ECLI:NL:RBROE:2001:AD4995

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
1 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40903/HAZA 00-723
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van uitvoerbaarverklaring van Duits vonnis inzake huurachterstand

Op 1 november 2001 heeft de Arrondissementsrechtbank te Roermond uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een opposant en twee geopposeerden. De opposant, vertegenwoordigd door procureur mr. P.G.M. Martens, heeft een vordering ingesteld tegen de geopposeerden, die onder andere een v.o.f. zijn. De zaak betreft een vordering tot vernietiging van een beschikking van de President van de rechtbank van 18 juli 2000, waarbij een Duits vonnis uitvoerbaar werd verklaard in Nederland. De opposant betwist de geldigheid van de betekening van de dagvaarding en stelt dat hij niet op de hoogte is gesteld van de procedure in Duitsland, wat in strijd zou zijn met zijn rechten als verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant niet ontvankelijk is in zijn vordering voor zover deze betrekking heeft op de tweede geopposeerde, omdat de vordering door het Landgericht te Kleve was afgewezen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de oproeping voor de zitting van het Landgericht niet regelmatig en tijdig aan de opposant is betekend, waardoor zijn recht op verdediging is geschonden. De rechtbank heeft de beslissing van de President van de rechtbank vernietigd en de verzochte uitvoerbaarverklaring geweigerd. Tevens is de geopposeerde in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van juridische stukken en de bescherming van de rechten van de verdediging in internationale procedures. De rechtbank heeft de vordering van de opposant voor het overige gegrond verklaard en de geopposeerde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op een bedrag van € 1.783,95, inclusief griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak: 1 november 2001.
V O N N I S
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de zaak van:
opposant:
[opposant],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. P.G.M. Martens;
tegen:
geopposeerde:
1. [geopposeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geopposeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. B.P.W. van Brink.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 9 augustus 2001 met alle reeds daarin genoemde stukken;
- akte houdende uitlatingen inlichtingen buitenlands recht van de zijde van
geopposeerde sub 1.
De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Partijen worden aangeduid als [opposant] en [geopposeerde].
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
2.1. [geopposeerde] stelt een vordering op onder meer [opposant] te hebben ter zake van achterstallige huur vanaf december 1992 tot en met 31 december 1993 welke de v.o.f. Gaucho Textiel verschuldigd was vanwege de huur van een pand in Kevelaer.
2.2. Op 1 september 1994 werd door tussenkomst van het parket van de officier van justitie te Roermond ter zake daarvan aan de echtgenote van [opposant] betekend de dagvaarding alsmede de oproeping om te verschijnen voor het Amtsgericht te Geldern (Duitsland) op 6 juni 1995.
2.3. [opposant] is ter zitting van het Amtsgericht niet verschenen. Nadat [geopposeerde] ter zitting de eis had vermeerderd verklaarde het Amtsgericht zich onbevoegd en werd de zaak naar het Landgericht te Kleve verwezen. De oproeping om ter zitting van het Landgericht te Kleve van 8 november 1995 te verschijnen is per gewone post aan [opposant] verzonden. Ter zitting van het Landgericht is [opposant] evenmin verschenen.
2.4. [opposant] werd bij Teilversäumnis-Urteil van het Landgericht te Kleve (Duitsland) van 31 januari 1996, aldus bij verstek, hoofdelijk veroordeeld om aan [geopposeerde] te voldoen een bedrag van DM. 20.990,90 te vermeerderen met rente en kosten.
2.5. De President van de rechtbank te Roermond heeft bij beschikking van 18 juli 2000 de beslissing van het Landgericht te Kleve uitvoerbaar in Nederland verklaard.
3. De vordering(en) en de stellingen van opposant
[opposant] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - ook ten aanzien van de proceskosten, de beschikking van de President van de rechtbank van 18 juli 2000 te vernietigen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van het geding.
[opposant] heeft daartoe gesteld dat bij het verzoek tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging niet (conform art. 46 EEG executieverdrag, hierna te noemen EEX) is overgelegd het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het document waaruit blijkt dat het stuk dat het geding heeft ingeleid aan [opposant] is betekend of is medegedeeld.
Voorts heeft [opposant] gesteld dat het stuk dat het geding voor het Landgericht te Kleve heeft ingeleid niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan hem is betekend of is medegedeeld.
Tenslotte stelt [opposant] dat de erkenning van het Duitse vonnis in strijd is met de openbare orde.
Voor de verdere stellingen van [opposant] en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van geopposeerde
[geopposeerde] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van [opposant] in dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [opposant] in de kosten van het geding.
[geopposeerde] heeft gesteld dat het stuk dat het geding voor het Landgericht te Kleve heeft ingeleid regelmatig en zo tijdig als met het oog op de verdediging nodig was, aan [opposant] is betekend of is medegedeeld.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen van [geopposeerde] en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
5.1 De rechtbank is allereerst van oordeel dat [opposant] niet ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover de vorderingen betrekking hebben op geopposeerde sub 2, daar de vordering van geopposeerde sub 2 door het Landgericht te Kleve werd afgewezen.
5.2 De beslissing van het Landgericht te Kleve dient te worden aangemerkt als te zijn gegeven bij verstek zodat toepasselijk zijn de artikelen 27 sub. 2 en 46 sub. 2 van het EEG-executieverdrag. Er dient derhalve bezien te worden of het stuk dat het rechtsgeding heeft ingeleid regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan [opposant] is betekend of is medegedeeld.
5.3 Het “Klageschrift” en de Ladung (oproeping) om ter zitting van het Amtsgericht te Geldern van 6 juni 1995 te verschijnen zijn op 1 september 1994 conform artikel 5 van het Haags betekeningsverdrag door tussenkomst van het parket van de officier van justitie te Roermond aan [opposant] betekend. Het Amtsgericht heeft de zaak vervolgens verwezen naar het Landgericht te Kleve.
5.4 De vraag is aan de orde of de behandeling van de zaak door het Amtsgericht en (na verwijzing) de afdoening door het Landgericht moeten worden aangemerkt als één procedure in de zin van artikel 27 sub 2 EEX en mitsdien of het Klageschrift moet worden aangemerkt als het stuk dat het geding van het Landgericht heeft ingeleid.
5.5 Volgens de, vanwege het Internationaal Juridisch Instituut te ’s Gravenhage bekomen, inlichtingen omtrent het Duitse recht valt uit de Duitse wetgeving en jurisprudentie niet duidelijk op te maken of na verwijzing van de zaak van het Amtsgericht naar het Landgericht gesproken kan worden van dezelfde procedure in de zin van artikel 27 sub 2 EEX.
Paragraaf 281 van het Duitse Zivilproceßordnung zou er op kunnen duiden dat de procedure na verwijzing wordt voortgezet bij het andere gerecht. In de Duitse jurisprudentie (BGH 97,161) wordt in dit kader echter ook gesproken van ”das neue Verfahren” en “das alte Verfahren”. Getuige het Duitse recht wordt het geding bij het gerecht waarnaar is verwezen aanhangig gemaakt door de inzending van de stukken. In ieder geval zal dat gerecht dan, zij het per gewone post, evenwel partijen dienen op te roepen.
5.6 Artikel 27 sub. 2 EEX beoogt de rechten van de verdediging te waarborgen, waaronder met name het recht van verweerder om ter zitting te verschijnen en aldaar verweer te voeren. Dat recht kan enkel effectief worden uitgeoefend indien de verweerder regelmatig en tijdig - in de zin van artikel 27 sub. 2 EEX - op de hoogte is gebracht van onder meer plaats en tijdstip van de behandeling. Verweerder zal in elk geval dienen te weten welk gerecht de zaak in behandeling heeft. Na verwijzing door het Amtsgericht te Geldern werd het geding behandeld door een ander gerecht, te weten het Landgericht te Kleve.
5.7 Op grond van de Duitse wetgeving, rechtspraak en de literatuur komt de rechtbank tot de conclusie dat de vraag of hier sprake is van één dan wel twee procedures, niet met volstrekte zekerheid valt te beantwoorden. Wél staat vast dat [geopposeerde] [opposant] eerst voor een onbevoegde rechterlijke instantie heeft gedagvaard. Die handeling ligt binnen zijn risicosfeer. Gelet op de genoemde onzekerheid ligt het op de weg van [geopposeerde] te verzekeren dat de voortzetting van het geding regelmatig aan [opposant] wordt ingeleid. Die regelmatige inleiding moet voldoen aan de norm gesteld in artikel 27 EEX.
5.8 De rechtbank is van oordeel dat de oproeping om voor het Landgericht te verschijnen mede met het oog op de bescherming van de rechten van de verdediging tezamen met het Klageschrift moeten worden aangemerkt als de stukken die het geding voor het Landgericht hebben ingeleid. Onder het stuk dat het geding inleidt dient immers begrepen te worden het stuk of de stukken waarvan de regelmatige betekening of mededeling de verweerder in staat stelt, zijn rechten te doen gelden voordat in de staat van herkomst een uitvoerbare beslissing wordt gegeven.
5.9 De vraag op welke wijze het stuk dat het geding in de zin van artikel 27 sub 2 EEX inleidt dient te worden betekend moet worden beantwoord aan de hand van Duits recht met inbegrip van het verdragsrecht, waaronder het Haags betekeningsverdrag.
Op grond van artikel 5 lid 1a van het Haags betekeningsverdrag dient de betekening te geschieden (kort gezegd) door tussenkomst van het parket van de officier van justitie bij de rechtbank binnen welk rechtsgebied de betekening wordt verzocht.
5.10 Nu de oproeping voor de zitting van 8 november 1995 van het Landgericht per gewone post vanuit Duitsland naar [opposant] is verzonden, is de rechtbank van oordeel dat het inleidend stuk niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan [opposant] is betekend of is medegedeeld.
De rechtbank zal mitsdien het verzet gegrond verklaren, de beslissing van de President van de rechtbank van 18 juli 2000 vernietigen en de verzochte uitvoerbaarverklaring alsnog weigeren.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
verklaart opposant niet ontvankelijk in zijn vordering voor zover deze is gericht tegen geopposeerde sub 2;
verklaart het verzet voor het overige gegrond;
vernietigt de beschikking van de President van de rechtbank van 18 juli 2000 (gewezen onder HARK 39807/ 00-167);
weigert de verzochte uitvoerbaarverklaring in Nederland van het Teilversäumnisurteil und Urteil van het Landgericht te Kleve (Duitsland) van 31 januari 1996;
veroordeelt geopposeerde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van opposant begroot op ƒ 3.931,30, althans EUR 1.783,95;
veroordeelt geopposeerde van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan opposant wegens niet in debet gesteld griffierecht ƒ 100,00, althans EUR 45,38;
veroordeelt geopposeerde van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan de griffier der gerechten in het arrondissement Roermond op rekening 19.23.25.884 t.n.v. DS 544 arrondissement Roermond, onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer:
ƒ 300,00 (EUR 136,13) wegens in debet gesteld griffierecht;
ƒ 91,30 (EUR 41,43) wegens exploitkosten van deurwaarder Hafkamp te Venlo;
ƒ 3.440,00 (EUR 1.561,00) wegens salaris van de procureur van opposant;
ƒ 3831,30 (EUR 1.738,57);
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van der Meijde en ter openbare civiele terechtzitting van 1 november 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: KvdM.
Coll.: