ECLI:NL:RBROE:2002:AE6156
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M. Callemeijn
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie voor het jaar 2001
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 17 januari 2002 uitspraak gedaan in een beroep van [werkgever] BV tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie voor het jaar 2001. Eiseres, [werkgever] BV, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 november 2000, waarin de gedifferentieerde premie op 1,28% was vastgesteld. Dit percentage was gebaseerd op de WAO-uitkeringen die in 1999 aan (ex-)werknemers van eiseres waren betaald. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de toekenning van de WAO-uitkering aan een ex-werkneemster, mevrouw [werkneemster], en stelde dat de premiegevolgen van deze uitkering niet aan haar, maar aan de opvolgende werkgever moesten worden toegerekend.
De rechtbank oordeelde dat de toekenning van de WAO-uitkering aan mevrouw [werkneemster] formele rechtskracht had verkregen, aangezien tegen de eerdere uitspraak van 30 november 2000 geen hoger beroep was ingesteld. De rechtbank stelde vast dat de gedifferentieerde premie voor het jaar 2001 correct was berekend op basis van de WAO-uitkeringen die aan de ex-werknemer waren verstrekt. Eiseres voerde aan dat verweerder had gehandeld in strijd met de zorgvuldigheidseisen door onvoldoende reïntegratie-inspanningen te leveren voor mevrouw [werkneemster]. De rechtbank concludeerde echter dat de grieven van eiseres niet konden leiden tot gegrondheid van het beroep, omdat de toekenning van de WAO-uitkering aan mevrouw [werkneemster] niet onrechtmatig was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de beslissing van het UWV om de gedifferentieerde WAO-premie vast te stellen werd bevestigd. Eiseres werd in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na de uitspraak.