ECLI:NL:RBROE:2003:AH9630
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verboden vangmiddel versus vergunning in de valkerij: de zaak van de havik
In deze zaak, behandeld door de economische politierechter mr. C.M.W. Nobis, stond de verdachte terecht voor het pogen te vangen van een havik, een beschermde vogel, op 28 februari 2002 in de gemeente Kessel. De verdachte had een vangkooi opgesteld, wat in strijd is met de Vogelwet 1936 en het Vogelbesluit 1994. De politierechter oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend had bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, maar dat het bewezenverklaarde feit geen strafbaar feit opleverde omdat de verdachte een vergunning had voor het terugvangen van havikken. De vergunning, die geldig was van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2002, gaf de verdachte het recht om één of meer havikken terug te vangen, maar regelde niet welke middelen of methoden daarvoor gebruikt mochten worden.
De rechter overwoog dat de wetgever bij de wijziging van de Vogelwet 1936 bij het terugvangen van ontsnapte jachtvogels geen specifieke middelen had voorgeschreven. De verdachte had geprobeerd zijn ontsnapte havik terug te vangen met een vangkooi, wat gebruikelijk is in de valkerij. De rechter concludeerde dat het gebruik van de vangkooi niet in strijd was met de geest van de wet, aangezien de verdachte niet de intentie had om andere beschermde vogels te vangen en de vangkooi op zijn eigen perceel was geplaatst.
Uiteindelijk sprak de rechter de verdachte vrij van alle rechtsvervolging en gelastte de teruggave van de in beslag genomen vangkooi. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke regelgeving omtrent de methoden voor het vangen van beschermde vogels en de interpretatie van vergunningen in de valkerij.