ECLI:NL:RBROE:2003:AN9385

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
26 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/060062.03
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kostenvergoeding raadsman na vrijspraak

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 26 november 2003 uitspraak gedaan over een verzoek tot kostenvergoeding voor rechtsbijstand na een vrijspraak. De verzoeker, die eerder was vrijgesproken door de politierechter op 5 juni 2003, had een toevoeging aangevraagd voor rechtsbijstand, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet verplicht was deze toevoeging te gebruiken. De rechtbank overwoog dat het in strijd met het wettelijk systeem zou zijn om pas na afloop van de strafprocedure te kiezen voor een vergoeding op basis van een verleende toevoeging. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand af, omdat de verzoeker de toevoeging niet had geretourneerd en deze als voorwaardelijk had aangewend, wat niet is toegestaan in strafzaken. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker niet had afgezien van de aanspraak op kosteloze rechtsbijstand en dat de toevoeging afhankelijk was van de uitkomst van de strafzaak, wat in strijd was met de wetgeving. De rechtbank kende wel een vergoeding toe voor het indienen van het verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, maar stelde deze vast op een bedrag van EUR 50,00, in plaats van de standaardvergoeding van EUR 275,00, omdat dit onevenredig hoog werd geacht. De rechtbank besloot dat de vergoeding ten laste van de Staat zou komen en dat de uitbetaling zou geschieden door de griffier van de rechtbank.

Uitspraak

Parketnummer: 060062-03
Kenmerk : 03/297
B E S C H I K K I N G
van de rechtbank Roermond, op het verzoekschrift van de gewezen verdachte:
naam : [achternaam]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. J. Nederlof te Venlo.
Het verzoekschrift houdt in een verzoek tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat terzake van door [achternaam] voornoemd gemaakte kosten voor rechtsbijstand, reis- en verblijfkosten en de kosten teneinde het onderhavige verzoek op te stellen in de strafzaak met bovenvermeld parketnummer. De rechtbank verwijst naar de inhoud van dat verzoekschrift.
De rechtbank heeft op 12 november 2003 gehoord:
- de officier van justitie;
- de raadsman van verzoeker.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken.
Voormelde zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel nu verzoeker blijkens uitspraak van 05 juni 2003 van de politierechter te Roermond is vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, tegen welke uitspraak door de officier van justitie geen hoger beroep is ingesteld.
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand overweegt de rechtbank als volgt.
Desgevraagd heeft de raadsman van verzoeker medegedeeld dat aan verzoeker een toevoeging is verleend. Voorts deelt hij mede dat met zijn cliënt heeft afgesproken dat indien zijn cliënt zou worden vrijgesproken eerst getracht zou worden vergoeding van kosten via deze procedure te verkrijgen. Pas als dat niet zou lukken zou van de toevoeging gebruikt gemaakt worden. Onder verwijzing naar een uitspraak van het Hof 's-Hertogenbosch van 28 mei 2003, gepubliceerd in Nieuwsbrief Strafrecht 2003/293 is de raadsman van mening dat verzoeker niet gehouden was om gebruik te maken van de afgegeven toevoeging.
Dienaangaande overweegt de rechtbank dat verzoeker niet gehouden was destijds een toevoeging aan te vragen dan wel gebruik te maken van de toevoeging.
Verzoeker had de mogelijkheid om zelf zijn advocaat te kiezen of om met zijn toegevoegde advocaat de afspraak te maken dat geen gebruik zou worden gemaakt van de toevoeging waarbij de advocaat zich als gekozen raadsman zou kunnen
stellen.
Niet gebleken is echter dat verzoeker destijds reeds heeft afgezien van het gebruik van de toevoeging. Integendeel, de toevoeging is niet geretourneerd maar gebruikt als ware de toevoeging voorwaardelijk verleend als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de rechtsbijstand. Naar de heersende rechtsopvatting is het verlenen van een voorwaardelijke toevoeging in strafzaken echter niet mogelijk (vergelijk Hof Arnhem in NJ 2003/408).
Zou dit laatste in beginsel wél mogelijk zijn dan moet worden geconstateerd dat een dergelijke toevoeging niet is aangevraagd, noch dat werd voldaan aan de in genoemd artikel vermelde criteria, dat de 'rechtsbijstand betrekking heeft op een aanmerkelijk financieel belang of aannemelijk is dat de kosten van rechtsbijstand verhaald kunnen worden op een derde'.
Vaststaat dat zowel wanneer verzoekers rechtsbijstand wordt gefinancierd op basis van een toevoeging als wanneer de rechtbank het voorliggend verzoek zou toewijzen, de kosten ten laste komen van 's Rijks kas, waardoor geen sprake is van een derde partij als bedoeld in voornoemd artikel.
De omstandigheid dat verzoeker destijds niet kenbaar heeft afgezien van de aanspraak op kosteloze rechtsbijstand maar de toevoeging resultaatsgericht heeft aangewend, derhalve afhankelijk van de uitkomst van de strafzaak, moet, gelet op het vorenoverwogene, in strijd worden geacht met het streven van de wetgever naar kostenbeheersing en uniformiteit zoals dat blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet op de rechtsbijstand en de bijbehorende uitvoeringsregelingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voorliggend verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand niet voor
inwilliging in aanmerking komt. De situatie zoals bedoeld in de door de raadsman aangehaalde uitspraak van het Hof 's-Hertogenbosch doet zich in casu niet voor, nu in die zaak reeds vóór de zitting in de strafzaak de keuze was gemaakt om de toevoeging af te declareren tot aan de zitting en vanaf dat moment de raadsman tegen betaling rechtsbijstand te doen verlenen.
Nu het verzoek zal worden afgewezen zal de rechtbank geen vergoeding toekennen voor het indienen van dit verzoek.
Tegelijkertijd met het indienen van het onderhavige verzoek heeft verzoeker ook een verzoek ex artikel 89 Sv ingediend. Nu dit verzoek strekt tot een toekenning van Euro 105,--, welk verzoek de rechtbank (in een aparte beschikking) gedeeltelijk toewijst tot een bedrag van Euro 70,--, acht de rechtbank het toekennen van de standaard vergoeding voor het indienen van dergelijke verzoeken van Euro 275,-- onevenredig. De rechtbank stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op Euro 50,--.
Gelet op artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering;
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
stelt het bedrag van de aan verzoeker [achternaam] voornoemd toekomende vergoeding ten laste van de Staat vast op EUR 50,00 (inclusief 19% BTW) (zegge: vijftig euro);
verstaat dat de uitbetaling geschiedt door de griffier van deze rechtbank;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.A.G. van Baal, in tegenwoordigheid van mr. W.A.M. de Loo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2003.