De rechtbank verwijst daarbij naar de rapportage van de psychiater J.M. Persoon, gedateerd 10 maart 2000 onder meer inhoudende:
“ Bespreking van het ten laste gelegde
Op 15 juli 1999 kwam zijn voogd hem aankondigen dat betrokkene niet in Venlo kon blijven en dat zij nog een plek voor hem aan het zoeken was. Dit is tegen de verwachtingen van betrokkene die uitging van het idee dat zij ofwel een woning zou regelen, danwel zou regelen dat hij bij vrienden kon verblijven. Zowel de persoonlijkheid als de gebrekkige taalbeheersing dragen bij aan dit soort misverstanden. Betrokkene voelde zich teleurgesteld en legde de oorzaak bij het verbreken door zijn voogdes van de vermeende afspraak. Daarover boos en agressief worden was beter dan de pijn en het machteloze verdriet van de zich weer herhalende afwijzig. Hij is niets waard voor hen, geen toekomst. Ofschoon hij nog enige dagen mocht blijven besloot hij de afwijzing voor te zijn en zich ongenaakbaar op te stellen en zelf weg te gaan. Telefonisch contact met vrienden kwam niet tot stand. Hij mocht niet meer bellen. Hij wilde door de tas van zijn voogdes vast te houden haar dwingen iets te regelen. Hierdoor verbruide bij het helemaal en nu mocht hij niet meer blijven. Zijn spullen worden van zijn kamer gehaald en beneden neergezet. Hij had nu geen oplossing. Tot overmaat van ramp is gebeurd waar hij zo bang voor was en zelfs nog uitgelokt had (zo kenmerkend voor hem!). Een diepe wanhoop overviel hem (in de verhoren van de aanwezigen werd dit een aantal malen vermeld).
Vervolgens zette hij deze ondragelijke gevoelens om in aanvankelijk verdere verbale agressie en zette dit kracht bij met de dreiging met het mes. Ik geen toekomst dan jullie ook niet is het thema in zijn geschreeuw. Als uiterste redmiddel besloot hij te dreigen met het mes. Een erg effectieve methode uit zijn vorige levensperiode waar hij vaak zelf het slachtoffer van was.
noot rapporteur: Vaak gebeurt het in een dergelijke situatie dat het slachtoffer dader wordt en de controle totaal verliest. Kennelijk was er naast de verdediging van de anderen toch voldoende controle bij betrokkene aanwezig.
Naar zijn zeggen had hij niet de intentie hen echt te steken of te doden, maar zich zelf hiermede te helpen: "I did not want to kill. Just to help myself !" Betrokkene beseft dat wat hij gedaan heeft verkeerd is, hij heeft er spijt van, het klopt niet met zijn geweten, noch met dat van zijn ouders. Hij is niet zo opgevoed.
Hij zal dit ook niet meer doen, hij heeft ervan geleerd. Hij draagt ook geen mes of wapen als hij op straat slaapt of later in het nachtverblijf voor daklozen. Hij weet dat hij hiervoor straf verdient, deze straf is door zijn dakloosheid al begonnen.
Psychiatrisch onderzoek:
Betrokkene is goed verzorgd zowel in de maanden dat hij in het daklozencircuit verbleef als daarna. Hij toont uiterlijk conform zijn kalenderleeftijd. Hij heeft aanvankelijk een afwerende houding in het contact, geeft vanuit zijn trots niet duidelijk weer wanneer hij Nederlands of Engels niet goed begrijpt. Later treed er toch contactgroei op vooral na het meer gebruik van tolken.
Het denken is in het begin vooral gepreoccupeerd met zijn daklozensituatie en zijn gefrustreerde materiële verwachtingen en het niet naar school kunnen gaan. Daardoor heeft hij geen toekomst. Het verleden wil hij vooral vermijden en toedekken. Dit ter sprake brengen doet hem veel pijn. Er zijn geen stoornissen in realiteitstoetsing Geheugen en oriëntaties zijn intact. De stemming is gelet op de sociale situatie redelijk. Het affect moduleert wat afgevlakt Hij piekert veel en heeft last van nare dromen Hierover doet hij geen mededelingen, behalve dat het komt omdat hij iedere keer van andere daklozen wakker schrikt. Zijn impulsen heeft hij goed onder controle naar zijn zeggen. Hij is ook niet bang voor anderen, hoeft zich ook niet te wapenen met een mes. Conflicten in het daklozencircuit weet hij zonder geweld en middels overleg op te lossen. Diefstal van eten uit zijn ijskast wanneer hij op kamers woont weet hij via overleg op te lossen(dit werd bevestigd door zijn voogd)
Diagnostische en forensisch psychiatrische beschouwingen
Eigenlijk is het delict het gevolg van een aaneenschakeling van gebeurtenissen bij een nog onvolgroeide jongeman, die vele traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt en heel hoge materiële verwachtingen heeft van Nederland. Door taalachterstand en het vrij spoedig na aankomst in Nederland overlijden van vader werd veel van zijn aanpassingsvermogen gevraagd. Of hij kort na aankomst een depressieve stoornis doormaakte zich uitend in zijn gedrag is achteraf bij hem moeilijk vast te stellen gelet op zijn beperkt reflecterend vermogen en zijn neiging niet terug te willen blikken op het verleden. Er zijn aanwijzingen dat hij om in DSM termen te spreken een gemengde aanpassingsstoornis had met stoornis in emoties en gedrag. Aangezien dit niet herkend werd en hij niet openstond voor gesprekken kwam hij in een vicieuze cirkel van overplaatsingen en de daaraan gekoppelde nieuwe benodigde
aanpassingen.
Zijn gedrag wat ook anti-groepskenmerken vertoonde zou ook kunnen passen bij een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken, indien aldus beleefd door de hulpverlening wordt hij sneller afgewezen. Als afweer lokt hij alvast maar de afwijzing uit, dan is het maar alvast gebeurd.
Personen die langdurig getraumatiseerd zijn kunnen echter ook dit gedrag vertonen. De traumatisatie leidde tot secundaire karakterologische veranderingen, die hersteld kunnen worden. Er werd zelfs overwogen in de DSM een aparte naam te geven: posttraumatische persoonlijkheidsstoornis. Door de aparte entiteit van deze stoornis geeft men ook de mogelijkheden tot behandeling en herstel aan. In dit stadium kiest betrokkene voor het toedekken en verdringen van het verleden en toont zich niet toegankelijk voor exploratie en behandeling. Door een nieuw leven op te bouwen wil hij het verleden de baas worden. In een groot aantal gevallen zal deze strategie werken of kan later behandeld worden, wanneer de omstandigheden gunstiger zijn.
Gelet op bovenstaande en zijn leeftijd is een definitieve persoonlijkheidsdiagnose nog niet te stellen. Echter duidelijk is dat er onvolkomenheden zijn en er nog groei moet plaats vinden.
In de redelijk lange periode van het onderzoek hebben zich daarbij een aantal gunstige ontwikkelingen voor gedaan. (mede door de relatie met R.B. van de Opbouw en G.J. van het Straathoekwerk). Tijdens het delict werden deze onvolkomenheden duidelijk door hem gedemonstreerd.
Situatie en gedrag na het delict.
Betrokkene werd uit voorlopige hechtenis in verband met leeftijd ontslagen. Er was geen opvang mogelijk in justitiële of andere jeugdinrichtingen. Regelingen van het Centraal Opvangorgaan Asielzoekers verhinderden dat hij bij Somaliërs ondergebracht kon worden. Hij sliep op straat en kreeg zwerfgeld van zijn nieuwe Opbouw voogd op het politiebureau te Roermond. Na enige weken kon hij in de nacht opvang voor daklozen verblijven en na enige maanden zo geleefd te hebben kon hij door samenwerking met het straathoekwerk en de Opbouw naar een kamer verhuizen.
Aanvankelijk werd het contact vooral bepaald door zijn dwingende vraag om materiële zaken over het verleden praatte hij nauwelijks. Dit was en is in zekere mate ook functioneel aangezien hij anders overspoeld zou worden door negatieve herinneringen en de daaraan gekoppelde machteloosheid. Eenmaal ging hij in het begin een handgemeen aan met de politie toen hij daar wilde blijven en huisvesting wilde (een weinig adequate keuze kenmerkend voor zijn wanhoop en probleemoplossend vermogen). Nadat hij vrijwel zeker afgewezen zou worden door de Abri in Amsterdam (een opvang huis voor jonge asielzoekers) dreigde hij zich voor de tram te gooien. In de moeilijke daklozensituatie waaraan hij zich zou kunnen onttrekken door zich in de criminaliteit en drugs te begeven of waarin hij makkelijk betrokken zou kunnen worden zoals zo vaak met deze jongeren gebeurt bleef hij standvastig zijn eigen gang gaan. In dit geval bleek zijn ongenaakbare individuele (versus een sociale opstelling) een voordeel.
Na zijn vele verlieservaringen in verband met Somalië en de vele wisselingen van begeleiders in de Nederlandse situatie is hij zeer terughoudend weer een werkrelatie met een voogd aan te gaan. Hij durft ook weinig mensen te vertrouwen. De relaties die hij aangaat zijn dan in eerste instantie vooral instrumenteel cq. functioneel om zijn materiële basisbehoeften te vervullen. Er heeft zich echter wel geleidelijk aan een stuk vertrouwen ontwikkeld met zijn voogd en het straathoekwerk. Bij deze laatste instantie is hij bij wijze van spreke kind aan huis. Door deze mensen laat hij zich adviseren. Zijn Nederlands en Engels verbetert en hij doet steeds meer probleemoplossende vaardigheden op, geschikt voor de Nederlandse situatie. Zijn frustratie tolerantie neemt toe en problemen na diefstal van voedsel uit zijn ijskast door een andere kamerbewoner weet hij goed op te lossen. De huidige hulpverlening probeert inmiddels met succes hem tot de internationale schakelklas toegelaten te krijgen. Door omstandigheden was dit eerder mislukt en viel betrokkene tussen de wal en het schip. Het contact met andere jongeren in een degelijke setting zal bijdragen aan zijn ontwikkeling op taalgebied en sociale vaardigheden. Ook is er contact met de RIAGG gelegd.
Inmiddels is hij woonachtig bij een oudere Somaliër en verloopt dit goed, hij vindt eindelijk sociale en emotionele steun van zijn omgeving, zonder dat deze omgeving weer te dicht op hem zit zoals voorheen.
Er is bij betrokkene sprake van een scheefgroei of onvolkomenheid in de nog niet volgroeide persoonlijkheid van deze jongere, die door zijn asielproblematiek taalachterstand en verlieservaring en nog niet voldoende andere probleemoplossende vaardigheden heeft ontwikkeld. Zijn vermogen om juist in te schatten wat voor effect zijn agressieve gedrag heeft op de anderen schoot ernstig te kort. Betrokkene heeft blijk gegeven toch groeimogelijkheden te hebben en relaties met de hulpverlening aan te gaan.
…/…
Om de kans op herhaling te voorkomen zowel gelet op de mogelijkheden van Justitie, COA en Opbouw ,als gelet op de persoonlijkheid van betrokkene die zich zo moeilijk openstelde voor begeleiding (laat staan behandeling) is het raadzaam het ingezette traject met de huidige Opbouwvoogd en het Straathoekwerk te continueren.
Onder moeilijke omstandigheden is er veel bereikt. Deze relaties hebben ook een helende invloed. Op diverse levensgebieden zoals huisvesting, relaties en school vinden positieve ontwikkelingen plaats. Deze ontwikkelingen dragen bij aan betere probleemoplossende vaardigheden van betrokkene en daardoor aan het verkleinen van de kans op recidive. Onderbreken door een gevangenisstraf of gedwongen behandeling zou het reeds in gang gezette hulpverleningsproces verstoren.
Aangezien het gedwongen dakloos zijn met de daaraan gekoppelde ontberingen door betrokkene als straf ervaren zijn zou een voorwaardelijke (of alternatieve) straf (met de maximale proeftijd van twee jaar) met onder toezichtstelling van de jeugdreclassering bij voorkeur tot 21 jaar een voldoende kader kunnen geven voor betrokkene om niet terug te vallen. Tevens kan bij tegenslagen of onenigheden de reclassering een externe autoriteit zijn voor betrokkene en een steun in de rug zijn voor de hulpverleners.”