ECLI:NL:RBROE:2004:154

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
5 april 2004
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
04/050962-03
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord met sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 6 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn echtgenote. De feiten van de zaak dateren van de periode van 29 tot en met 30 oktober 2003, toen de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade zijn vrouw van het leven beroofde door haar meer dan honderd keer met een mes te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat werd bevestigd door rapportages van een psychiater en een klinisch psycholoog. Ondanks de ernst van het feit, oordeelde de rechtbank dat er termen aanwezig waren om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan gebruikelijk zou zijn voor moord. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar op, zonder terbeschikkingstelling, omdat deze maatregel niet noodzakelijk werd geacht voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het mes, dat als moordwapen was gebruikt, bevolen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND

Parketnummer :
04/050962-03
Uitspraak d.d. :
6 april 2004
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam :
[verdachte]
voornamen :
[voornaam verdachte]
geboren op : [geboortegegevens verdachte] te [geboortegegevens verdachte]
adres : [straatnaam]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Vught - Nw Vosseveld 2 IBA/BZA, Lunettenlaan 501 Vught.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de
terechtzitting van 23 maart 2004.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2003 tot en met 30 oktober 2003
in de gemeente Roermond, opzettelijk en met voorbedachten rade (zijn echtgenote) [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg deze [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] met een mes in het hoofd en/of de hals en/of de nek en/of de schouders en/of de rug en/of de rechterflank te steken en/of te snijden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] is overleden;
(Artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2003 tot en met 30 oktober 2003
in de gemeente Roermond, opzettelijk (zijn echtgenote) [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet deze [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] met een mes in het hoofd en/of de hals en/of de nek en/of de schouders en/of de rug en/of de rechterflank te steken en/of te snijden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] is overleden.
(Artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De geldigheid van de dagvaarding

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.

4.De bevoegdheid van de rechtbank

Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.

6.Schorsing der vervolging

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 29 oktober 2003 tot en met 30 oktober 2003
in de gemeente Roermond, opzettelijk en met voorbedachten rade (zijn echtgenote) [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg deze [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] met een mes in het hoofd en
/ofde hals en
/ofde nek en
/ofde schouders en
/ofde rug en
/ofde rechterflank te steken en/of te snijden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] of [naam slachtoffer] is overleden.

8.Het bewijs

De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1
De bewijsmiddelen
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
8.2
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er geen sprake is van handelen met voorbedachten rade, nu verdachte te kennen geeft in blinde woede te hebben gehandeld.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte en het slachtoffer hebben in de woonkamer op de benedenverdieping ruzie gemaakt. Het slachtoffer is na de ruzie naar de slaapkamer, op de bovenverdieping, gegaan. Verdachte is nog ongeveer 20 minuten in de woonkamer gebleven. Verdachte verklaart over hetgeen hierop volgt, op 30 oktober 2003 bij de politie: “Ik heb (…) besloten haar dood te maken en heb toen een mes gepakt. (…) Dit mes lag boven op de kast in de woonkamer. (…) Ik heb het mes opengeklapt terwijl ik mij nog in de woonkamer bevond.” Hierna is verdachte via de hal en de trap naar boven gegaan en is hij naar de slaapkamer gelopen. Op de overloop heeft verdachte het licht uitgemaakt. In bovengenoemde verklaring bij de politie zegt verdachte over deze handeling het navolgende: ” Ik heb het licht uitgedaan omdat ik mijn vrouw wilde doodmaken.” Voorts stelt verdachte in deze zelfde verklaring: “Voor het steken had ik de dekens van haar afgetrokken.” Vervolgens steekt en/of snijdt de verdachte zijn vrouw meer dan honderd keer op verschillende plaatsen in haar hoofd en lichaam.
In casu is derhalve sprake van een zeker tijdsverloop tussen de beslissing van de verdachte om het slachtoffer dood te maken en de daadwerkelijke handelingen die de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt. In deze tijd heeft verdachte welbewust handelingen verricht met het oog op de uitvoering van zijn voornemen om zijn echtgenote van het leven te beroven. Voorts moet ook met het toebrengen van de meer dan honderd steken de nodige tijd gemoeid geweest zijn. In plaats van te stoppen is verdachte doorgegaan met het toebrengen van de messteken aan het slachtoffer.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van voorbedachten rade.

9.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
moord.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De strafbaarheid van verdachte

Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Zowel [naam psychiater] , psychiater, als [naam klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog, komen in hun rapportage d.d. 15 respectievelijk 16 maart 2004 tot de conclusie dat verdachte kan worden beschouwd als sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Zij zijn van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die beschreven kan worden als een depressie met psychotische kenmerken (waanvorm met ontrouw als thema).
De gedragingen en gedragskeuzen van verdachte werden ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde in sterke mate bepaald door deze psychotische depressie. Verdachte was echter niet volledig stuurloos. Hij beschikte nog over een deel van de hem ter beschikking staande sturingsmogelijkheden voor zijn gedrag, hetgeen volgens de deskundigen onder meer blijkt uit de omstandigheid dat verdachte na het doden van zijn echtgenote nog in staat was te gaan douchen en voorts in staat was om bij de politie te verklaren dat hij zijn echtgenote betrapt zou hebben met een andere man (hetgeen niet strookt met de werkelijke gang van zaken).
De rechtbank neemt vorenstaande conclusie over en is van oordeel dat deze onderliggende problematiek (te weten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische depressie) heeft geleid tot het plegen van het onderhavige specifieke delict en dat verdachte ten deze als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het hierboven bewezenverklaarde feit verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.

11.De straffen en/of maatregelen

11.1
De algemene overwegingen
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2
De bijzondere overwegingen
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 23 maart 2004 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze te hoog is. Daarnaast is de raadsvrouw van mening dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet kan worden opgelegd, nu niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ermee rekening gehouden dat verdachte zijn echtgenote op een gruwelijke wijze van het leven heeft beroofd. Gelet op de vele verwondingen aan haar armen, heeft het slachtoffer nog getracht zich te verweren, hetgeen haar helaas niet is gelukt.
Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer een goede echtgenote en lieve moeder was, die zich meer en meer zorgen maakte over het vreemde gedrag van haar echtgenoot. Door het doden van zijn echtgenote heeft verdachte niet alleen hun beider kinderen, van bijna 8 en 6 jaar oud, hun moeder ontnomen, maar ook zullen deze kinderen moeten leven met het besef dat juist hun vader hun moeder op gruwelijke wijze heeft gedood.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder is veroordeeld.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting en zoals die zijn vermeld in de over verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
  • het rapport d.d. 15 maart 2004 van [naam psychiater] , psychiater;
  • het rapport d.d. 16 maart 2004 van [naam klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog;
  • het voorlichtingsrapport d.d. 27 januari 2004 van [reclasseringsmedewerker] van de Reclassering Nederland.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
Alhoewel de rechtbank in verband met de ernst van het feit een zeer lange gevangenisstraf passend acht, vindt de rechtbank, gelet op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte termen aanwezig om aan hem een aanzienlijk lagere gevangenisstraf op te leggen.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de dubbelrapportage blijkt dat de deskundigen concluderen dat de recidivekans beperkt is, zelfs indien verdachte zich zou onttrekken aan een op zichzelf geïndiceerde medicamenteuze behandeling. Daarbij wordt opgemerkt dat wordt verwacht dat een klinische behandeling van verdachte geen toegevoegde waarde zal hebben met betrekking tot de vermindering van de -toch al beperkte- recidivekans. Zij onthouden zich derhalve van een TBS advies.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Nu de maatregel van terbeschikkingstelling derhalve niet vereist is om de veiligheid van anderen, danwel de algemene veiligheid van personen te waarborgen, zal de rechtbank geen terbeschikkingstelling gelasten.
11.3
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
03-005544 1 1.00 STK Mes,
dient te worden verbeurdverklaard.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van dat voorwerp het feit is begaan.

12.Toepasselijke wetsartikelen

Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 27, 33, 33a, 289.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd:
03-005544 1 1.00 STK Mes.
Vonnis gewezen door mrs. W.P.C.M. Bruinsma, M.J.A.G. van Baal en A.K. Kleine,
van wie mr. W.P.C.M. Bruinsma voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.F.M. Roelofs als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 april 2004.
RECHTBANK ROERMOND
Aanvulling van de bewijsmiddelen inzake het vonnis
in de zaak tegen
naam :
[verdachte]
voornamen :
[voornaam verdachte]
geboren op : [geboortegegevens verdachte]
te : [geboortegegevens verdachte]
adres : [straatnaam]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Vught - Nw Vosseveld 2 IBA/BZA, Lunettenlaan 501
Vught.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 maart 2004.
Deze verklaring houdt onder meer - zakelijk weergegeven - in:
Ik blijf bij de verklaringen die ik bij de politie heb afgelegd.
2. Het op de in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering weergegeven wijze opgemaakte proces-verbaal van [W.R.] en [R.R.] , d.d. 30 oktober 2003, weergegeven op de doorgenummerde bladzijden 118 tot en met 124, van het proces-verbaal dossiernummer PL2330/03-005544 is gevoegd, inhoudende de op 30 oktober 2003 afgelegde verklaring van verdachte.
Deze verklaring houdt onder meer - zakelijk weergegeven - in:
Ik heb mijn vrouw vermoord. Dit is gebeurd in de nacht van 29 op 30 oktober 2003. Ik heb ruzie gemaakt met mijn vrouw. Ik heb toen besloten haar dood te maken en heb toen een mes gepakt. Dit mes is een zakmes met een wit handvat. Het is een uitklapmes. Dit mes lag boven op de kast in de woonkamer. Op het moment dat ik het mes van de kast pakte, was het dicht. Ik heb het mes in mijn rechter broekzak gestoken, nadat ik het geopend had. Ik heb het mes opengeklapt terwijl ik mij nog in de woonkamer bevond. Ik ben direct daarna via de hal en de trap naar de bovenverdieping gegaan en ben naar onze slaapkamer gelopen. Mijn vrouw lag in bed. Zij kwam iets overeind. Ik vroeg haar waarom zij nog niet sliep. Ik heb vervolgens het licht op de overloop uitgemaakt. Ik heb het licht uitgedaan, omdat ik mijn vrouw wilde doodmaken. Ik sprong op het bed, boven op haar en ik heb haar met een mes gestoken.
Het mes heb ik, toen ik op de overloop het licht uit deed, met mijn rechterhand uit mijn broekzak gepakt. Toen ik boven op mijn vrouw sprong, had ik het mes nog steeds in mijn rechterhand. Ik heb mijn rechterhand opgeheven tot boven mijn hoofd. Ik heb haar toen opzettelijk met het mes overal gestoken. Ik heb haar meerdere keren met dat mes gestoken. Ik heb haar in de buik en in de nek gestoken. Voor het steken had ik de dekens van haar afgetrokken. Bij het steken heeft mijn vrouw geschreeuwd en heeft mij proberen tegen te houden door met haar handen tegen mijn lijf proberen te duwen. Ik stopte met steken omdat ik zag dat mijn vrouw dood was. Zij praatte en bewoog niet meer.
3. Het op de in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering weergegeven wijze opgemaakte proces-verbaal van [naam agent 1] , d.d. 03 november 2003, weergegeven op de doorgenummerde bladzijden 169 en 170 van het proces-verbaal dossiernummer PL2330/03-005544 is gevoegd, inhoudende het relaas van verrichtingen en/of bevindingen van de betreffende verbalisant.
Dit relaas houdt onder meer - zakelijk weergegeven - in:
Op 30 oktober 2003, [naam agent 1] , agent van politie in opdracht van de hulp officier van justitie [naam hulp officier] , om 14.50 uur vanaf de plaats delict, [straatnaam] te Roermond het stoffelijk overschot van:
[naam slachtoffer] e/v [verdachte] , [naam slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , gewoond hebbende te Roermond, [straatnaam]
Het transport begeleid naar het mortuarium te Roermond alwaar wij om 15.10 uur aankwamen. Hier werd het stoffelijk overschot geplaatst in de schouwplaats kamer nummer 160.012.
In mijn bijzijn werd dit stoffelijk overschot om 16.40 uur door:
arts: [naam arts]
en assistenten: [naam assistenten] en [naam assistenten]
in samenwerking met de collega’s van de technische recherche onderworpen aan een uitwendige schouw.
Deze eindigde om 17.35 uur, waarna het stoffelijk overschot in een afgesloten koelruimte werd achtergelaten. De sleutel werd in mijn beheer gehouden.
Op vrijdag 31 oktober 2003 om 06.30 uur werd in mijn bijzijn en in opdracht van officier van justitie [naam officier] het stoffelijk overschot overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk, alwaar het stoffelijk overschot werd onderzocht.
4. een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Rijswijk, zaaknummer 03-552/I085F06, d.d. 04 november 2003, opgemaakt door de beëdigd deskundige [naam arts en patholoog] , arts en patholoog, betreffende het verslag van de in- en uitwendige schouw van [naam slachtoffer] .
Dit rapport houdt zakelijk weergegeven het volgende in:
op 31 oktober 2003 heeft ondergetekende, ingevolge opdracht van de Officier
van Justitie te Roermond, als beëdigd deskundige, in het Nederlands Forensisch
Instituut te Rijswijk ZH, de uit- en inwendige schouwing verricht van het lijk van
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , Joegoslavië, teneinde na
te gaan de oorzaak van diens dood.
Het lijk van [naam slachtoffer] voornoemd werd mij, deskundige, aangewezen en daarna
overhandigd door [naam agent 2] en [naam agent 1] , beiden van de regiopolitie
Limburg Noord.
Conclusie:
[naam slachtoffer] , oud 30 jaren, had zeer vele steek-snijverwondingen opgelopen, met beschadiging van onder meer het ruggenmerg, de rechterlong en de rechter
inwendige halsslagader. Het oplopen van de steek-snijverwondingen heeft de
dood tot gevolg gehad.
Aangevuld door de rechtbank en ondertekend door de voorzitter.
Datum: mr. W.P.C.M. Bruinsma