ECLI:NL:RBROE:2002:AE6667

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
15 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
44166 / HA ZA 01-324
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.F.M. Schrickx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vorderingen van eisers tegen gedaagden met betrekking tot gebreken aan onroerend goed

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 15 augustus 2002 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers en gedaagden. De eisers, vertegenwoordigd door hun procureurs, hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagden met betrekking tot gebreken aan een onroerend goed dat zij hadden aangeschaft. De rechtbank heeft in haar vonnis de inhoud van het procesdossier en de argumenten van beide partijen besproken. De gedaagden hebben een beroep gedaan op de vervaltermijn van artikel 7:23 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat de koper geen beroep kan doen op non-conformiteit indien hij de verkoper niet binnen bekwame tijd op de hoogte stelt van de gebreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn tussen het ontdekken van de gebreken en de kennisgeving aan de gedaagden ongeveer drie maanden bedroeg. Dit tijdsverloop werd door de rechtbank als 'binnen bekwame tijd' aangemerkt, gezien de omstandigheden waaronder de eisers verkeerden, waaronder complicaties tijdens de zwangerschap van een van de eisers.

De rechtbank heeft echter ook overwogen dat de eisers niet tijdig hebben gehandeld, aangezien zij in september 2000 al op de hoogte waren van de gebreken en de gedaagden niet onmiddellijk hebben geïnformeerd. De rechtbank heeft het beroep van eisers op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid afgewezen, omdat dit niet van toepassing was op de vervaltermijn die voortvloeit uit de wet. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op een totaal van € 2.032,40, inclusief griffierechten en salaris voor de procureur.

Uitspraak

Uitspraak: 15 augustus 2002
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eisers:
1. [S.B.],
1. [S.],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. J.A. Bloo;
tegen:
gedaagden:
1. [J.B.],
1. [D.],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. H.E.P. van Geelkerken.
Partijen worden aangeduid als:
eiseres: [eisers];
gedaagde: [gedaagden].
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de processtukken als vermeld in het tussenvonnis van 31 januari 2002;
- de nadere conclusie met bijlagen van [eisers];
- de nadere conclusie met bijlage van [gedaagden].
2. de nadere toelichting van [eisers]
2.1 Bij nadere conclusie hebben [eisers] een nadere toelichting gegeven ondermeer op het beroep van [gedaagden] op de vervaltermijn van artikel 7:23 BW. Deze toelichting houdt het volgende in.
2.2 Toen per 1 augustus 2000 de levering had plaatsgevonden waren [eisers] vrij om met de woning om te gaan zoals zij wensten. Zij zijn met behulp van de heer S., N. en L. direct begonnen met het verwijderen van de dakpannen.
Dit was de eerste klus die werd aangepakt. Deze klus heeft tot circa midden augustus 2000 geduurd. Vervolgens hebben [eisers] gedurende enkele dagen in de tweede helft van augustus het dakbeschot van het dak verwijderd. Na deze werkzaamheden bleek dat enkele houten gordingen vergaan waren. Toen zij dit nader onderzochten bleek [eisers] - omstreeks eind augustus 2000 - dat dakspanten en vloerbalken van de eerste verdieping sterk waren aangetast door boktor en licht door houtworm. Tevens brak eind augustus 2000 de leuning van de trap die in de woning naar de eerste verdieping voerde, geheel door. Ook deze - houten - trap bleek te zijn aangetast door boktor.
Tijdens de renovering van de keuken, waarmee begin september 2000 werd begonnen, werd de elektrische bedrading nader onderzocht en bleek dat deze bedrading op veel plaatsen slechts was geïsoleerd met - veelal half vergane - stoffen isolatie. Dit was aanvankelijk niet kenbaar daar de bedrading op alle plaatsen waar deze door de woonruimte liep en zichtbaar was, in moderne plastic pvc-buizen was gelegd of was voorzien van moderne plastic isolatie. Daar waar de bedrading achter schrootjeswanden of -plafonds liep, lag de bedrading met oude stoffen isolatie in metalen buizen, hetgeen levensgevaarlijk is.
Toen eveneens begin september 2000 de gehele dakbedekking van het dak was verwijderd, werd bemerkt dat achter de spaanplaten betimmering van de zijgevel van onderhavige woning met de buurwoning, een dakspant gemeenschappelijk was, waardoor het aanbrengen van een noodspant en een woningscheidende wand noodzakelijk bleek om het dak te kunnen vervangen.
De twee binnenmuren vielen in september 2000 om.
De noodzaak van een bouwvergunning en architectenwerkzaamheden bleek na gesprekken met de gemeente die op 29 en 31 augustus 2000 hebben plaatsgevonden.
De noodzakelijkheid van een nieuwe aansluiting voor gas- en elektriciteit bleek [eisers] begin oktober 2000. Nadat zij hiervoor bij Essent een aanvraag deden, ontvingen zij terzake direct de nota d.d. 4 oktober 2000.
Uit voormeld overzicht blijkt dat de eerste gebreken eind augustus 2000/begin september 2000 aan het licht kwamen. Circa drie maanden later, 8 december 2000, zijn [gedaagden] hiervan in kennis gesteld. Dit tijdsverloop bedraagt derhalve
circa drie maanden en wordt veroorzaakt doordat [eisers] bij het aan het licht komen van de eerste gebreken niet direct wilden klagen. Toen echter gaandeweg de maand september 2000 steeds meer gebreken aan het licht traden, was voor [eisers] in september de maat vol. Zij hebben vervolgens enige tijd nodig gehad om de gebreken te laten onderzoeken en de kosten ervan in beeld te krijgen en om zich te voorzien van en laten informeren door hun juridisch raadsman.
Deze periode is voorts langer gaan duren dan beoogd, vanwege complicaties die zich hebben voorgedaan bij de zwangerschap van mevrouw [S.] (eiseres sub 2) in de loop van de maanden oktober en november 2000. Begin oktober 2000 bleek zij namelijk zwanger te zijn van een tweeling. Een van de twee foetussen bleek vervolgens in een zeer slechte conditie te zijn. Daardoor werden vele onderzoeken aan de academische ziekenhuizen van Maastricht en Leuven noodzakelijk. Na een ziekenhuisopname in Leuven en een operatie aldaar op 1 december 2000, is vervolgens een baby'tje overleden. Het andere baby'tje is later gezond geboren. Door deze omstandigheid waren [eisers] veelvuldig onderweg naar voornoemde ziekenhuizen en hebben zij zich lange tijd met hun gedachten uitsluitend op de (complicaties bij de) zwangerschap kunnen richten. Emotioneel was de maand oktober 2000 dientengevolge voor hen een zeer zware tijd. Zij hadden die maand vaak geen tijd en/of energie om zich met de complicaties van de verbouwing van de onderhavige woning en de daarbij aan het licht getreden gebreken bezig te houden.
2.3 Het beroep van [gedaagden] op artikel 7:23 BW kan niet slagen. De termijn tussen het ontdekken van de gebreken en de eerste kennisgeving aan [gedaagden] bedraagt circa drie maanden. Dit tijdsverloop moet, zeker gezien voornoemde omstandigheden, en gezien het feit dat [eisers] particulieren zijn, worden aangemerkt als "binnen bekwame tijd" in de zin van artikel 7:23 BW.
2.4 Voor zover de rechtbank van mening zou zijn dat [eisers] niet binnen bekwame tijd [gedaagden] in kennis hebben gesteld, dient de werking van de bepaling van art. 7:23 BW opzij te worden gezet op grond van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 2 BW. De indringende privé-omstandigheden tijdens de zwangerschap van [eisers] rechtvaardigen het onderhavige tijdsverloop.
3. Verdere beoordeling van het geschil
3.1 Artikel 23 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek houdt een vervaltermijn in welke als volgt luidt:
De koper kan er geen beroep meer op doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven.
[gedaagden] hebben een beroep op deze vervaltermijn gedaan.
3.2 Bij tussenvonnis van 31 januari 2002 heeft de rechtbank [eisers] verzocht zich nader daaromtrent feitelijk uit te laten. [eisers] hebben zulks gedaan als hierboven onder 2 weergegeven. De rechtbank zal thans haar oordeel daarover uitspreken.
3.3 De door [eisers] gestelde gebreken zijn eind augustus 2000 / begin september 2000 aan het licht gekomen en hun raadsman heeft op 8 december 2000 een brief daarover doen uitgaan naar [gedaagden]. De termijn tussen ontdekken en kennisgeven is derhalve drie maanden of zoveel meer als eerdere ontdekking heeft plaatsgevonden.
Heeft deze kennisgeving plaatsgevonden "binnen bekwame tijd" nadat [eisers] de gestelde non-conformiteit hebben ontdekt?
De wetsbepaling is mede geschreven in het belang van [gedaagden] als verkopers. Zij moeten er op kunnen rekenen dat [eisers] met bekwame spoed onderzoeken en eveneens met spoed aan hen mededelen. Hoeveel tijd [eisers] ten dienst staat, moet dan ook naar de aard van de overeenkomst tussen partijen en de gebruiken worden beoordeeld, waarbij onder meer de behoefte aan enig beraad of enig onderzoek een rol kan spelen.
3.4 De persoonlijk betreffende omstandigheden aan de zijde van [eisers] - de complicaties die zich hebben voorgedaan bij de zwangerschap van mevrouw [S.] - kunnen in deze geen rol spelen. Enerzijds hebben [gedaagden] daarvan geen kennis gedragen en anderzijds hebben deze geen betrekking op de aard van de overeenkomst of de gebruiken.
3.5 [eisers] stellen voorts dat zij enige tijd nodig gehad hebben om de gebreken te laten onderzoeken en de kosten daarvan in beeld te krijgen.
Gelijk reeds onder 3.3 overwogen speelt de behoefte aan enig onderzoek een rol. Niet echter een onderzoek naar de kosten. [gedaagden] als verkopers hebben het recht hunnerzijds eveneens een onderzoek in te stellen om de aard van de gebreken te bezien en hun eventuele aansprakelijkheid te erkennen (of te ontkennen). Daarom moeten zij in een zo vroeg mogelijk stadium er bij betrokken worden, vandaar de eis van bekwame spoed. De mededeling van de gebreken had reeds in september 2000 kunnen gebeuren en had toen ook moeten gebeuren. [eisers] hebben derhalve geen bekwame spoed betracht.
3.6 [eisers] doen vervolgens een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als geformuleerd in artikel 6:248 lid 2 BW.
Dit beroep gaat reeds daarom niet op omdat in deze een beroep gedaan is op een verval termijn voortvloeiend uit de wet. De beperkende werking heeft betrekking op een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel.
3.7 De vorderingen van [eisers] dienen mitsdien te worden afgewezen.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
wijst af de vorderingen van [eisers];
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van [gedaagden], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 535,40 aan griffierechten,
€ 1.497,00 aan salaris ten behoeve van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en op de openbare civiele terechtzitting van 15 augustus 2002 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: as