ECLI:NL:RBROE:2000:AA8878

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
7 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37770/HAZA 00-181
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.F.M. Schrickx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van Formule Fee door supermarkt aan leverancier

In deze zaak, uitgesproken door de Arrondissementsrechtbank te Roermond op 7 december 2000, staat de vordering van eiseres, een naamloze vennootschap, centraal. Eiseres vordert betaling van een bedrag van ƒ 115.060,- van gedaagde, een besloten vennootschap, ter zake van de onbetaald gelaten Formule Fee vanaf 1 januari 1998. De vordering is gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen, gesloten op 8 juli 1980, waarin gedaagde zich verplichtte om een percentage van de inkoopprijs aan eiseres te betalen. Eiseres stelt dat gedaagde sinds de wijziging van de bijdrageregeling en goederenprijscondities per 29 december 1997 heeft geweigerd de verschuldigde verhogingen van de Formule Fee te voldoen, en dat gedaagde slechts 70% van deze verhogingen verschuldigd zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de contractuele verhouding tussen partijen wordt beheerst door de Algemene Leveringsvoorwaarden (ALV) en de Goederenprijscondities (GPK) van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de wijzigingen in de Formule Fee niet in strijd zijn met de eerdere uitspraak van de rechtbank van 11 april 1996, waarin werd bepaald dat gedaagde 70% van de KOB en goederenopslagen verschuldigd is. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiseres niet kunnen worden toegewezen, omdat de wijzigingen in de Formule Fee niet leiden tot een andere verplichting voor gedaagde dan eerder is vastgesteld.

De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en ter openbare civiele terechtzitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak biedt duidelijkheid over de contractuele verplichtingen tussen partijen en bevestigt de eerdere rechterlijke uitspraken met betrekking tot de KOB en de Formule Fee.

Uitspraak

Uitspraak: 7 december 2000
V O N N I S
van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
in de zaak van:
eiseres:
De naamloze vennootschap [eiser] N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
procureur mr. H.J.J.M. van der Bruggen;
tegen:
gedaagde:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde]
gevestigd te 5921 GC Venlo, Witherenstraat 36,
[gedaagde],
wonende te,
procureur mr. J.D.E. van den Heuvel.
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding van 21 februari 2000;
- de conclusie van eis met vier producties;
- de conclusie van antwoord met acht producties;
- de conclusie van repliek met twee producties;
- de conclusie van dupliek met één productie.
De inhoud van deze stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen dient als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet voldoende weersproken en/of op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde producties, het navolgende als vaststaand te worden beschouwd.
2.1. Op 8 juli 1980 hebben eiseres, hierna [eiser] en gedaagden, hierna "Supermarkt" een samenwerkingsovereenkomst gesloten op grond waarvan Supermarkt een zogenaamd vrijwillig filiaalbedrijf onder de naam Massamarkt uitoefent met Schuitema als belangrijkste leverancier;
2.2. In artikel 3 sub b van voornoemde overeenkomst heeft Supermarkt zich verbonden afnemer te worden en te blijven van eiser en daartoe tenminste 90 % van elk in het artikel genoemde groep van waren in te kopen van Schuitema , zulks tegen prijzen en condities, welke bij [eiser] de algemeen geldende zijn;
2.3. Op alle goederenleveranties van [eiser] aan Supermarkt zijn de algemene leveringsvoorwaarden
van [eiser] van toepassing;
2.4. Blijkens artikel 13 van de samenwerkingsovereenkomst heeft Supermarkt zich vóór ondertekening van de overeenkomst op de hoogte gesteld van de wijze waarop prijzen en condities worden vastgesteld en van de omvang van kosten en de inhoud van de diverse tarieven;
2.5. Tot 29 december 1997 gold een regeling waaronder een van de posten die [eiser] aan Supermarkt in rekening bracht de zogenaamde consumentenomzetbijdrage (hierna "KOB" ) was, een bijdrage die gelijk was aan een percentage van (een gedeelte van) de door de afnemer van [eiser] gerealiseerde consumentenomzet. Een andere post was de zogeheten goederenopslag, een opslag van een bepaald percentage op de door [eiser] te betalen inkoopprijs die op bepaalde categorieën goederen wordt toegepast;
2.6. Supermarkt heeft jarenlang, als onderdeel van de bij [eiser] bestelde goederen, de KOB en goederenopslagen betaald, aanvankelijk berekend op basis van het percentage dat vanaf 1980 bij [eiser] algemeen geldend was voor afnemers onder de Massamarktformule, waaronder ook Supermarkt tot in 1985 werd geëxploiteerd.
2.7. In 1985 werd deze formule afgeschaft en omdat met Supermarkt geen overeenstemming werd bereikt over het voeren van een andere winkelformule, spreken partijen af dat de exploitatie van Supermarkt onder de naam Massamarkt wordt voortgezet, zij het met hantering van het assortiment en de consumentenprijsstelling van de C-1000 formule. Tevens is afgesproken dat de prijs van de door Supermarkt te bestellen goederen zou worden berekend op basis van een KOB ter grootte van het lagere percentage dat voor afnemers onder de Massamarktformule gold en dus niet op basis van de hogere condities geldend voor afnemers onder de C-1000 formule;
2.8. Tussen partijen ontstond verschil van mening over het percentage van de KOB dat Supermarkt als bijdrage aan [eiser] verschuldigd zou zijn;
2.9. De Arrondissementsrechtbank te Roermond heeft bij eindvonnis d.d. 11 april 1996 hierover uitspraak gedaan, daarbij verklarend voor recht dat de door Supermarkt aan [eiser] verschuldigde KOB gelijk is aan 70% van de som van de KOB en de goederenopslagen, zoals deze elk op grond van de ALV en/of de Goederenprijscondities, hierna "GPK", verschuldigd zijn door een C-1000 afnemer wiens gemiddelde omzet per week, magazijn- en goederenafname, totale inkopen (exclusief branchevreemde inkopen) en de op basis daarvan berekende orderconcentratie gelijk zijn aan die van Supermarkt;
2.10. Op 29 december 1997 heeft [eiser] naar aanleiding van ontwikkelingen in de markt haar bijdragesysteem en goederenprijscondities gewijzigd; de door de afnemers te betalen bijdragen worden in het vervolg uitgedrukt in één percentage, de zogeheten
" Formule Fee", waarin onder andere de KOB en de goederenopslagen zijn opgegaan. Daarnaast is de hoogte van verschillende bijdragen en goederenprijzen gewijzigd, welke wijzigingen worden gecompenseerd door aanpassingen van de Formule Fee;
2.11. Tot de Formule Fee worden vanaf dat moment ook gerekend de post AGF-, tabaks- en VGD-goederen en een post factuur inkoopprijs (hierna "FIP") van acht assortimentsgroepen.
3. De stellingen en de vordering(en) van [eiser]
[eiser] heeft gevorderd, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. Supermarkt en gedaagde te veroordelen aan [eiser] te betalen ieder voor het geheel, des dat de een betaalt de ander tot de hoogte van de betaling van de ander gekweten zal zijn, een bedrag van ƒ 115.060,- ter zake van het vanaf 1 januari 1998 onbetaald gelaten gedeelte van de verschuldigde Formule Fee, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag dat een deel van dit bedrag opeisbaar verschuldigd werd tot aan de dag der algehele voldoening,
b. te verklaren voor recht dat Supermarkt en [gedaagde] gebonden zijn aan 100% van de verhogingen van de Formule Fee die door [eiser] per 29 december 1997 zijn doorgevoerd ter compensatie van de verlaging van de goederenprijs voor AGF/VGD en Tabaksproducten, alsmede de verlaging van FIP van acht productgroepen en dat de door Supermarkt per 29 december 1997 verschuldigde Formule Fee mitsdien (in ieder geval tot 1 juli 2000) 2,455% bedraagt en per 1 juli 2000 (alsmede telkens zes maanden nadien) slechts anders zou kunnen bedragen op grond van een gewijzigde orderconcentratie,
c. Supermarkt en [gedaagde] te veroordelen vanaf 11 februari 2000 tot 1 juli 2000 een Formule Fee van 2, 455% aan [eiser] te betalen en nadien aan [eiser] te betalen een Formule Fee waarvan het percentage slechts hiervan kan afwijken afhankelijk van de omvang van de orderconcentratie, eveneens des dat de een betaalt de ander tot de hoogte van de betaling van de ander gekweten zal zijn,
met veroordeling van Supermarkt en [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[eiser] heeft daartoe gesteld dat Supermarkt sinds het doorvoeren van de wijzigingen in de bijdrageregeling en goederenprijscondities per 29 december 1997 geweigerd heeft de verschuldigde verhogingen van de verschillende percentages waaruit de Formule Fee is opgebouwd, welke gerelateerd zijn aan de verlaging van de marge van [eiser] op AGF-, VGD- en tabaksgoederen en van de FIP van acht productgroepen, te voldoen, daar Supermarkt zich op het standpunt stelt slechts 70% van deze verhogingen verschuldigd te zijn.
Nu de doorgevoerde verlagingen van deze marges en inkoopprijzen niet alleen
C-1000 afnemers ten goede komen en ingevolge de ratio van de uitspraak van de rechtbank te Roermond geldt dat, indien en voor zover de conditiewijzigingen betrekking hebben op goederen en diensten die los staan van de C-1000 formule en die op gelijke wijze Supermarkt ten voor- of nadele strekken als andere afnemers, deze wijzigingen ook voor Supermarkt voor 100% moeten worden doorgevoerd, dienen de daar tegenover staande verhogingen van de Formule Fee ook voor 100% door Supermarkt te worden betaald.
De uitspraak van de rechtbank te Roermond van 11 april 1996 betreft uitsluitend de KOB en de goederenopslagen en niet de andere elementen van de Formule Fee, tengevolge waarvan Supermarkt niet kan persisteren bij haar standpunt dat de wijzigingen van de Formule Fee voor Supermarkt slechts voor 70% zouden gelden.
Derhalve zijn de voor vergelijkbare C-1000 afnemers geldende percentages waaruit de KOB bestond, de toeslag in verband met de orderconcentratie die te maken heeft met de C-1000 formule en de goederenopslagen, bij Supermarkt slechts voor 70% in de Formule Fee opgenomen; de verhogingen van de Formule Fee voor de hiervoor genoemde marge- en prijsverlagingen echter voor 100%.
Met verwijzing naar de brief van de heer L. van 1 februari 1999 stelt [eiser] dat de nieuwe Formule Fee en marketingbijdrage voor een C-1000 afnemer van gelijke omvang en met een gelijke bedrijfsvoering als Supermarkt, is vastgesteld op 3,05%; voor Supermarkt bedraagt dit percentage 2,455% en niet
-zoals door Supermarkt gesteld- 70% van 2,6%.
Bovendien heeft verlaging van de goederenprijs van AGF-/VGD-/Tabakproducten, alsmede van de FIP van een achttal productgroepen de facto geleid tot een margeverruiming van Supermarkt en is de adviesverkoopprijs van de AGF voldoende concurrerend nu de maximale verkoopprijs nog altijd 2% onder de verkoopprijs van grote concurrenten van C-1000 ligt.
[eiser] biedt aan haar stellingen te bewijzen, althans voor zover zij de bewijslast voor die stellingen draagt.
Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
4. Het verweer van Supermarkt
Supermarkt heeft geconcludeerd primair tot niet ontvankelijk-verklaring van [eiser] in haar vordering, en subsidiair tot ontzegging van haar vordering als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Supermarkt heeft gesteld dat uitgangspunt van het bij brief van 21 november 1997 door [eiser] geëntameerde beleid is om zowel de concurrentiepositie van de diverse afnemers als die van [eiser] zelf én de formule te versterken, ten behoeve waarvan [eiser] haar condities verlaagt onder gelijktijdige verhoging van de KOB die daarbij tevens een nieuwe naam krijgt: Formule Fee. Met andere woorden, de situatie die thans ontstaat tengevolge van wijzigingen door [eiser] in december 1997 verschilt niet van de situatie in 1989 en 1992 die uiteindelijk uitmondde in voormelde procedure bij de rechtbank, met als resultaat dat de
-tengevolge van wijzigingen van de prijscondities voor alle formules, waarbij enerzijds een aantal lasten werden verlaagd c.q. afgeschaft en anderzijds de KOB werd verhoogd- verhoogde KOB ook gold voor Supermarkt en Supermarkt derhalve slechts 70% van deze verhoogde KOB aan [eiser] diende af te dragen.
[eiser] heeft eenzijdig de opbouw van de Formule Fee op onderdelen gewijzigd door ook de post AGF-/VGD-/Tabak en de post FIP van een achttal productgroepen in de Formule Fee op te nemen.
Onder verwijzing naar de omschrijving van het begrip Formule Fee in de GPK 1999 (die materieel ook gold voor 1998), is Supermarkt over deze verhoging eveneens slechts 70% aan [eiser] verschuldigd daar in december 1997 geen sprake was van een principiële wijziging van de goederen en prijscondities maar van een wijziging die materieel gelijk is aan die van 1 januari 1989 en 15 juni 1992. De definitie van de Formule Fee 1998 is inhoudelijk gelijk aan de definitie van de KOB in voorgaande jaren.
Daar de rechtbank inzake de problemen die ontstonden tengevolge van wijzigingen in 1989 en 1992 reeds in 1996 uitspraak heeft gedaan, stelt Supermarkt dat de rechtbank zich nu primair niet-ontvankelijk moet verklaren, en subsidiair de vordering aan [eiser] dient te ontzeggen, omdat het thans voorgelegde geschil ten gronde reeds is beslecht.
Nu de rechtbank in 1996 tevens voor recht heeft verklaard dat de contractuele verhouding tussen partijen o.a. wordt beheerst door de GPK zoals deze jaarlijks door [eiser] voor alle C-1000 afnemers bindend wordt vastgesteld, staat daarmede vast dat de Formule Fee voor de C-1000 afnemers 2,6% bedraagt; uitbreiding van de Formule Fee vanaf 1 januari 1998 met twee posten doet hier niets aan af. Deze posten zijn begrepen in de nieuwe KOB/Formule Fee waarover Supermarkt 70% verschuldigd is.
Daarnaast betwist Supermarkt dat de verlaging van de goederenprijs van AGF-/VGD-/Tabak-producten en van de FIP van een achttal productgroepen daadwerkelijk heeft geleid tot een margeverruiming van Supermarkt. Bovendien, als er al een klein margevoordeel door Supermarkt is behaald dan wordt dit weer teniet gedaan door de verhoogde KOB/Formule Fee, en doordat [eiser] vanaf 1 januari 2000 een groot aantal producten in prijs heeft verhoogd.
Tot slot biedt Supermarkt aan, indien daartoe gehouden, haar stellingen te bewijzen, alle middelen rechtens, speciaal door het horen van getuigen.
Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling van de rechtbank ligt allereerst de vraag of [eiser] primair in haar vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard en subsidiair of de rechtbank [eiser] haar vorderingen moet ontzeggen, omdat het thans voorliggende geschil ten gronde reeds is beslecht.
In haar vonnis d.d. 11 april 1996 (zaaknummer 3107/HAZA 93-84) verklaart de rechtbank voor recht:
- enerzijds dat de contractuele verhouding tussen partijen niet alleen wordt beheerst door de samenwerkingsovereenkomst van 8 juli 1980, maar tevens door de Algemene Leveringsvoorwaarden (ALV) van [eiser] (zoals deze van tijd tot tijd gelden voor al haar afnemers) en haar Goederenprijscondities (GPK) voor de formule C-1000 (zoals deze GPK jaarlijks door haar voor alle C-1000 afnemers wordt vastgesteld), een en ander voor zover niet uitdrukkelijk een afwijkende bepaling tussen partijen is overeengekomen of voor partijen bindend (bij vonnis) is vastgesteld;
- anderzijds dat de door Supermarkt aan [eiser] verschuldigde KOB gelijk is aan 70% van de som van de KOB en de goederenopslagen, zoals deze elk op grond van de ALV en/of de GPK verschuldigd zijn door een C-1000 afnemer wiens gemiddelde omzet per week, magazijn- en goederenafname, totale inkopen (exclusief branchevreemde inkopen) en de op basis daarvan berekende orderconcentratie gelijk zijn aan die van Supermarkt.
De rechtbank besliste hiertoe teneinde voor de toekomst zekerheid te verkrijgen omtrent de tussen partijen geldende condities, nadat ter comparities van 26 juli 1994 en 8 maart 1995 gedane schikkingpogingen er uiteindelijk in hebben geresulteerd dat partijen hebben verklaard in te stemmen met het uitgangspunt dat de totale goederen- en dienstenconditie van Supermarkt in relatie tot [eiser] wordt gekoppeld aan de condities van een vergelijkbare C-1000 ondernemer.
In voornoemde zaak ontstond tussen partijen verschil van mening aangaande de op alle goederenleveranties van [eiser] aan Supermarkt van toepassing zijnde Algemene Leveringscondities en dientengevolge de hoogte van de door Supermarkt verschuldigde KOB.
Uitgangspunt voor de rechtbank bij haar beoordeling van de onderhavige zaak is derhalve voornoemde eerdere uitspraak van de rechtbank.
Op grond hiervan is Supermarkt aan [eiser] verschuldigd 70% van de som van de KOB en goederenopslagen, zoals geldend voor een gelijkwaardige C-1000 afnemer.
Nu in casu geen sprake is van andere, uitdrukkelijk tussen partijen overeengekomen, van de ALV en GPK afwijkende, bepalingen wordt de contractuele verhouding tussen partijen, eveneens conform voornoemde eerdere uitspraak van de rechtbank, beheerst door de bepalingen van de ALV en GPK.
Supermarkt brengt daartoe bij conclusie van antwoord de GPK van 1999 in het geding, daarbij stellend dat deze GPK materieel ook golden voor het jaar 1998, een stelling die door [eiser] nimmer is betwist. Artikel 1 van deze GPK omschrijft Formule Fee als volgt: "het door de Supermarktondernemer -opererend onder een aan [eiser] in eigendom toebehorende Winkelformule- te betalen bedrag ter vergoeding van de door [eiser] aan hem toegekende rechten en toegezegde diensten". Volgens het bepaalde in artikel 3 lid 1 van diezelfde GPK van 1999 is de Formule Fee "een door [eiser], na overleg met het hoofdbestuur van de Vereniging Centra vastgesteld voor de betreffende winkelformule geldend percentage, dat wordt berekend over de gemiddelde in een Verkooppunt behaalde Consumentenomzet per week (inclusief BTW) gedurende de voorafgaande 52 weken", daarbij tevens bepalend dat de Formule Fee voor de C-1000 winkelformule bedraagt 2,6 %. En artikel 2 lid 1 bepaalt op haar beurt onder andere dat "het aan de afnemer in rekening te brengen bedrag voor de in een week geleverde Goederen gelijk is aan de som van (i) de Grossiersprijs van de geleverde Goederen, en (ii) het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 doorberekende bedrag van de Formule Fee".
In de GPK van 1994, geldend tot en met 1997, toen er derhalve nog géén sprake was van "Formule Fee", maar enkel van KOB en goederenopslagen, wordt in artikel 1 de consumentenomzetbijdrage omschreven als " onderdeel van de prijs van de Goederen, welke bijdrage wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 3", alwaar vervolgens onder andere is bepaald :"De consumentenomzetbijdrage wordt tweemaal per jaar vastgesteld op basis van de gemiddelde in een Verkooppunt behaalde consumentenomzet per week (inclusief BTW) gedurende de voorafgaande 52 weken".
Artikel 3 GPK 1994 handelt over de "bijdrage over de consumentenomzet" terwijl artikel 3 GPK 1999 de "formule fee" behelst, artikelen die inhoudelijk in verregaande mate met elkaar overeenstemmen.
De rechtbank oordeelt dat vorenstaande de conclusie rechtvaardigt dat artikel 3 GPK 1999 in materiele zin niet afwijkt van de GPK van 1994 (met uitzondering van de percentages).
Weliswaar is de opbouw van de Formule Fee gewijzigd omdat toegevoegd zijn een tweetal posten, te weten de post AGF-/VGD-/Tabaksproducten en de post FIP van een achttal productgroepen, waar tegenover staat een verlaging van de marges van [eiser] op AGF-/VGD-/Tabaksproducten en een verlaging van de FIP van een achttal productgroepen, doch uit de in casu van toepassing zijnde ALV en GPK blijkt niet dat met ingang van 1998 afgeweken dient te worden van het uitgangspunt dat Supermarkt 70% van de (voorheen) KOB/ (nu) Formule Fee verschuldigd is aan [eiser].
De rechtbank deelt de stelling van Supermarkt dat uitbreiding van de Formule Fee vanaf 1 januari 1998 met een tweetal posten niets afdoet aan het feit dat bij vonnis van de rechtbank van 11 april 1996 is vastgesteld dat Supermarkt slechts 70% van deze Formule Fee aan Supermarkt verschuldigd is en dat de contractuele verhouding tussen partijen door de met ingang van diezelfde datum gewijzigde GPK wordt beheerst.
De uitspraak van de rechtbank van 11 april 1996 biedt partijen uitdrukkelijk de mogelijkheid contractueel, van de ALV en GPK afwijkende, afspraken te maken, een mogelijkheid waarvan partijen geen gebruik hebben gemaakt.
De rechtbank concludeert derhalve dat verandering van het conditiestelsel per
29 december 1997 en de toepassing hiervan c.q. de toetsing aan de gerechtelijke uitspraak leidt tot ontzegging aan [eiser] van haar vordering op grond van het ontbreken van een rechtsgrond.
Als de volledig in het ongelijk gestelde partij zal de rechtbank [eiser] veroordelen in de kosten van deze procedure.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
Wijst de vorderingen af;
Veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op ƒ 2190,- aan verschotten en op ƒ 3400,- aan salaris procureur;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx en ter openbare civiele terechtzitting van 7 december 2000 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.