het had dan vervolgens op de weg van Foronex c.s. gelegen om aan de hand van feiten en omstandigheden te stellen dat de schade in een zodanig verwijderd verband tot het handelen van de chauffeur staat, dat het oorzakelijk verband daardoor is verbroken. De rechtbank is van oordeel dat Foronex c.s. daaraan niet heeft voldaan. De rechtbank zal de verscheidene factoren welke door Foronex c.s. zijn aangevoerd hierna bespreken.
Onjuiste wijze van blussen
5.12 Foronex c.s. stelt dat er op twee momenten onjuist, te weten niet door middel van verneveling, zou zijn geblust. Vlak na de oorspronkelijke brand zou er door werknemers van Allspan onjuist zijn geblust en ook de brandweer zou onjuist hebben geblust. Deze stellingen zijn door Foronex c.s. niet althans volstrekt onvoldoende onderbouwd.
5.13 De stelling aangaande het blussen van de brandweer is geheel niet onderbouwd en wordt voorts feitelijk weerlegd door het brandverslag waarin staat dat door middel van hoge druk sproeistraal is geblust.
Aangaande het blussen van de werknemers wordt de stelling door Foronex c.s. onderbouwd met de omstandigheid dat de bij Allspan aanwezige blusapparatuur niet in staat zou zijn om door middel van verneveling te blussen. Dit wordt echter gemotiveerd weerlegd door de Brandverzekeraars onder verwijzing naar een verklaring van het bedrijf dat de brandblusapparatuur bij Allspan heeft geinstalleerd.
Daarnaast blijkt uit het door Foronex c.s. zelf overgelegde brandverslag dat de stofexplosie zich ruim een uur na aankomst van de brandweer heeft voorgedaan, zodat ook op grond hiervan zonder nadere onderbouwing door Foronex c.s. niet ingezien kan worden dat de wijze van blussen door de werknemers van Allspan de stofexplosie tot gevolg zou hebben gehad. De verwijzing naar de rapporten, voorzover dit al door Foronex c.s. voldoende gespecificeerd is gedaan, is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
Inrichting van het bedrijfspand
5.14 De rechtbank verwijst allereerst naar hetgeen zij hiervoor onder 5.4 heeft overwogen. Een en ander brengt met zich mee dat niet snel aangenomen zal kunnen worden dat de inrichting van het bedrijfspand kan bijdragen aan het doorbreken van het oorzakelijk verband.
5.15 De stelling van Foronex c.s. dat de inrichting van het bedrijfspand, de aanwezigheid van stof en houtskrullen daaronder begrepen, heeft bijgedragen aan de stofexplosie in een mate die het oorzakelijk verband zou aantasten wordt voorts, in het licht van hetgeen door de Brandverzekeraars omtrent de inrichting en het schoonhouden van het bedrijfsgebouw is betoogd, door Foronex c.s. onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daaraan voorbijgaan.
5.16 Door Foronex c.s. is gesteld dat de brand verergerd zou zijn doordat brandend materiaal is verplaatst met de draaiende transportband. Dit wordt onderbouwd met een verwijzing naar de rapportages en bevindingen van Biesboer zoals gevoegd als producties 4 en 5 bij akte van 21 mei 2003.
5.17 Door de Brandverzekeraars is betwist dat de transportband nog draaide, onder verwijzing naar verklaringen van medewerkers van Allspan dat de stroom was uitgeschakeld.
5.18 Nu de verklaringen van de medewerkers van Allspan onderdeel uitmaken van de rapportages van Biesboer waarnaar door Foronex c.s. wordt verwezen acht de rechtbank deze rapportages onvoldoende concludent om als onderbouwing van de stelling van Foronex c.s. te kunnen dienen. Met betrekking tot de stelling dat de draaiende transportband brandend materiaal heeft vervoerd is door Foronex c.s. geen althans geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan, zodat de rechtbank deze stellingen zal passeren.
5.19 Voorzover Foronex c.s. hebben beoogd hun betoog aangaande de stofexplosie, de machines en de brandbeveiliging eveneens te stellen in het kader van een aan de kant van Allspan/de Brandverzekeraars bestaande eigen schuld, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen.
5.20 Foronex stelt dat op grond van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden de lading voor risico van de opdrachtgever vervoerd wordt, zodat de vordering jegens Foronex op grond hiervan zou dienen te worden afgewezen. Door de Brandverzekeraars is gemotiveerd betwist dat de algemene voorwaarden van Foronex van toepassing zouden zijn.
5.21 In het licht van de betwisting door de Brandverzekeraars heeft Foronex onvoldoende onderbouwd gesteld op grond waarvan de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen haar en Allspan van toepassing is. Zo is door Foronex niet gesteld of en op welke wijze deze voorwaarden aan Allspan ter hand zijn gesteld of kenbaar zijn gemaakt, terwijl dit evenmin blijkt uit de stukken.
Het beroep op de algemene voorwaarden slaagt om deze reden niet.
5.22 Naar aanleiding van het verweer van Foronex c.s. dat de Brandverzekeraars de schade onvoldoende hadden onderbouwd zijn door de Brandverzekeraars expertiserapporten van Hoeijmans Expertise in geding gebracht. Uit de rapporten blijkt een schadevaststelling van meer dan het maximum te vorderen bedrag in gevolge de BBr. De rapporten zijn uitgebreid gemotiveerd zijn en de deskundigheid van de rapporteur is door Foronex c.s. niet althans onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het licht hiervan hadden Foronex c.s. niet kunnen volstaan met het maken van de kanttekeningen zoals bij conclusie van dupliek gedaan, doch hadden zij de gestelde onjuistheid van de rapportages gemotiveerd dienen aan te geven, bijvoorbeeld door middel van een rapport houdende een contra-expertise. Nu hier niet voor is gekozen zal de rechtbank het verweer passeren.
5.23 De stelling van Foronex c.s. dat zij niet aansprakelijk zijn voor schade aan de productiehal nu deze schade is ontstaan door een verkeerde wijze van blussen e.d., is hiervoor reeds besproken en gepasseerd.
5.24 Het verweer gericht tegen de afzonderlijk gevorderde expertisekosten hebben Foronex c.s. bij conclusie van dupliek niet langer herhaald, zodat de rechtbank het erop houdt dat Foronex c.s. dit verweer hebben laten varen. In ieder geval is dit verweer, bezien in het licht van de nader onderbouwde stellingen van de Brandverzekeraars, onvoldoende gemotiveerd om gehonoreerd te worden.
5.25 Bij conclusie van dupliek heeft Foronex c.s. aangevoerd dat het maximumbedrag dat op grond van het BBr als vergoeding gevorderd kan worden in de onderhavige zaak geen Euro 500.000,-- doch ƒ 1.000.000 (€ 453.780,22) bedraagt. Dit volgt uit de tekst van het BBr. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om de Brandverzekeraars in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten, nu het geen nieuw feit betreft, doch een bepaling uit het BBr, waarvan de Brandverzekeraars bovendien vanaf het begin van de procedure op de hoogte waren. De rechtbank zal de vordering toewijzen met in acht name van voornoemd maximum.
5.26 De Brandverzekeraars hebben over de hoofdsom wettelijke rente gevorderd, primair ingaande vanaf de dag van de schade. Hiertegen is inhoudelijk geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank dit als tussen partijen vaststaand zal toewijzen.
5.27 De Brandverzekeraars hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, gebaseerd op het BBr. Hiertegen is anders dan tegen de toewijsbaarheid van de vordering in totaliteit, geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen.
5.28 Al het voorgaande leidt tot een toewijsbaarheid van de vordering van de Brandverzekeraars, met in acht name van het overwogene met betrekking tot het maximumbedrag.
5.29 Aan hetgeen door Foronex c.s. voorts is aangevoerd komt geen zelfstandige betekenis toe en kan derhalve onbesproken blijven.
5.30 Foronex c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
Veroordeelt Foronex c.s. hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 453.780,22 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2001, alsmede tot betaling van een bedrag van € 59.804,27 aan expertisekosten, alsmede tot betaling van een bedrag van € 2.127,23 aan buitengerechtelijke kosten;
Veroordeelt Foronex c.s. hoofdelijk in de proceskosten van de Brandverzekeraars, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 3.863,-- aan griffierechten;
€ 241,81 aan explootkosten en
€ 6.672,-- aan salaris ten behoeve van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en op de openbare civiele terechtzitting van 4 augustus 2004 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.