ECLI:NL:RBROE:2004:AQ8819

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
30 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/060159-04
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsmaatregel voor benadeelde partij in strafzaak met meerdere diefstallen en verduistering

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 30 juni 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en verduistering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2002 tot en met 2004 in verschillende gemeenten in Nederland goederen heeft gekocht met de intentie om deze niet volledig te betalen. Dit betreft onder andere kantoormeubilair, een personenauto, en andere goederen. De verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor deze feiten, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en eerdere veroordelingen in Duitsland voor soortgelijke delicten.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 21 maanden opgelegd, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder [eigenaar 4], [bedrijf 6], en [bedrijf 9]. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, met uitzondering van de vordering van [bedrijf 9], die niet ontvankelijk is verklaard omdat deze partij al een executoriale titel had op basis van een civiel vonnis. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte aan de Staat bedragen moet betalen ter vervanging van hechtenis indien hij niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van normhandhaving in het strafrecht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de schade die voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten als rechtstreeks toerekenbaar aan de verdachte is beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/060159-04
Uitspraak d.d. : 30 juni 2004
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Limburg Zuid - HvB Overmaze, Willem Alexanderweg 21 Maastricht.
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2004.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van het jaar 2002 tot en met 8 maart 2004 in de gemeente Bergen (L), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, (onder meer) de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
a) in of omstreeks de periode van 17 september 2002 tot en met 29 oktober 2002 in de gemeente Bergen (L) bij [bedrijf 1] (een) hoeveelhe(i)d(en) (kantoor)meubilair, twee, in elk geval een, pomp(en) en/of handschoenen; (aangifte p. 255)
b) in of omstreeks de periode van 29 april 2003 tot en met 1 oktober 2003 bij [bedrijf 2], te Sambeek, in elk geval in de gemeente Boxmeer, een of meer goederen voor een telefooninstallatie, onder meer een telefooncentrale en/of telefoontoestellen, en/of een of meer goederen, onder meer (een) stofzuiger(s) en/of buitenverlichting; (aangifte p. 121)
c) op of omstreeks 25 juli 2003 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), bij [bedrijf 3] (een) hoeveelhe(i)d(en) brandstof; (aangifte p. 161)
d) in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 1 maart 2003 te Oostrum, in elk geval in de gemeente Venray, bij [bedrijf 4] een (gittermatten)hekwerk; (aangifte p. 786)
e) in of omstreeks de periode van 1 april 2003 tot en met 15 juli 2003 te Siebengewald, in elk geval in de gemeente Bergen (L), bij [bedrijf 5] (een) hoeveelhe(i)d(en) hout en/of schroeven; (aangifte p. 230)
f) op of omstreeks 19 juni 2003 in de gemeente Bergen (L) bij [bedrijf 6] een hoeveelheid graszaad; (aangifte p. 245)
g) in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 27 februari 2003 in de gemeente Gennep en/of in de gemeente Bergen (L), bij [bedrijf 7] of [benadeelde partij 1] een hoeveelheid hang- en sluitwerk en/of een of meerdere (gips)pla(a)t(en) en/of schroeven en/of isolatiemateriaal; (aangifte p. 273)
h) op of omstreeks 5 januari 2004 in de gemeente Boxmeer bij [bedrijf 8] een personenauto (Volkswagen Polo(kenteken) (aangifte p. 319)
i) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2002 tot en met 28 maart 2003 in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Ambt Montfort bij [bedrijf 9] (een) hoeveelhe(i)d(en) goederen, o.a. een telefooncentrale en/of (een) computer(s) en/of een hoeveelheid software en/of een of meer monitor(en) en/of printer en/of faxapara(a)t(en) en/of een of meerdere gsm-toestel(len), merk Nokia; (aangifte p. 445)
j) in of omstreeks de periode van 26 mei 2003 tot en met 31 mei 2003 in de gemeente Bergen (L) bij [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] twee, in elk geval een, computer(s); (aangifte p. 492)
Art. 326a Wetboek van strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2004 tot en met 16 maart 2004 in de gemeente Boxmeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk een personenauto (Opel Astra met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 10] en/of [bedrijf 8] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke personenauto verdachte anders dan door misdrijf onder zich had - namelijk als huurder -, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Art. 321 Wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van het jaar 2002 tot en met 1 oktober 2003 in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende hij, verdachte, telkens met voormeld oogmerk, (onder meer) de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
a) in de periode van 17 september 2002 tot en met 29 oktober 2002 in de gemeente Bergen (L) bij [bedrijf 1] kantoormeubilair, twee pompen en handschoenen;
b) in de periode van 29 april 2003 tot en met 1 oktober 2003 bij [bedrijf 2], te Sambeek, goederen voor een telefooninstallatie, onder meer een telefooncentrale en telefoontoestellen, stofzuigers en buitenverlichting;
c) op 25 juli 2003 te Well bij [bedrijf 3] een hoeveelheid brandstof;
d) in de periode van 1 februari 2003 tot en met 1 maart 2003 te Oostrum bij [bedrijf 4] een (gittermatten)hekwerk;
e) in de periode van 1 april 2003 tot en met 15 juli 2003 te Siebengewald bij [bedrijf 5] een hoeveelheid hout;
f) in de gemeente Bergen (L) bij [bedrijf 6] een hoeveelheid graszaad;
g) in de periode van 1 februari 2003 tot en met 27 februari 2003 in de gemeente Bergen (L), bij [bedrijf 7] een hoeveelheid hang- en sluitwerk en een of meerdere gipsplaten en schroeven en isolatiemateriaal;
h)
i) in de periode van 14 oktober 2002 tot en met 28 maart 2003 in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Ambt Montfort bij [bedrijf 9] een hoeveelheid goederen, o.a. een telefooncentrale en computers en een hoeveelheid software en monitoren en een printer en een faxaparaat en meerdere gsm-toestellen, merk Nokia;
j) in de periode van 26 mei 2003 tot en met 31 mei 2003 in de gemeente Bergen (L) bij [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] twee computers;
2.
hij in de periode van 23 januari 2004 tot en met 16 maart 2004 in Nederland, opzettelijk een personenauto (Opel Astra met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [bedrijf 10] en welke personenauto verdachte anders dan door misdrijf onder zich had - namelijk als huurder -, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9. De kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. feit 1: een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.
T.a.v. feit 2: verduistering.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 326a Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 321 Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op16 juni 2004 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Als bijkomende straf heeft de officier van justitie gevorderd dat de uitspraak openbaar wordt gemaakt.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straffen aangevoerd dat hij deze te zwaar acht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
Verdachte heeft middels zijn handelen op grove wijze misbruik gemaakt van het door anderen in hem gestelde vertrouwen en aldus diverse bedrijven en personen voor forse bedragen benadeeld, waarbij hij ook de -vanzelfsprekend nog kwetsbare- startende ondernemer niet heeft ontzien. Afgezien nog van de ellendige gevolgen die verdachtes handelen heeft gehad voor zijn vele slachtoffers, is ten gevolge van dat handelen ook het vertrouwen in het handelsverkeer ernstige schade toegebracht. Dit alles heeft zich gedurende een langere periode -te weten vanaf het jaar 2002 tot aan omstreeks oktober 2003 - afgespeeld.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 20 mei 2004 in Duitsland reeds meerdere malen, beginnende vanaf medio jaren '80, is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Ten voordele van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij sinds zijn komst naar Nederland in 1995 niet eerder hier te lande voor dergelijke misdrijven is veroordeeld.
Bij haar beoordeling heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over hem door de Reclassering uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 10 mei 2004 en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
Met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal niet de door de officier van justitie geëiste bijkomende straf van openbaarmaking van de uitspraak opleggen. Deze ingrijpende straf acht zij, mede in het licht van de op te leggen voorwaardelijke straf en de -in Nederland- tweede kans die verdachte aldus wordt geboden, op dit moment te zwaar.
11.6 De vordering van de benadeelde partij [eigenaar bedrijf 4] en de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [eigenaar bedrijf 4] (hierna: [eigenaar 4]), wonende aan de [adres eigenaar 4], een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (onderdeel 1d) geleden materiële schade.
[eigenaar 4] heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 2.686,43 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Artikel 361 Wetboek van Strafvordering vereist dat aan de benadeelde partij, wil zij in haar vordering kunnen worden ontvangen, rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde strafbare feit. Hoewel een gedeelte van de door [eigenaar 4] ingediende vordering ziet op door deze aan verdachte geleverde diensten, te weten het demonteren van de bestaande poort en het plaatsen van een hekwerk, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij ook ten aanzien van dat gedeelte in haar vordering kan worden ontvangen. Ook die schade is immers voortgevloeid uit het bewezenverklaarde feit: verdachte heeft een hekwerk bij [eigenaar 4] gekocht, doch dit hekwerk diende als vanzelfsprekend en ter uitvoering van dezelfde overeenkomst ook te worden geplaatst en het bestaande bouwsel moest daartoe worden afgebroken.
Aldus bestaat er een samenhang die met zich brengt dat ook deze schade moet worden beschouwd als te zijn toegebracht door het bewezenverklaarde strafbare feit.
De vordering, die door verdachte is erkend, zal worden toegewezen. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van [eigenaar 4], overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door [eigenaar 4] zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 2.686,43, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 53 dagen, te betalen ten behoeve van [eigenaar 4] zoals hierna in het dictum genoemd.
11.7 De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 6] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat Loonbedrijf [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6]), gevestigd aan de [adres bedrijf 6] een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (onderdeel 1f) geleden materiële schade.
[bedrijf 6] heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 1.016,26 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Artikel 361 Wetboek van Strafvordering vereist dat aan de benadeelde partij, wil zij in haar vordering kunnen worden ontvangen, rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde strafbare feit. Hoewel een gedeelte van de door [bedrijf 6] ingediende vordering ziet op door deze aan verdachte geleverde diensten, te weten het voorbewerken van zaaigrond en het zaaien van graszaad, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij ook ten aanzien van dat gedeelte in haar vordering kan worden ontvangen. Ook die schade is immers voortgevloeid uit het bewezenverklaarde feit: verdachte heeft graszaad bij [bedrijf 6] gekocht, doch dit graszaad diende als vanzelfsprekend en ter uitvoering van dezelfde overeenkomst ook te worden ingezaaid en de in te zaaien grond moest daartoe te worden voorbewerkt.
Aldus bestaat er een samenhang die met zich brengt dat ook deze schade moet worden beschouwd als te zijn toegebracht door het bewezenverklaarde strafbare feit.
De vordering, die door verdachte is erkend, zal worden toegewezen. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van [bedrijf 6], overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door [bedrijf 6] zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 1.016,26 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [bedrijf 6] zoals hierna in het dictum genoemd.
11.8 De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 9] B.V. en de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [bedrijf 9] B.V. (hierna: [bedrijf 9]), gevestigd aan de [adres bedrijf 9] een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (onderdeel 1i) geleden materiële schade.
[bedrijf 9] heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 43.864,10 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [bedrijf 9] reeds beschikt over een executoriale titel terzake haar vordering op verdachte, zulks uit hoofde van een door de civiele rechter van deze rechtbank gewezen vonnis d.d. 29 oktober 2003 (HA ZA 03-513). Gelet daarop heeft [bedrijf 9] thans geen belang meer bij haar vordering, zodat zij daarin niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Aangezien [bedrijf 9] niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door [bedrijf 9] zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van [bedrijf 9], overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld.
De rechtbank zal, nu immers gebleken is dat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door hem toegebrachte schade, aan verdachte opleggen de verplichting om aan de Staat een bedrag van EUR 37.613,72 (vide het vonnis van de civiele rechter d.d. 29 oktober 2003, HA ZA 03-513), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 752 dagen, te betalen ten behoeve van [bedrijf 9] zoals hierna in het dictum genoemd. Hoewel een gedeelte van de door [bedrijf 9] geleden schade gelegen is in door deze aan verdachte geleverde diensten, te weten de installatie van diverse computer- en telefoonapparatuur, is de rechtbank van oordeel dat ook deze schade rechtstreeks is geleden ten gevolge van het bewezenverklaarde strafbare feit: verdachte heeft computers en telefoonapparatuur bij [bedrijf 9] gekocht, doch deze apparatuur diende als vanzelfsprekend en ter uitvoering van dezelfde overeenkomst ook te worden geïnstalleerd.
Aldus bestaat er een samenhang die met zich brengt dat ook deze schade moet worden beschouwd als te zijn toegebracht door het bewezenverklaarde strafbare feit.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 321, 326a.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 en sub 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 21 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 7 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [eigenaar 4].
wijst de vordering toe;
veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [eigenaar 4], wonende aan de [adres], te betalen een bedrag van EUR 2.686,43;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2.686,43 subsidiair 53 dagen hechtenis ten behoeve van [eigenaar 4] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van [eigenaar 4] niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.686,43 ten behoeve van [eigenaar 4] daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan [eigenaar 4] te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan [eigenaar 4] is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van [eigenaar 4] komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door [eigenaar 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [bedrijf 6].
wijst de vordering toe;
veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [naam en adres bedrijf 6] te betalen een bedrag van EUR 1.016,26;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1016,26 subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van [bedrijf 6] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van [bedrijf 6] niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.016,26 ten behoeve van [bedrijf 6] daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan [bedrijf 6] te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan [bedrijf 6] is betaald, daarmee de verplichting tot betaling
van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 6] komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door van [bedrijf 6] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [bedrijf 9].
verklaart [bedrijf 9] niet ontvankelijk in haar vordering;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 37.613,72 subsidiair 752 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf 9], gevestigd aan de [adres bedrijf 9], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 37.613,72 ten behoeve van [bedrijf 9], daarmede de verplichting van verdachte welke voortvloeit uit het civiele vonnis van de Rechtbank Roermond d.d. 29 oktober 2003 (rolnummer HA ZA 03-513) om dit bedrag aan [bedrijf 9] te betalen, komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan [bedrijf 9] is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van [bedrijf 9] komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door [bedrijf 9] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. P.H.J. Frénay, F. Oelmeijer en C.A.F.M. Stassen, rechters, van wie mr. P.H.J. Frénay voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.H. Lie als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 juni 2004.