ECLI:NL:RBROE:2002:AD9022

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
31 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
46509 / HA ZA 01 - 711
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeplaatsstelling huurder van bedrijfsruimte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de kantonrechter te Roermond. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen [appellant] en Flits BVBA, waarbij [appellant] verzoekt om indeplaatsstelling van [Bar] als huurder van een bedrijfsruimte in Reuver. De rechtbank overweegt dat het Nederlandse recht van toepassing is op de huurovereenkomst, aangezien de bedrijfsruimte zich in Nederland bevindt. De grieven van [appellant] zijn gericht op de afwijzing van zijn verzoek door de kantonrechter, die oordeelde dat [appellant] zijn onderneming al had overgedragen aan [Bar] voordat hij de indeplaatsstelling verzocht. De rechtbank vraagt zich af of er een vennootschap onder firma bestond tussen [appellant] en [Set], en of Flits hiervan op de hoogte was. De rechtbank oordeelt dat partijen persoonlijk ter zitting moeten verschijnen om de zaak verder toe te lichten, met name over de vennootschapsrechtelijke aspecten van de zaak. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar een zitting op 14 februari 2002.

Uitspraak

Uitspraak: 31 januari 2002
V O N N I S
I N H O G E R B E R O E P
van de Rechtbank Roermond
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats], [adres],
procureur mr. A.M.A. Kok-Verheijde;
appellant;
tegen:
FLITS BVBA,
gevestigd te 3600 Genk (België), Henry Fordlaan 20,
procureur mr. J.H. van Seters,
geïntimeerde.
Partijen worden aangeduid als:
appellant: [appellant]
geïntimeerde: Flits
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de processtukken van eerste aanleg.
- het vonnis van de kantonrechter te Roermond op 28 augustus 2001 gewezen in de
procedure tussen [appellant] als eiser, thans appellant en Flits als gedaagde, thans
geïntimeerde;
- het exploot van dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met bijlagen;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel met bijlagen;
- memorie van antwoord in het incidenteel appel met een bijlage.
2. Vordering in eerste aanleg van [appellant]
In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd:
Bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] zal worden gemachtigd om [Bar], [plaatsnaam], aan de [adres], in zijn plaats te stellen als huurder van de bedrijfsruimte zijnde een Italiaans restaurant c.q. pizzeria, gelegen aan het [adres] te [plaatsnaam], met veroordeling van Flits in de kosten van dit geding, waaronder begrepen noodzakelijke reis- en verblijfskosten en verletkosten van [appellant] en het salaris en de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van [appellant].
3. Procedure in hoger beroep
[appellant] heeft de navolgende grieven, voorzien van een toelichting, tegen het vonnis van de kantonrechter gericht.
grief 1
Ten onrechte heeft de Kantonrechter geoordeeld dat, gelet op de stukken en het
verhandelde ter comparitie, afdoende is komen vast te staan, dat [appellant] reeds eind 2000 zijn onderneming aan [Bar] heeft overgedragen en de onderneming sedertdien door [Bar] in het gehuurde wordt geëxploiteerd en ten onrechte is geoordeeld dat ter gelegenheid van de onderhavige procedure de inschrijving in het handelsregister met betrekking tot de VOF pizzeria La Venetia weer is gewijzigd.
grief 2
Ten onrechte is door de Kantonrechter geoordeeld dat in casu niet is gebleken van enige activiteit van [appellant] om tot huuroverdracht te geraken in de periode december 2000 tot 4 mei 2001, de datum van de dagvaarding.
grief 3
Ten onrechte wijst de Kantonrechter de vordering van [appellant], inhoudende dat [appellant] zal worden gemachtigd om [Bar] in zijn plaats te stellen als huurder van de litigieuze bedrijfsruimte, af.
grief 4
Ten onrechte heeft de Kantonrechter [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Flits, tot aan de uitspraak begroot op ƒ 500,00.
Bij memorie van antwoord heeft Flits de grieven bestreden en geconcludeerd tot met veroordeling van [appellant] in de kosten. Flits heeft tevens incidenteel geappelleerd en daarbij 1 grief aangevoerd luidende:
Ten onrechte overweegt de kantonrechter "dat [appellant] ook zonder toestemming van [Set] een vordering tot indeplaatsstelling kan indienen. Toewijzing van een dergelijke vordering betekent dan echter wel dat de nieuwe huurder uitsluitend in de plaats van [appellant] wordt gesteld en [Set] derhalve (mede)huurder blijft".
4. Vaststaande feiten
Voor een juiste beoordeling van de zaak gaat de rechtbank uit van de volgende tussen partijen als onweersproken vaststaande feiten.
- Op 21 juli 1998 wordt tussen partijen een huurovereenkomst gesloten met Flits als verhuurder en [appellant] en [Set] als huurders ingaande 1 augustus 1998 en
lopend tot 31 juli 2003, met een verlenging tot een aansluitende periode van vijf
jaren tot 31 juli 2008, terzake van de onroerende zaak, bedrijfsruimte, gelegen te
[plaatsnaam], aan het [adres]. De bedrijfsruimte is
bestemd voor de uitoefening van een eetcafé - pizzeria - steakhouse onder de
handelsnaam Pizzeria la Venezia.
- [Set] treedt in eerste aanleg en in hoger beroep niet op als partij in de procedure.
- [appellant] stelt in de memorie van antwoord inzake het incidenteel appel dat [Set] geen exploitant is van de in het gehuurde gevestigde eetgelegenheid. [Set] zou Flits verzocht hebben de huurovereenkomst ten aanzien van hem te beëindigen (bijlage bij memorie van antwoord inzake het incidenteel appel). De reactie van Flits daarop is de rechtbank niet bekend. [appellant] stelt alleen dat Flits nimmer bezwaar heeft gemaakt.
- De exploitatie van de eetgelegenheid geschiedt in de vorm van een vennootschap onder firma, die is ingeschreven onder nummer 12038406 bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noord - en Midden - Limburg te Venlo (KvK) (jaarrekening boekjaar 1999 als bijlage bij dagvaarding in eerste aanleg). De jaarrekening is gezonden aan [appellant] en [Bar]. Van deze twee personen wordt het winstaandeel berekend.
- Uit het historisch uittreksel van dossiernummer 12038406 van de KvK blijkt dat de voren vermelde vennootschap onder firma is aangevangen op 1 april 1999 (bijlage 4 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg).
- Uit voren vermeld uittreksel blijkt ook dat de onderneming is voortgezet als eenmanszaak door [Bar] met ingang van 1 december 2000. Dit blijkt ook uit het uittreksel uit het handelsregister van de KvK van dossiernummer 12038406 (bijlage 2 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg)
- uit het uittreksel uit het handelsregister van de KvK van dossiernummer 12038406 blijkt dat de onderneming sinds 14 mei 2001 weer wordt gedreven door de vennootschap onder firma ([appellant] en [Bar]) (bijlage 5 bij de memorie van grieven).
- Uit de jaarrekening boekjaar 1999 blijkt dat de huurpenningen betaald worden door de vennootschap onder firma.
- Bij brief van 16 november 2000 verzoekt [appellant] aan Flits wijziging van de huurovereenkomst in die zin dat [Bar] in zijn plaats gesteld wordt (bijlage 7 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg).
- bij brief van 11 december 2000 antwoord de raadsman van Flits verzoekt Flits om nadere informatie en deelt mede dat een schriftelijke afstandsverklaring van [Set] verstrekt moet worden (bijlage 8 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg).
- Bij brief van 24 januari 2001 deelt de raadsman van Flits mede dat hij geen reactie heeft ontvangen en dat daarom voor de in de plaatsstelling geen toestemming wordt verleend (bijlage 9 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg).
- Bij brief van 20 april 2001 verzoekt [appellant] aan Flits zich binnen 5 dagen uit te laten omtrent de in de plaatsstelling (onweersproken tussen partijen).
5. Beoordeling van het geschil in het principaal appel
Vooraf overweegt de rechtbank het volgende. [appellant] woont in Nederland en Flits is gevestigd in België. Het voorwerp van de huurovereenkomst tussen partijen, de bedrijfsruimte, is gelegen te Reuver in Nederland. Om dit laatste is op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing het Nederlandse recht. Partijen zijn hier ook van uitgegaan.
De grieven van [appellant] hebben de strekking de vordering in haar geheel ter berechting aan de rechtbank voor te leggen.
Art. 7A:1635 B.W., dat ten deze van toepassing is, luidt als volgt:
1. De huurder die het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf aan een ander wenst over
te dragen, kan, ongeacht enig andersluidend beding, vorderen dat hij gemachtigd
wordt om die ander in zijn plaats als huurder te stellen.
2. De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met
dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder een
zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar
steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt
voor een richtige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke
bedrijfsvoering.
3. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last
opleggen.
Lid 1 van dit artikel spreekt van "wenst over te dragen". In de procedure in eerste aanleg ging het om beantwoording van de vraag of [appellant] eerst zijn onderneming heeft overgedragen en daarna de in de plaatsstelling heeft verzocht. De kantonrechter heeft de in de plaatsstelling afgewezen omdat de vordering daartoe dateerde van 4 mei 2001 (datum dagvaarding), terwijl reeds eind 2000 de onderneming aan [Bar] zou zijn overgedragen. Enige verdere motivering wordt door de kantonrechter niet gegeven.
In hoger beroep stelt [appellant] (en geeft aan dit ter zitting bij de kantonrechter reeds mondeling naar voren te hebben gebracht) dat hij ook na 1 december 2000 de onderneming is blijven exploiteren; dat hij voornemens was zijn aandeel in de vennootschap onder firma te verkopen aan zijn medevennoot [Bar] onder voorwaarde dat alsdan [Bar] huurder zou worden van het pand en dat dit tot heden niet is gerealiseerd weshalve de voorwaarde niet is ingetreden en aldus de verkoop nog niet heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het gewenst partijen persoonlijk ter zitting verschijnen om de zaak toe te lichten. De rechtbank acht een aantal aspecten van de zaak onvoldoende toegelicht. Zij zal deze hierna aanduiden.
Waar partijen geen enkele aandacht aan hebben besteed is de vennootschapsrechtelijke kant van de zaak.
Heeft tussen [appellant] en [Set] een vennootschap onder firma bestaan? Zo ja was Flits hiervan op de hoogte? Is het samenwerkingsverband tussen [appellant] en [Set] op schrift gesteld? Op welke wijze is hun samenwerking beëindigd?
Op 1 april 1999 is [appellant] een vennootschap onder firma aangegaan met [Bar]. Het gehuurde is wellicht tot het vennootschapsvermogen gaan behoren. De rechtbank vraagt zich af - en legt deze vraag ter beantwoording aan partijen voor - of dit niet reeds een overdracht in de zin van artikel 7A:1635 B.W. is. Flits heeft hiervan geen enkel punt gemaakt in deze procedure. Dit kan evenwel consequenties hebben. Kennelijk is het de bedoeling van [appellant] en [Bar] om deze vennootschap onder firma te beëindigen in die zin dat [appellant] als vennoot terug treedt en [Bar] de zaken van de vennootschap voortzet. Kan de vennootschapsakte overgelegd worden? Het is de vraag en de rechtbank verzoekt partijen deze te beantwoorden - of een voortzetting van de zaken van de vennootschap onder firma door [Bar] wel een overdracht is in de zin van artikel 7A-1635 B.W..
Kortom partijen dienen zich nader uit te laten over de vennootschapsrechtelijke aspecten van de zaak.
Partijen dienen hierbij aandacht te besteden aan de inhoud van het schrijven van 5 september 2001 van P.C. [K] (bijlage 6 bij memorie van grieven) luidende als volgt:
================================================================
Namens onze relatie, de heer [appellant] en de heer [Bar], h/o V.O.F. Pizzeria La Venezia, [adres], [plaatsnaam], delen wij U het volgende mede.
Onze relatie exploiteert de onderneming reeds sedert 1 april 1999.
In november 2000 hebben beide firmanten besloten dat de heer [appellant] zijn aandeel in de V.O.F. zal verkopen aan de andere vennoot, de heer [Bar].
Dit is geconcretiseerd per 1 december 2000, met de voorwaarde dat de heer [Bar] een huurcontract zou verkrijgen.
Gedurende de periode 1 december 2000 en 14 mei 2001 heeft de heer [appellant] zijn werkzaamheden als vennoot van de 'voormalige V.O.F. Pizzeria La Venezia gewoon
voortgezet. De heer [appellant] kwam regelmatig op ons kantoor in verband met de boekhouding etc van de onderneming te Reuver.
Omdat de omzetting van het huurcontract, op naam van de heer [appellant] en de heer [Set], op naam te verkrijgen van de heer [Bar] niet verliep zoals gewenst was, is de Vennootschap Onder Firma Pizzeria La Venezia op 14 mei 2001 wederom ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Roermond.
================================================================
6. Beoordeling van het geschil in het incidenteel appel
In het vonnis van 28 augustus 2001, waarvan beroep, heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
De kantonrechter verwerpt de stelling van Flits dat de onderhavige vordering niet kan
worden toegewezen alleen om reden dat niet vast staat dat medehuurder [Set] met de gewenste indeplaatsstelling akkoord is De kantonrechter is van oordeel dat
[appellant] ook zonder instemming van [Set] een vordering tot indeplaatsstelling kan indienen. Toewijzing van een dergelijke vordering betekent dan echter wel dat de nieuwe huurder uitsluitend in de plaats van [appellant] als huurder wordt gesteld en [Set] derhalve (mede)huurder blijft.
[appellant] en [Set] hebben een huurovereenkomst gesloten met Flits. Omtrent de onderlinge verhouding tussen [appellant] en [Set] is de rechtbank niets bekend. De rechtbank veronderstelt dat zij een samenwerkingsverband hadden. Hierover dient [appellant] zich ter zitting met betrouwbare bescheiden uit te laten.
Kennelijk is dit samenwerkingsverband beëindigd, immers op 19 maart 1999 (bijlage bij memorie van antwoord inzake het incidenteel appel) verzoekt [Set] bij brief aan Flits de met hem bestaande huurovereenkomst te beëindigen.
Flits heeft op de inhoud van dit schrijven nog niet kunnen reageren.
In de procedure gaat Flits er van uit dat [Set] nog steeds medehuurder is. Zou dit zo zijn dat zal de in de plaatsstelling van [Bar] in de plaats van [appellant] met zich brengen dat [Set] en [Bar] huurders zijn. [Set] en [Bar] zouden daardoor gedwongen kunnen worden samen te werken
Voor de gevorderde in de plaatsstelling is het dan ook noodzakelijk dat [Set] afstand doet van zijn huurrechten.
Alvorens een beslissing in deze te kunnen nemen dienen partijen de rechtbank te informeren over de positie van [Set] met name of hij nog huurder is (zie brief van 19 maart 1999) dan wel of hij afstand doet van zijn huurrechten.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
In hoger beroep
bepaalt dat partijen persoonlijk ter zitting dienen te verschijnen om de zaak nader toe te lichten met name wat betreft de aspecten, die hiervoor zijn aangegeven;
bepaalt dat dag en uur van deze zitting, die in het gerechtsgebouw te Roermond gehouden zal worden, aangewezen zal worden nadat partijen opgave hebben gedaan van de verhinderdata van henzelf en hun raadslieden;
verstaat dat deze zitting zal worden gehouden voor mr. A.F.M. Schrickx als rechter-commissaris;
verstaat dat in te dienen bijlagen uiterlijk twee voor de zittingsdatum binnen dienen te zijn;
verwijst de zaak naar de zitting van 14 februari 2002 voor opgave van de verhinderdata;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.F.M. Schrickx, O.M. de Lange en H.H. Dethmers ter openbare civiele terechtzitting van 31 januari 2002 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: as