ECLI:NL:RBROE:2002:AD9606

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
28 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
48221 / KG ZA 02 - 4
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.F.M. Schrickx
  • A.G.T. Creemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in medisch dossier van overleden vader in kort geding

Op 28 februari 2002 heeft de Rechtbank Roermond uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, [eiser], vorderde om inzage te krijgen in het medisch dossier van zijn overleden vader en om kopieën van dat dossier te ontvangen. Eiser stelde dat hij recht had op deze informatie, maar het ziekenhuis betwistte de vordering. De voorzieningenrechter overwoog dat eiser niet had aangetoond welk persoonlijk belang hij had bij de afgifte van de ECG's van [mevrouw V.], en verklaarde hem niet-ontvankelijk in dat deel van de vordering. Wat betreft de inzage in het medisch dossier van zijn vader, oordeelde de rechter dat eiser niet voldoende had voldaan aan de substantiërings- en bewijsaandraagplicht. Eiser had pas op de zitting bijlagen overgelegd, terwijl het ziekenhuis al eerder had aangegeven dat het dossier ter inzage was gegeven. De rechter benadrukte dat in een kort geding snel duidelijkheid moet worden gegeven en dat eiser niet de kans kreeg om zijn verzuim te herstellen. De rechter vroeg zich ook af welk spoedeisend belang eiser had bij het kort geding, aangezien hij ook de beslissing van de bodemrechter had kunnen afwachten. Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelde hem in de proceskosten van het ziekenhuis, die op € 896,-- werden begroot.

Uitspraak

Uitspraak: 28 februari 2002.
V O N N I S
in kort geding van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eiser:
[eiser],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur: mr. H.J.J.M. van der Bruggen,
advocaat mr. F.T.I. Oey te Helmond;
tegen:
gedaagde:
de stichting voor medische en verpleegkundige zorgverlening Sint Jans Gasthuis,
gevestigd te 6001 BE Weert, Vogelsbleek 5,
advocaat: mr. H.W.P.B. Taminiau te Breda.
Partijen worden aangeduid als:
eiser: [eiser];
gedaagde: het ziekenhuis.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 15 januari 2002;
- de pleitnota's, die tijdens de mondelinge behandeling op de openbare zitting van 18 februari 2002 zijn overgelegd.
2. Vaststaande feiten
De rechter gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.
- op 9 juli 2000 werd de vader van [eiser] vervoerd naar het ziekenhuis vanwege hartklachten, alwaar hij werd opgenomen op de afdeling Intensive Care;
- op 11 juli 2000 werd de vader overgeplaatst naar de gewone afdeling;
- in de nacht van 11 op 12 juli is de vader teruggeplaatste naar de afdeling Intensive Care;
- op 13 juli 2000 is de vader wederom geplaatst op de gewone afdeling;
- vervolgens is de vader overgeplaatst naar het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven;
- op 11 augustus 2000 is de vader van [eiser] overleden.
3. Vordering en stellingen van [eiser]
[eiser] stelt en vordert overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, die aan dit vonnis is gehecht. [eiser] en zijn raadsman hebben op de zitting een nadere toelichting gegeven.
4. Verweer van het ziekenhuis
Het ziekenhuis heeft op de zitting het gevorderde bestreden, met het betoog zoals neergelegd in de pleitnotitie van haar raadsman.
5. Beoordeling van het geschil
[eiser] heeft in dit kort geding gevorderd het ziekenhuis op straffe van een dwangsom te veroordelen hem inzage te geven in het medisch dossier van zijn overleden vader en kopieën van dat dossier, alsmede de ECG's van [mevrouw V.] te [woonplaats], aan hem te verstrekken.
Gesteld noch gebleken is welk belang [eiser] persoonlijk heeft bij de afgifte van de ECG's van [mevrouw V.]. Bovendien is gesteld noch gebleken dat deze [mevrouw V.] een verzoek tot afgifte daarvan aan het ziekenhuis heeft gedaan dan wel dat op een dergelijk verzoek afwijzend is beslist. Aan een eventueel door [mevrouw V.] aan [eiser] verleende machtiging - die overigens niet is overgelegd en voor zover deze al zou strekken tot het instellen van de onderhavige vordering - dient dan ook voorbij te worden gegaan. [eiser] zal derhalve in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
Voor wat betreft de vordering tot inzage van het medisch dossier van zijn vader en het verstrekken van kopieën daarvan overweegt de rechter het volgende.
Van toepassing is het met ingang van 1 januari 1992 geldende procesrecht. Een van de doelstellingen van dit herziene procesrecht is te komen tot een snellere en efficiëntere geschillenbeslechting in dagvaardingszaken, waartoe ook een kort geding-procedure behoort. De wetgever verwacht van de rechter een actievere rol als het gaat om bevordering van het tot de kern komen en efficiënte beslechting van geschillen. Uitgangspunt daarbij is dat het geschil helder is, waardoor de kans op het bereiken van een minnelijke regeling toeneemt en - indien geen regeling wordt bereikt - (eind)vonnis kan worden gewezen. In het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn daartoe een aantal instrumenten aangedragen. In dit kort geding is voor wat [eiser] betreft met name de substantiërings- en bewijsaandraagplicht bij dagvaarding van belang. Deze houdt onder meer in dat [eiser]:
- de relevante en bekende feiten en rechtsgronden in de dagvaarding volledig en naar waarheid dient te aan te voeren;
- de stukken waarop hij zich beroept bij de dagvaarding moet voegen;
- in de dagvaarding melding moet maken van de (redelijkerwijs bekende en te verwachten) verweren van het ziekenhuis en de gronden daarvoor, alsmede een reactie daarop.
Vastgesteld kan worden dat [eiser] aan de substantiërings- en bewijsaandraagplicht niet dan wel onvoldoende heeft voldaan. Eerst bij de behandeling van dit kort geding wordt door [eiser] inzage verschaft in een groot aantal bijlagen, terwijl toch reeds geruime tijd bij hem bekend is dat het ziekenhuis zich op het standpunt stelt dat aan [eiser] het gehele dossier ter inzage is gegeven dan wel dat daarvan afschriften zijn verstrekt. Aangezien de onderhavige procedure een kort geding betreft, waarbij in beginsel op korte termijn duidelijkheid moet worden gegeven vanwege het spoedeisende karakter van een kort geding, ziet de rechter geen aanleiding om [eiser] alsnog toe te laten zijn verzuim te herstellen. In dat verband kan voorts de vraag worden gesteld welk spoedeisend belang [eiser] heeft bij het instellen van dit kort geding en niet de beslissing van de bodemrechter kan afwachten.
Ten overvloede wenst de rechter het navolgende op te merken.
Uitgangspunt is dat artikel 7:457 BW aan de medische hulpverlener een geheimhoudingsplicht oplegt jegens anderen dan de patiënt. Die plicht duurt voort na het overlijden van de patiënt. Onder "anderen" dan de patiënt als bedoeld in dit wetsartikel dienen ook te worden verstaan kinderen van de patiënt indien zij niet de belangen van de patiënt maar eigen belangen behartigen. In beginsel geldt derhalve voor het ziekenhuis tegenover [eiser] een geheimhoudingsplicht ten aanzien van verkregen informatie over de vader van [eiser].
Artikel 7:457 BW kent slechts een uitzondering op deze geheimhoudingsplicht, namelijk indien de patiënt tot het verstrekken van informatie toestemming geeft. [eiser] heeft in dit kort geding niet gesteld dat zijn vader die toestemming heeft gegeven noch omstandigheid gesteld waaruit een eventuele toestemming zou kunnen worden afgeleid. De hiervoor bedoelde uitzondering is derhalve niet van toepassing.
In het verlengde van deze uitzondering wordt in de parlementaire voorbereiding van de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst in het geval dat de patiënt, zoals na overlijden, niet in staat is zijn toestemming te geven, de veronderstelde toestemming aanvaard. Daaromtrent zijn evenwel geen concrete aanwijzingen aanwezig tot zulk een veronderstelde toestemming voor het geven van informatie door vader. Voor zover [eiser] van mening zou zijn dat in dat verband ook geen aanwijzingen bestaan dat hij die toestemming geweigerd zou hebben maakt dit niet anders en heeft niet tot gevolg dat die toestemming wel verondersteld kan worden.
Uit de behandeling ter zitting heeft de rechter begrepen dat het belang van [eiser] bij de door hem ingestelde vordering daarin is gelegen dat hij een vordering op het ziekenhuis meent te hebben en dat hij openbaarmaking van de gebeurtenissen met betrekking tot zijn vader op het internet beoogt. Dit belang van [eiser] levert naar het oordeel van rechter in ieder geval geen aanwijzing voor een veronderstelde toestemming van zijn vader op.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
B E S L I S S I N G
De voorzieningenrechter:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in de door hem ingestelde vorderingen;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van het St. Jans Gasthuis, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 193,-- aan griffierechten en
€ 703,-- aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx als voorzieningenrechter en door deze op de openbare civiele terechtzitting van 28 februari 2002 uitgesproken in aanwezigheid van A.G.T. Creemers als griffier.
Type: tc.