Verweerder heeft de intrekking van de bijdrage gebaseerd op artikel 9, eerste lid, onder b van de bijdrageregeling waarin is bepaald dat degene aan wie een bijdrage is toegekend , verplicht is aan de districtsbureauhouder (thans; Laser) schriftelijk mededeling te doen van het geheel of gedeeltelijk ophouden eigenaar te zijn van de gronden met betrekking tot welke een bijdrage is toegekend en op artikel 10, tweede lid van de regeling waarin is bepaald dat de beschikking waarbij een bijdrage is toegekend in ieder geval wordt ingetrokken, indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b.
Verweerder heeft voorts vastgesteld dat eiser heeft gehandeld in strijd met artikel 9, eerste lid, onder b, door na te laten aan Laser mee te delen dat hij geen eigenaar meer is in de zin van artikel 1b van de regeling, waarin is bepaald dat onder eigenaar wordt verstaan: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die krachtens eigendom, pacht, enig ander persoonlijk recht, of gebruiksrecht het genot heeft van de grond, die is gelegen in Nederland.
De vraag is dan of eiser had behoren mee te delen dat hij geen eigenaar meer was in de zin van 1b van de bijdrageregeling. De zojuist genoemde definitie van het begrip eigenaar impliceert dat betrokkene die hoedanigheid pas verliest als hij niet meer het genot van de grond heeft. Verweerder is er vanuitgegaan dat eiser het genot van de grond heeft verloren. Verweerder overwoog daartoe dat De Marke het feitelijk beheer heeft gekregen over het gebied, dat door de huur- en beheersovereenkomst af te sluiten eiser zijn rechten en daarmee ook het genot heeft overgedragen, aangezien hij niet meer in staat is over dit gebied nog vrijelijk te beschikken en dat daaraan niet afdoet dat eiser gedeeltelijk zeggenschap blijft houden op een aantal gebieden.
De rechtbank kan verweerder in die opvatting niet volgen.
Niet gezegd kan worden dat eiser door de huur- en beheersovereenkomst af te sluiten het genot van de grond heeft verloren. Nadere beschouwing van de inhoud van die overeenkomsten (gedingstuk 7 van de B-map) leert dat deze geen bepalingen bevatten die het genot van de grond door eiser verloren doet gaan of over doet gaan van eiser op De Marke. De huurovereenkomst bevat met name bepalingen waarbij verplichtingen aan de huurder worden opgelegd en bepalingen waarbij de verhuurder zich bepaalde rechten voorbehoudt. De op basis van artikel 8 van de huurovereenkomst gesloten beheersovereenkomst behelst voornamelijk een concretisering van de bij de huurovereenkomst door de huurder aanvaarde verplichting tot het op duurzame wijze beheren van de betreffende bossen.
Zo die overeenkomsten raken aan het genot van de grond door eiser dan is dat naar het oordeel van de rechtbank slechts in die zin dat het enige beperking zal ondergaan als en voorzover de huurder daadwerkelijk beheerswerkzaamheden uitvoert.
Nu er van moet worden uitgegaan dat eiser door het sluiten van de betreffende huur- en beheersovereenkomst het genot van de grond niet heeft verloren had hij ook geen mededeling behoeven te doen dat hij geen eigenaar in de zin van artikel 1 b van de bijdrageregeling meer was. Verweerders besluit om met toepassing van artikel 10, tweede lid, van de bijdrageregeling de beschikking waarbij een bijdrage is toegekend in te trekken op de grond dat eiser heeft gehandeld in strijd met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b van de bijdrageregeling berust derhalve op een onjuiste grondslag. Het bestreden besluit komt dan ook voorzover dit betreft de intrekking van de beschikking tot toekenning voor vernietiging in aanmerking en het beroep dient inzoverre gegrond te worden verklaard.