ECLI:NL:RBROE:2000:AA8960

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
14 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/304 BESLU K1
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot vergoeding van oogstschade onder de Regeling oogstschade 1998

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Roermond op 14 november 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Maatschap A en B te C (eiseres) en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, vertegenwoordigd door de regiomanager van LASER, gevestigd te Dordrecht (verweerder). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 23 februari 2000, waarin het bezwaar tegen een eerdere schadevergoeding van 10 september 1999 kennelijk ongegrond werd verklaard. De schade was ontstaan door wateroverlast in 1998 aan gewassen zoals suikerbieten, chinese kool en valeriaan. De rechtbank heeft zich eerst gebogen over de vraag of het primaire besluit een besluit is waartegen bezwaar en beroep openstaat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de Regeling oogstschade 1998 een publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat het besluit vatbaar is voor bezwaar en beroep.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke argumenten van eiseres beoordeeld. Eiseres stelde dat de schade aan valeriaan ten onrechte niet was vergoed, omdat dit gewas niet in de bijlage van de Regeling was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de Regeling limitatief is en dat schade aan valeriaan niet voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast werd de berekening van de schadevergoeding voor chinese kool beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de indeling van spitskool in de categorie 'herfst- en vroege sluitkool' door verweerder juist was en dat de schadevergoeding niet boven het eigen risico van 30% uitkwam.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, waarmee het besluit van verweerder werd bevestigd. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van zes weken voor het instellen van beroep.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Procedurenr. : 00/304 BESLU K1
Inzake : Maatschap A en B te C, eiseres,
tegen : de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor deze: de regiomanager van LASER, gevestigd te Dordrecht, verweerder.
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 23 februari 2000,
kenmerk: 99.2.2071/JV.
Datum van behandeling ter zitting: 25 oktober 2000.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING.
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit 23 februari 2000 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen een besluit van 10 september 1999 kennelijk ongegrond verklaard. Tegen het besluit van 23 februari 2000 is namens eiseres door mw. mr. M.H.C. Peters bij deze rechtbank beroep ingesteld.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het ver-weer-schrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiseres gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de recht-bank op 25 oktober 2000, waar namens eiseres is verschenen A, bijgestaan door mw. mr. J.J. Janssen, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. J.C.M. Oudshoorn.
II. OVERWEGINGEN.
Eiseres exploiteert een land- en tuinbouwbedrijf. Tengevolge van wateroverlast is in 1998 schade ontstaan aan percelen waarop suikerbieten, een tweetal soorten chinese kool en valeriaan geteeld werden.
Op 16 december 1998 werd door verweerder een regeling getroffen voor de verstrekking van een tegemoetkoming in de oogstschade als gevolg van de extreme weersomstandigheden in het najaar van 1998; de "Regeling oogstschade 1998", gepubliceerd in de Staatscourant 1998, nr. 244 van 21 december 1998. Op grond van die regeling konden gedupeerde land- en tuinbouwers onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een schadevergoeding. Daarvoor diende op een daartoe vastgesteld formulier de oogstschade te worden gemeld.
Eiseres heeft op het meldingsformulier van 18 januari 1999 aangegeven schade te hebben geleden aan bovengenoemde gewassen. Bij besluit van 10 september 1999 is een vergoeding voor de geleden schade verleend tot een bedrag ad ¦ 97.998,50. Tegen dat besluit is bezwaar gemaakt. Daarbij is bezwaar gemaakt tegen het voor de berekening van de schadevergoeding voor de chinese kool in aanmerking nemen van de begin 1998 geteelde twee hectare spitskool en het niet opnemen van de schade aan valeriaan in de vergoeding. Dat bezwaar is bij het besluit van 23 februari 2000 kennelijk ongegrond verklaard. Daartoe werd -kort samengevat- overwogen dat slechts een tegemoetkoming kan worden verleend voor schade aan gewassen die zijn opgenomen in bijlage 1 van de Regeling oogstschade 1998. Nu valeriaan niet is opgenomen op de lijst van te vergoeden gewassen komt de schade aan dat gewas niet voor vergoeding in aanmerking. De berekening van de vergoeding aan de chinese kool wordt ook gehandhaafd.
Tegen dat besluit is beroep ingesteld en daarbij is -eveneens kort samengevat- aangevoerd dat de weigering van de vergoeding voor valeriaan niet voldoende is gemotiveerd en niet wordt ingegaan op de mogelijkheid om nog schadegewassen aan de lijst van de voor vergoeding in aanmerking komende gewassen toe te voegen. Ten aanzien van het opnemen van het gewas vroege spitskool in de categorie "herfst- en vroege sluitkool" wordt aangegeven dat deze kool in die categorie niet thuis hoort en daarom ten onrechte in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de schade aan de chinese kool. Zo de spitskool toch in die categorie zou moeten worden ondergebracht dan is de gemachtigde van eiseres van oordeel dat er van een lager normbedrag voor de vroege spitskool moet worden uitgegaan.
De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
Alvorens in te gaan op het partijen inhoudelijk verdeeld houdende geschilpunt heeft de rechtbank stilgestaan bij de vraag of verweerder -impliciet- terecht heeft aangenomen dat het primaire besluit een besluit is waartegen ingevolge de Awb bezwaar en beroep openstaat.
De "Regeling oogstschade 1998" (verder ook: de Regeling) is een schaderegeling die is gepubliceerd in het kader van een beleid waarvoor geen specifieke basis is gegeven in een wet maar welk beleid zijn grondslag vindt in de vrije bevoegdheid van de rijksoverheid om binnen de grenzen van de wet middelen ter beschikking te stellen ter behartiging van het algemeen belang. Een beslissing van of namens verweerder over het al dan niet toekennen van een bijdrage op grond van die Regeling heeft daarmee het karakter van een publiekrechtelijke rechtshandeling en is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Aangezien zich verder geen van de uitzonderingen van de artikelen 8:2 tot en met 8:5 van die wet voordoet is zodanig besluit vatbaar voor bezwaar en het besluit op bezwaar vatbaar voor beroep.
De zojuist genoemde vrije bevoegdheid van de rijksoverheid maakt tevens dat de minister in beginsel een grote mate van vrijheid toekomt en dat de rechter zijn beperkingen heeft in de toetsing van het gebruik van die bevoegdheid. Daarbij heeft de rechter wel te beoordelen in hoeverre de minister in zijn besluitvorming zich heeft gehouden aan ruimte en beperkingen die hem in de Regeling zijn gegeven. Voor de wijze waarop verweerder zijn bevoegdheid in dezen heeft te gebruiken geeft de Regeling aan welke schade te vergoeden is en hoe deze schade wordt vastgesteld.
Artikel 1 van de Regeling definieert in dat verband schade als: het door de extreme weersomstandigheden in het najaar van 1988 veroorzaakte financiële verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende de schadetermijn als gevolg van verlies of beschadiging van schadegewassen in het schadegebied, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan. Schadegewassen worden gedefinieerd als: gewassen waarvoor ingevolge bijlage 1 een tegemoetkoming bij schade kan worden gegeven en die op de peildatum te velde stonden, terwijl gewascategorie gedefinieerd wordt als: de volgens bijlage 1 als gewascategorie te beschouwen gewassen of groepen van gewassen.
Met betrekking tot de weigering van vergoeding van schade aan de door eiseres geteelde valeriaan merkt de rechtbank op dat tussen partijen niet in geschil is dat in bijlage 1 van de Regeling valeriaan niet als gewascategorie of gewas is opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet daaruit worden opgemaakt dat schade aan valeriaan niet voor vergoeding op basis van de Regeling in aanmerking komt. Gezien de aard van de regeling en gelet ook op hetgeen verweerder in het verweerschrift en ter zitting heeft aangegeven moet bijlage 1 van de Regeling als limitatief worden beschouwd. Weliswaar is in de toelichting daarvan aangegeven dat voor bepaalde gewascategorieën op een later tijdstip een aanvulling op de lijst kan worden gegeven en voor bepaalde gewassen het normbedrag kan worden aangevuld, maar vastgesteld moet worden dat ten aanzien van de door eiseres geteelde valeriaan geen aanvulling van de bijlage heeft plaatsgevonden. Nu derhalve valeriaan niet als voor vergoeding in aanmerking komende gewas in bijlage 1 van de Regeling is vermeld kon op verweerder op goede gronden weigeren eiseres een vergoeding voor de schade aan valeriaan toe te kennen.
Voor het antwoord op de vraag of verweerder de vergoeding van de schade aan de chinese kool op juiste wijze heeft vastgesteld is van belang dat op grond van de Regeling de voor een tegemoetkoming in aanmerking te nemen schade per gewascategorie wordt vastgesteld. Hoewel "spitskool vroege teelt" niet in een van de in bijlage 1 genoemde categorieën van koolsoorten voorkomt is verweerder blijkens het verweerschrift en het verhandelde ter zitting van oordeel dat dat gewas ingedeeld dient te worden in de categorie "herfst- en vroege sluitkool". Verweerder baseert dat op de cijfers van de Kwantitatieve Informatie Akkerbouw en Vollegrondsteelt (KWIN) en de regeling Landbouwtelling 1998 (Stcrt. 61). Dat standpunt van verweerder moet voor juist worden gehouden. Spitskool vroege teelt kan in elk geval niet ingedeeld worden in de categorie 24 "Bewaarkool" zodat indeling in de categorie 23 "Herfst- en vroege sluitkool" is aangewezen.
Daarvan uitgaande komt eiseres op grond van de berekeningswijze in de Regeling niet in aanmerking voor vergoeding van de schade aan de chinese kool (herfstteelt). Rekening houdend met de schade aan de chinese kool en de opbrengst van de andere gewassen in de gewascategorie 23, waartoe zoals aangegeven zowel "herfst- en vroege sluitkool" als "chinese kool (herfstteelt)" behoren, komt de schade niet uit boven het eigen risico van 30%.
Het vorenstaande voert tot het oordeel dat het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep voor ongegrond moet worden gehouden, zodat beslist wordt als aangegeven in rubriek III.
III. BESLISSING.
De arrondissementsrechtbank te Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. L.A. Gruiters, in tegenwoordigheid van A.R.O. Kuipers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2000.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 14 november 2000
AC-H
Voor belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.