ECLI:NL:RBROE:2004:AQ3993

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
59218 / HA ZA 04-4
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verhuurder voor schade door hennepplantage en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 9 juni 2004 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een verhuurder voor schade die een stroomleverancier, Essent, heeft geleden als gevolg van een hennepplantage in een door de verhuurder verhuurd pand. De eiser, die eigenaar is van het pand, had een overeenkomst met Essent voor de levering van elektriciteit. Essent stelde dat de verhuurder aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit illegale elektriciteitsafname door de huurder van het pand. Essent beroept zich op haar algemene voorwaarden, maar de rechtbank oordeelt dat deze voorwaarden geen deel uitmaken van de overeenkomst, omdat Essent niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:233 BW met betrekking tot terhandstelling van de voorwaarden. De rechtbank concludeert dat de aansprakelijkheid van de verhuurder niet op de algemene voorwaarden is gebaseerd, maar op de algemene zorgplicht die op hem rust als houder van de stroomvoorziening. De rechtbank oordeelt dat de verhuurder zijn zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende toezicht te houden op de elektriciteitsvoorzieningen in het pand, wat heeft geleid tot de schade voor Essent. De schade wordt vastgesteld op € 5.105,09, maar de rechtbank wijst de vordering van de verhuurder tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af. De rechtbank compenseert de proceskosten en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

uitspraak: 9 juni 2004
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eiser:
[eiser],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. J.A. Bloo;
tegen:
gedaagde:
De besloten vennootschap ESSENT NETWERK LIMBURG B.V.,
gevestigd te 5993 SC Maasbree, Hagelkruisweg 2,
procureur: mr. O.J.H.M. van Eijndhoven.
Partijen worden aangeduid als:
eiser: [eiser];
gedaagde: Essent.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 17 december 2003 met bijlagen;
- het vonnis van deze rechtbank van 7 januari 2004;
- de akte uitlating en in het geding brengen van een stuk;
- de conclusie van antwoord;
- het vonnis van deze rechtbank van 10 maart 2004;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 april 2004 en de ten behoeve van die comparitie door partijen toegezonden stukken.
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
- [eiser] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [woonplaats], gemeente [plaatsnaam], bestaande uit een naast elkaar gelegen winkelpand en een daarvan afgescheiden garage;
- [eiser] heeft met Essent een overeenkomst gesloten terzake van levering van elektriciteit ten behoeve van vorenbedoelde onroerende zaak;
- de elektriciteitslevering vindt plaats via één hoofdkabel, die is aangesloten op de elektriciteitsmeter in het pand [adres];
- na de elektriciteitsmeter wordt de elektriciteitsvoorziening gesplitst ten behoeve van het winkelpand en de garage;
- in het winkelpand exploiteert [eiser] een dierenwinkel;
- de garage is door [eiser] met ingang van 1 juni 2002 als opslagruimte verhuurd aan de heer [[achternaam];
- op 26 november 2002 heeft de regiopolitie Limburg Noord in de door [achternaam] gehuurde garage een inval gedaan;
- de garage bleek ingericht te zijn als hennepkwekerij, op grond waarvan [eiser] de huurovereenkomst aan [achternaam] heeft opgezegd;
- Essent heeft gesteld dat van de elektriciteitsaansluiting de verzegeling van de aansluitkast is verbroken en vervangen door een illegale verzegeling, dat in de aansluitkast veiligheden vervangen zijn en dat een kabel buiten de elektriciteits-meter is aangesloten om de hennepplantage van elektriciteit te voorzien;
- Essent heeft [eiser] bij brief van 5 december 2002 aansprakelijk gesteld voor de daardoor geleden schade ad € 5.105,09;
- [eiser] heeft vorenbedoelde schade onder protest betaald.
3. Vordering en stellingen van [eiser]
[eiser] vordert Essent te veroordelen tot betaling van:
- het bedrag in hoofdsom van € 5.105,09;
- de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 12 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het bedrag van € 662,- terzake buitengerechtelijke incassokosten;
- de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
Essent heeft in haar brief van 5 december 2002 gesteld dat [eiser] als afnemer en eigenaar van het pand [adres] te [woonplaats] conform de algemene voorwaarden voor levering, aansluiting en transport van elektriciteit, verantwoordelijk is voor de bescherming van de componenten van de energieaansluiting in het pand. [eiser] betwist dat die algemene voorwaarden van toepassing zijn. Subsidiair blijkt uit die voorwaarden niet dat [eiser] verantwoordelijk is voor de bescherming van de componenten en evenmin dat [eiser] zich dient te onthouden van handelingen die een juiste registratie van het energieverbruik onmogelijk maken. Daarenboven is het niet [eiser] maar de huurder [achternaam] geweest die buiten medeweten en zonder toestemming van [eiser] de door Essent bedoelde handelingen heeft verricht. [eiser] heeft geen schade veroorzaakt en valt geen verwijt te maken. Tenslotte heeft [eiser] de door Essent gestelde schade betwist.
4. Verweer van Essent
Essent concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
Essent voert daartoe het volgende verweer.
Ingevolge de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is [eiser] aansprakelijk voor de schade die Essent heeft geleden als gevolg van de in het pand van [eiser] gevoerde hennepkwekerij. Zelfs indien de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, brengt de in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke zorgvuldigheid met zich mee dat [eiser] er zorg voor draagt dat met de door Essent aan hem ter beschikking gestelde zaken geen ongeoorloofde handelingen kunnen worden verricht waardoor Essent schade kan lijden. Dat de handelingen in het onderhavige geval door een derde zijn verricht doet aan de zorgplicht van [eiser] niets af.
5. Beoordeling van het geschil
Kern van het geschil is de vraag of [eiser] aansprakelijk is voor de schade die Essent stelt te hebben geleden als gevolg van de wijzigingen aan de aansluitkast van het pand van [eiser] en het verbruik van elektriciteit buiten de meter van die aansluiting om ten behoeve van een hennepkwekerij in het door [eiser] verhuurde deel van dat pand.
Essent beroept zich voor wat betreft die aansprakelijkheid vooreerst op de door haar gehanteerde algemene voorwaarden. [eiser] heeft uitdrukkelijk betwist dat die algemene voorwaarden van toepassing zijn.
Vast staat – zijnde enerzijds gesteld en anderzijds erkend – dat [eiser] telefonisch bij Essent heeft gemeld dat hij vanaf augustus 2001 als gebruiker geregistreerd wenst te worden voor het betreffende pand. Vast staat dat de aanmelding nadien niet door Essent schriftelijk is bevestigd en dat Essent tijdens de telefonische aanmelding niet heeft verwezen naar haar algemene voorwaarden. Vanaf de telefonische aanmelding zijn aan [eiser] de maandelijkse voorschotnota’s toegezonden. Ook op die voorschotnota’s wordt niet verwezen naar de door Essent gehanteerde algemene voorwaarden.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door Essent gehanteerde algemene voorwaarden geen deel uitmaken van de overeenkomst met [eiser].
De stelling van Essent dat zowel op de kaart, waarop de meterstanden doorgegeven dienen te worden, als op de jaarafrekening wordt verwezen naar de algemene voorwaarden doet aan het vorenstaande niets af. Vast staat immers dat deze kaart en jaarafrekening eerst in februari/maart 2002 (derhalve geruime tijd nadat de overeenkomst tot stand was gekomen) aan [eiser] zijn toegezonden.
Bovendien is met de enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden niet voldaan aan het vereiste dat de algemene voorwaarden aan de wederpartij ter hand gesteld dienen te worden (artikel 6:233 BW). Gesteld noch gebleken is dat de door Essent gehanteerde algemene voorwaarden dermate omvangrijk zijn dat deze om die reden niet ter hand zouden hoeven te worden gesteld. Op grond van het vorenstaande – het niet ter hand stellen – kan ook de stelling van Essent dat het een feit van algemene bekendheid is dat nutsbedrijven algemene voorwaarden hanteren haar naar het oordeel van de rechtbank niet baten.
De stelling van Essent dat [eiser] op eenvoudige wijze kennis had kunnen nemen van de algemene voorwaarden via de internetsite van Essent wordt door de rechtbank gepasseerd, nu door [eiser] is gesteld – en door Essent is erkend – dat die site geen rechtstreekse verwijzing (link) naar die voorwaarden bevat, terwijl Essent niet heeft kunnen aangeven hoe haar algemene voorwaarden op internet opgeroepen kunnen worden.
Essent heeft de aansprakelijkheid van [eiser] voor de door haar geleden schade subsidiair gegrond op de op [eiser] rustende zorgplicht. Door Essent is daartoe aangevoerd dat zij aan [eiser] zaken ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de overeenkomst tot levering van elektriciteit aan het aan [eiser] in eigendom toebehorende pand. [eiser] heeft verweer gevoerd en gesteld dat niet hij maar zijn huurder de schade heeft veroorzaakt en dat er zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die voor hem als eigenaar van het pand een bijzondere zorgplicht in het leven hebben geroepen.
Deze verweren treffen naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Vast staat dat de elektriciteitsvoorzieningen op diens aanvraag aan [eiser] als eigenaar van het pand ter beschikking zijn gesteld. Als zodanig rust er op [eiser] dan ook een zorgplicht ten aanzien van die zaken. Zeker nadat [eiser] een deel van zijn pand aan een derde had verhuurd en de huurder niet de beschikking kreeg over een eigen elektriciteitsaansluiting met meterkast, maar gebruik ging maken van de reeds aan [eiser] beschikbaar gestelde voorzieningen had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [eiser] gelegen om die voorzieningen regelmatig te inspecteren en te controleren. [eiser] heeft zulks kennelijk nagelaten. De enkele stelling van [eiser] dat de meterkast afgesloten was en de huurder niet over een sleutel van die kast beschikte doet naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niets af.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [eiser] zijn zorgplicht jegens Essent heeft geschonden. Daardoor heeft hij jegens Essent onrechtmatig (immers in strijd met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid) gehandeld en is hij aansprakelijk voor de door Essent ten gevolge van dat handelen geleden schade.
Essent heeft die schade berekend op een bedrag van € 5.105,09. De hoogte van de schade is door [eiser] uitdrukkelijk weersproken. De rechtbank zal de ver-schillende door Essent genoemde kostenposten afzonderlijk in ogenschouw nemen.
Door Essent is niet dan wel niet genoegzaam weersproken gesteld dat bij de berekening van de buiten de meter om gebruikte hoeveelheid elektriciteit is uitgegaan van de meest gunstige groeiomstandigheden, hetgeen neerkomt op een berekening op basis van de - voor de fase van de groei waarin de aangetroffen planten zich bevinden en de aangetroffen apparatuur – ten minste vereiste hoeveelheid energie. Nu tegen die berekening voor het overige geen gemotiveerd verweer is gevoerd, zal de rechtbank van die berekening uitgaan.
Door Essent is per kWh een tarief van € 0,1796 gehanteerd. Ter gelegenheid van de comparitie is door Essent uiteengezet dat dit tarief – dat hoger is dan het tarief dat door de verkooporganisatie Essent Retail bij reguliere afname via de meter wordt gehanteerd – is berekend op basis van de schade die Essent als leverancier van de elektriciteit daadwerkelijk heeft geleden en is samengesteld uit een aantal schadecomponenten. Tegen deze schadeberekening is door [eiser] geen (gemotiveerd) verweer gevoerd, zodat de rechtbank van die berekening zal uitgaan.
De kosten van het in opdracht van [eiser] herstellen van de (na de ontdekking van de fraude afgesloten) aansluiting, de behandelingskosten, de kosten van het ongedaan maken van de verzwaring (van 25 ampère naar 80 ampère) en de kosten van het opnieuw verzegelen van de meterkast zijn door [eiser] niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken, zodat ook die kosten verschuldigd zijn.
Essent heeft tenslotte aangevoerd dat [eiser] een boete verschuldigd is. Nu die boete echter is gebaseerd op de door Essent gehanteerde algemene voorwaarden en hiervóór is geoordeeld dat die voorwaarden geen deel uitmaken van de overeenkomst met [eiser], komt de grondslag aan de betaling van deze post te ontvallen.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat van de door [eiser] onder protest betaalde schadevergoeding alleen de boete ad € 135,= onverschuldigd is betaald. De vordering van [eiser] zal derhalve voor dat bedrag worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
[eiser] heeft betaling van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Gesteld noch gebleken is echter dat er sprake is van werkzaamheden die het karakter van voorbereiding van de onderhavige procedure te buiten zijn gegaan: bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende – buitengerechtelijke – kosten moet het immers gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
Nu [eiser] ter gelegenheid van de comparitie heeft gesteld dat de factuur van Essent op of omstreeks 23 januari 2003 heeft betaald, acht de rechtbank de gevorderde rente over het onverschuldigd betaalde deel van die factuur vanaf die datum toewijsbaar.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
veroordeelt Essent om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [eiser] een bedrag van € 135,=, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en op de openbare civiele terechtzitting van 9 juni 2004 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: mva