Zaaknummer: 21899/HAZA 97-580 en 26877/HAZA 98-465.
V O N N I S van de Arrondissementsrechtbank te Roermond
Uitspraak: 31 augustus 2000.
1. De naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid J. KWASPEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Neeritter, gemeente Hunsel,
3. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAKO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Hertogenbosch,
eiseressen in de hoofdzaak,
procureur: mr H.J.J.M. van der Bruggen;
1. De vennootschap naar Belgisch recht N.V. TRANSPORT MAES,
gevestigd en kantoorhoudende te 9820 Merelbeke (deelgemeente Bottelare),
België, zonder bekend kantoor en bekende plaats van vestiging in Nederland,
gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in vrijwaring;
procureur: mr P.J.W.M. Theunissen;
2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAAL TRANSPORTBEDRIJF A.L. LANGEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 6163 AE Geleen,
3. De onderlinge waarborgmaatschappij TRANSVEMIJ U.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te 7901 AW Hoogeveen, gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in vrijwaring,
procureur: mr O.J.H.M. van Eijndhoven.
1. Het verloop van de procedures
1.1 Het verloop van de procedure in de hoofdzaak
Dit blijkt uit de navolgende door partijen, verder ook te noemen respectievelijk Aegon c.s., Transport Maes, Langen B.V. en Transvemij, ter vonniswijzing overgelegde processtukken:
- de inleidende dagvaarding van 26 mei 1997 jegens Transport Maes;
- de inleidende dagvaarding van 26 mei 1997 jegens Langen B.V.;
- de inleidende dagvaarding van 27 mei 1997 jegens Transvemij;
- de conclusie van eis;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring zijdens Transport Maes;
- incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring zijdens Langen B.V. en Transvemij;
- de akte houdende referte in het zijdens Langen B.V. en Transvemij opgeworpen incident;
- het vonnis van 29 januari 1998;
- de akte houdende referte in het zijdens Transport Maes opgeworpen incident;
- het vonnis van 2 april 1998;
- de conclusie van antwoord zijdens Langen B.V. en Transvemij;
- de incidentele conclusie van eis tot verwijzing zijdens Transport Maes;
- akte houdende referte van Aegon c.s. in het zijdens Transport Maes opgeworpen incident;
- akte houdende referte van Aegon c.s. in het zijdens Transport Maes opgeworpen incident;
- de conclusie van antwoord van Langen B.V. en Transvemij in het zijdens Transport Maes opgeworpen incident;
- het vonnis van 10 december 1998;
- de conclusie van antwoord zijdens Transport Maes, met 3 producties;
- de conclusie van repliek, met 10 producties;
- de akte houdende overlegging 8 producties zijdens Aegon c.s.;
- de conclusie van dupliek zijdens Langen B.V. en Transvemij, met 8 producties;
- de akte zijdens Aegon c.s.;
- de conclusie van dupliek zijdens Transport Maes;
- de akte overlegging 1 productie zijdens Transport Maes;
- de akte houdende overlegging 2 producties bij pleidooi zijdens Aegon c.s.;
- de pleitnotities van mr J.W.L.M. ten Braak;
- de pleitnotities van mr J. van Noort;
- de pleitnotities van mr A.J. Dolk;
1.2 Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak
Transvemij en Langen B.V. hebben Transport Maes, in vrijwaring opgeroepen. In de hoofdzaak is bij incidenteel tussenvonnis deze vrijwaringsprocedure toegestaan.
Het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde processtukken:
- de inleidende dagvaarding van 23 april 1998;
- de conclusie van eis;
- de conclusie van eis tot verwijzing in vrijwaring;
- de incidentele conclusie van antwoord;
- de vonnis 10 december 1998;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring;
- de conclusie van repliek in vrijwaring;
- de conclusie van dupliek;
- de akte overlegging productie van 30 mei 2000 inzake 21899/HAZA 97-580;
- de pleitnotities van mr J. van Noort;
- de pleitnotities van mr A.J. Dolk;
1.3 Inhoud van de processtukken
De inhoud van al deze processtukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2. De vaststaande feiten in beide procedures.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend danwel niet of ongenoegzaam gemotiveerd weersproken, ofwel blijkend uit overgelegde en in zoverre niet betwiste producties, staat het volgende tussen partijen in rechte vast, voorzoveel in dit geding terzake doende:
2.1 Op 26 april 1996 heeft J. Kwaspen B.V. (hierna ook te noemen Kwaspen) te Neeritter aan Transport Maes een drietal zendingen, bestaande uit textiel en toebehoren en naaimachines meegegeven ten vervoer over de weg van Neeritter naar Tunesië. Onder de door Kwaspen ten vervoer meegegeven zaken bevond zich ook een partij textiel van Vako B.V. (hierna te noemen Vako) te 's-Hertogenbosch.
2.2 De zendingen waarvoor Transport Maes de CMR-vrachtbrieven nrs. 7006098, 7006099 en 7006100 heeft afgegeven zijn nimmer op de plaats van bestemming aangekomen.
2.3 Op 26 april 1996 rond 18.30 uur is de door Transport Maes ingezette vrachtwagen betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de Autoroute A31 richting Metz-Nancy ter hoogte van Augny.
2.4 De stilstaande vrachtwagen van Transport Maes, die geparkeerd stond op de vluchtstrook, is door de vrachtwagen van Langen B.V. met de linkervoorzijde tegen de rechterachterhoek van de aanhangwagen aangereden.
2.5 De vrachtwagen van Langen B.V. is 50 meter verder tot stilstand gekomen. De vrachtwagen van Langen B.V. is in de brand gevlogen. Het voertuig van Transport Maes is daarop eveneens beginnen te branden. Beide voertuigen zijn totaal uitgebrand.
2.6 De "Police Nationale" heeft proces-verbaal opgemaakt, de partijen en de ooggetuige M. Zilliox (die ten tijde van het ongeval op een tractor reed) verhoord en de nodige vaststellingen gemaakt.
3.1 De stellingen en de vorderingen van Aegon c.s. in de hoofdzaak
3.1.1 Aegon c.s. hebben gevorderd dat Transvemij, Langen B.V. en Transport Maes bij vonnis, voorzover toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk zullen worden veroordeeld (des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd) om:
aan Aegon Schadeverzekering N.V. (hierna ook te noemen Aegon), althans aan Kwaspen, althans aan Vako te betalen een bedrag groot f 202.040,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 1996 tot de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van gedaagden in de hoofdzaak in de kosten van het geding.
3.1.2 Hiertoe is aangevoerd dat Langen B.V. , Transvemij en Transport Maes allen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door het verkeersongeval ontstane schade aan de door Transport Maes vervoerde en bij Aegon en haar co-verzekeraars verzekerde zaken.
3.1.3 Langen B.V. is aansprakelijk, omdat het rijgedrag van haar chauffeur en het veroorzaken van het ongeval onrechtmatig is jegens Aegon c.s.
3.1.4 Transport Maes is als vervoerder aansprakelijk voor het verlies van de goederen op grond het CMR-verdrag. Transport Maes kan zich niet beroepen op een omstandigheid als bedoeld in artikel 17 lid 2 van het CMR-verdrag.
3.1.5 Het voertuig van Langen B.V. was ten tijde van het ongeval ingevolge WAM verzekerd bij Transvemij, zodat de vordering ook rechtstreeks tegen haar als WAM-verzekeraar kan worden ingesteld.
3.1.6 Voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de processtukken.
3.2 Het verweer van Langen B.V. en Transvemij.
3.2.1 Langen B.V. en Transvemij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van Aegon c.s. in hun vordering, dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Aegon c.s. in de kosten van het geding.
3.2.2 Langen B.V. en Transvemij hebben daartoe gesteld dat zij niet aansprakelijk zijn voor de geleden schade van Aegon c.s., aangezien het ongeval aan Transport Maes te wijten is. De chauffeur van Langen B.V. treft in het geheel geen blaam.
Verder stellen zij dat er geen causaal verband is tussen het ongeval dat heeft plaatsgehad en het ontstaan van de brand in de vrachtwagen van Transport Maes.
3.2.3 Daarnaast betwisten Langen B.V. en Transvemij de gestelde subrogatie van Aegon en de hoogte van de schade.
3.2.4 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
3.3 Het verweer van Transport Maes.
3.3.1 Transport Maes heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van Aegon c.s. in hun vordering, dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Aegon c.s. in de kosten van het geding.
3.3.2 Transport Maes heeft daartoe gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor de geleden schade van Aegon c.s., aangezien het ongeval en de oorzaak van de daarna ontstane brand aan Langen B.V. te wijten is. Transport Maes treft in het geheel geen blaam.
3.3.3 Tevens is er sprake van een van de in artikel 17 lid 2 CMR-verdrag genoemde omstandigheden, aangezien Transport Maes niet heeft kunnen vermijden dat haar combinatie door die van Langen B.V. werd aangereden en zij hiervan de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen, zodat Transport Maes niet op grond van het CMR-verdrag aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade.
3.3.4 Subsidiair beroept Transport Maes zich op de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 23 CMR. De aansprakelijk-heid van Transport Maes kan nooit verder strekken dan tot 25 Goudfrank (ofwel 8,33 SDR) per kilogram vervoerd gewicht. Daarnaast betwist Transport Maes de hoogte van de gestelde schade.
3.3.5 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
4.1 De stellingen en de vorderingen van Langen B.V. en Transvemij
4.1.1 Langen B.V. en Transvemij vorderen dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bij het in de hoofdzaak uit te spreken vonnis, Transport Maes gelijktijdig zal veroordelen om aan Langen B.V. en Transvemij te betalen al datgene, waartoe Langen B.V. en Transvemij in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld aan hoofdsom, kosten en rente, althans aan hoofdsom, kosten en de wettelijke rente en daarover berekend vanaf 23 april tot aan de dag der algehele betaling met veroordeling van Transport Maes in de kosten van de procedure, zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaken.
4.1.2 Hiertoe hebben Langen B.V. en Transvemij gesteld dat Transport Maes aansprakelijk is voor de geleden schade van Aegon c.s., aangezien het ongeval en de oorzaak van de daarna ontstane brand aan Transport Maes te wijten is. De chauffeur van Langen B.V. treft in het geheel geen blaam.
4.1.3 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
4.2 Het verweer van Transport Maes
4.2.1 Transport Maes heeft daartoe gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor de geleden schade van
Aegon c.s., aangezien het ongeval en de oorzaak van de daarna ontstane brand aan Langen B.V. te wijten is. Transport Maes treft in het geheel geen blaam.
4.2.2 Ook hier verwijst de rechtbank voor de verdere stellingen en de nadere onderbouwing daarvan naar de processtukken.
5. Het oordeel van de rechtbank in de hoofdzaak.
5.1 De vraag die in de hoofdzaak beantwoording behoeft is de vraag of Langen en of Maes aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de ten gevolge van het ongeval door de bij Aegon verzekerde ladingbelanghebbenden geleden schade.
Bij de beantwoording van die vraag is van belang dat de aansprakelijkheid van Langen wordt gebaseerd op een door de chauffeur van Langen gepleegde onrechtmatige daad en dat de aansprakelijkheid van Maes wordt gebaseerd op het CMR.
5.2 De aansprakelijkheid van Langen.
Nu de door Aegon gestelde onrechtmatige daad door Langen in Frankrijk zou zijn gepleegd is de vraag van belang naar welk recht de vordering van Aegon op Langen dient te worden beoordeeld.
Het ongeval heeft zich in Frankrijk voltrokken tussen een Belgische vrachtwagen en een Nederlandse vrachtwagen.
In beginsel wordt naar Nederlands internationaal privaatrecht een vordering uit onrechtmatige daad, behoudens rechtskeuze, beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. Nu de gevolgen van de onrechtmatige daad zich niet beperken tot Nederland -in welk geval er reden zou zijn om een uitzondering te maken op het beginsel- is de rechtbank van oordeel dat op de onderhavige zaak overeenkomstig de hoofdregel Frans recht dient te worden toegepast. De rechtbank zal de aansprakelijkheid van Langen dan ook beoordelen met toepassing van de artikelen 1382 tot en met 1384 van de Code Civil.
5.3 De rechtbank constateert dat de onrechtmatige daad in het Franse recht net als in het Nederlandse recht uitgaat van onrechtmatigheid en schuld, in het Franse recht samengevat in het woord "faute". Daarnaast dient er net als in het Nederlandse recht causaal verband te bestaan tussen de daad en de schade.
5.4 Met betrekking tot de aansprakelijkheid van Langen dient eerst te worden vastgesteld of er sprake is van "faute" bij de chauffeur van Langen. Voor de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
Uit een door Transport Maes in het geding gebracht verklaring van een getuige, te weten M. Zilliox, afgelegd tegenover de Police Nationale blijkt, dat volgens deze getuige de vrachtwagen van Langen B.V. over de aflijning van de vluchtstrook is gereden en dat de vrachtwagen van Transport Maes correct op de vluchtstrook stond geparkeerd. De stelling van Langen B.V. en Transvemij dat dit niet het geval was, maar dat het voertuig van Transport Maes deels op de rijbaan stond geparkeerd, dient verworpen te worden. Op de door Transport Maes overgelegde schets van de Police Nationale staat de vrachtwagen van Transport Maes in zijn geheel ingetekend recht op de vluchtstrook. Dit komt geheel overeen met de verklaring van Zilliox. Voorts acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat het voertuig van Transport Maes deels op de rijbaan stond en ten gevolge van de aanrijding in zijn geheel in een rechte lijn op de vluchtstrook terecht zou zijn gekomen. Dit geldt temeer nu uit de diverse deskundigen rapporten, zoals die door partijen in het geding zijn gebacht valt af te leiden dat de vrachtwagen van Langen, de vrachtwagen van Transport Maes niet vol heeft geraakt, maar slechts heeft geschampt. De rechtbank gaat er gelet op het vorenstaande vanuit dat de oorzaak van de aanrijding is gelegen in het feit dat de chauffeur van de vrachtwagen van Langen met zijn voertuig deels over de vluchtstrook is gereden. Deze gedraging levert naar het oordeel van de rechtbank "faute" op.
5.5 Causaal verband
De volgende vraag die beantwoording behoeft is de vraag of de schade het gevolg is van de "faute" van de chauffeur van Langen.
Na het ongeval zijn beide vrachtwagens totaal uitgebrand. Ten gevolge van de brand is de gehele lading van Transport Maes, waaronder de vracht van Kwaspen en Vako, verloren gegaan.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de brand in de vrachtwagen van Maes het gevolg is van de aanrijding.
5.6 De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Vaststaat dat het voertuig van Transport Maes nog niet brandde voor de aanrijding. De rechtbank leidt dit af uit het gegeven dat de chauffeur eerst is uitgestapt, zijn vrachtwagen heeft geïnspecteerd en opnieuw in de cabine is gestapt toen het ongeval gebeurde. Indien het voertuig reeds had gebrand, zou de chauffeur niet rustig in de cabine zijn gestapt.
Voorts heeft de eerder genoemde getuige Zilliox bij de police nationale verklaart dat de stroom diesel olie vanuit de brandende vrachtwagen van Langen de vrachtwagen van Transprot Maes vlam heeft doen vatten. Overigens komt deze verklaring overeen met de verklaring die de chauffeur van Transport Maes ten overstaan van de police nationale heeft afgelegd.
5.7 Van de zijde van Langen zijn deskundigenrapporten in het geding gebracht, waarin als mogelijke oorzaak van de brand in de vrachtwagen van Transport Maes kortsluiting wordt genoemd. Deze mogelijkheid laat zich echter niet goed rijmen met de door de getuige Zilliox afgelegde verklaring, waarin hij aangeeft, dat het voertuig van Transport Maes zijn alarmlichten aanhad. Onweersproken is de stelling van Transport Maes dat in geval van kortsluiting het electrisch gedeelte van de vrachtwagen niet meer zou kunnen functioneren.
5.8 De rechtbank is van oordeel dat voor vaststelling van de oorzaak van de brand aansluiting moet worden gezocht bij de conclusie die wordt getrokken in het rapport van de experts Cunningham Shaft, zoals dat door Transport Maes in het geding is gebracht. Hierin wordt geconcludeerd dat de brand is ontstaan door het openscheuren van de brnadstoftank van de vrachtauto van Langen. Weliswaar hebben de overige experts andere oorzaken van de brand aangedragen, echter deze oorzaken zijn onvoldoende aannemelijk geworden en in strijd met het gegeven dat het voertuig van Transport Maes kennelijk niet reeds brandde voor de aanrijding. Daarnaast sluiten deze experts bovenstaande mogelijkheid niet uit.
5.9 Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er causaal verband bestaat tussen de "faute" van de chauffeur van Langen en het tenietgaan van de lading. Langen B.V. is derhalve aansprakelijk is voor de geleden schade van Aegon c.s.
5.10 Transvemij is als WAM-verzekeraar van Langen B.V. eveneens hoofdelijk aan te spreken voor de geleden schade.
5.11 Aansprakelijkheid van Transport Maes op grond van het CMR
Op grond van artikel 17 eerste lid van het CMR-verdrag is de vervoerder, in het onderhavige geval Transport Maes, in beginsel aansprakelijk voor het verlies van de goederen. Transport Maes heeft een beroep gedaan op artikel 17 lid 2 CMR-verdrag, hierbij stellende dat in casu sprake is van omstandigheden, die Transport Maes niet heeft kunnen vermijden en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen, zodat zij ontheven dient te worden van deze aansprakelijkheid.
5.12 De rechtbank is van oordeel dat nu uit de processtukken blijkt, dat de chauffeur van Transport Maes voordat hij uiteindelijk op de bewuste vluchtstrook gestopt is al gedurende ongeveer een kwartier een vreemd geluid heeft gehoord, de chauffeur een onnodig risico heeft genomen door -niet eerder- op een veiliger plek te stoppen, ten einde de oorzaak van het geluid te onderzoeken. De bewuste locatie, relatief kort na een bocht, waardoor de vrachtwagen voor achteropkomend verkeer pas relatief laat te zien was, kan naar het oordeel van de rechtbank voor een dergelijke controle minder geschikt worden genoemd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een overmachtssituatie zoals genoemd in artikel 17 lid 2, zodat de rechtbank Transport Maes derhalve aansprakelijk acht voor de geleden schade van Aegon c.s. op grond van het CMR-verdrag
De hoogte van de schade
Langen B.V en Transvemij
5.13 Thans dient nog te worden vastgesteld wat de hoogte van de geleden schade is van Aegon c.s.
5.14 Langen B.V. en Transvemij hebben de gestelde schade van Aegon c.s bij gebrek aan wetenschap betwist. Echter naar het oordeel van de rechtbank heeft Aegon c.s. de schade voldoende onderbouwd door het overleggen van schriftelijke stukken, waaronder de CMR-vrachtbrieven en een expertiserapport van het expertise bureau Binnendijk-Bree, welk rapport door Langen B.V. en Transvemij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd is betwist.
5.15 Tevens blijkt, ondanks dat er in de vrachtbrieven, het expertiserapport en de factuur van Vako andere nummers worden gebruikt uit de omschrijving van de goederen voldoende samenhang tussen deze overgelegde stukken. Immers de aard en hoeveelheid van de goederen stemt geheel overeen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden vastgesteld dat deze stukken betrekking hebben op de verloren vracht en dat Kwaspen en Vako de juridische eigenaars van deze vracht waren. Nu de expertisekosten niet betwist worden, stelt de rechtbank de totale schade van Aegon c.s. op f 202.040,70.
5.16 Langen B.V. en Transvemij hebben daarnaast gesteld dat voor de schade betreffende de naaimachines en stoelen, vastgesteld op
f 18.059,25 geen subrogatie kan plaatsvinden, omdat deze volgens het schrijven van 8 augustus 1996 van Alexander & Alexander niet onder de polisdekking vallen en derhalve onverschuldigd zijn betaald. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 284 Wetboek van Koophandel staat dat de vorderingen uit schadevergoeding bij wijze van subrogatie op de verzekeraar overgaan voor zover deze die schade vergoedt. Niet weersproken is dat het bedrag van f 18.059,25 op grond van de verzekeringsovereenkomst door Aegon is uitgekeerd. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast, dat Aegon ook voor wat betreft die schade is gesubrogeerd in de rechten van haar verzekerde.
5.17 De rechtbank zal op grond van het hiervoor overwogene Langen B.V. en Transvemij hoofdelijk (des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd) veroordelen tot betaling van het bedrag van f 202.040,70.
5.18 Transport Maes
Transport Maes heeft gesteld dat de schade, die zij dient te vergoeden aan Aegon c.s. op grond van de aansprakelijkheidsbe-perking van artikel 23 CMR-verdrag gelimiteerd dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld aan de zijde van Transport Maes (in de zin van artikel 29 CMR-verdrag), weshalve de de aansprakelijkheid van Transport Maes, gelet op artikel 23 lid 3 CMR-verdrag, beperkt dient te worden tot 8,33 SDR per verloren gegaan kg brutogewicht.
5.19 Uit de overgelegde CMR-vrachtbrieven met de nrs. 7006098, 7006099, 7006100 blijkt dat de totale vracht 3868 kg bedroeg. De rechtbank zal dan ook de door Transport Maes te vergoeden schade vaststellen op in equivalent in Nederlandse valuta van 3868 kg x 8,33 SDR = 32.220,44 SDR. Nu artikel 23, eerste lid, van het CMR bepaalt dat de schadevergoeding dient te worden berekend naar de waarde van de goederen op de datum en de plaats van de inontvangstname van de goederen, dient de datum van het inontvangstname van de lading, te weten 26 april 1996 te worden gehanteerd als omrekendatum in Nederlands courant.
5.20 Vrijwaringszaak
Langen B.V. en Transvemij baseren hun vordering jegens Transport Maes in de vrijwaringszaak op de stelling dat Transport Maes op grond van onrechtmatige daad geheel aansprakelijk is voor de geleden schade van Aegon c.s..
De stelling dat Transport Maes onrechtmatig jegens Langen zou hebben gehandeld is gebaseerd op de feitelijke veronderstelling, dat de vrachtwagen van Transport Maes deels op de rijbaan stond geparkeerd, op het moment van de aanrijding.
In de hoofdzaak heeft de rechtbank reeds overwogen, dat naar haar oordeel in rechte is komen vast te staan de vrachtwagen van Transport Maes op het moment van de aanrijding in zijn geheel op de vluchtstrook stond. Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van onrechtmatig handelen door Transport Maes jegens Langen. Het feit dat de chaufeur van Maes de vrachtwagen -al eerder- op een veiliger punt had kunnen neerzetten brengt op zich zelf geen onrechtmatigheid met zich mee. De vordering van Langen en Transvemij in de vrijwaring dient derhalve te worden afgewezen.
5.21 De veroordelingen tot betaling en de wettelijke rente
AEGON heeft gevorderd dat gedaagden veroordeeld worden om over de hoofdsom wettelijke rente te betalen. De vraag is welk recht op deze vordering dient te worden toegepast. Van belang daarbij is naar het oordeel van de rechtbank dat uit het stelsel van artikel 6:116 en 118 van het Burgerlijk Wetboek valt af te leiden, dat de betaling van een geldsom dient te geschieden in de woon- of vestigingsplaats van de schuldeiser. In het onderhavige geval is dat Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank dient gelet daarop de vraag of over het verschuldigde bedrag wettelijke rente dient te worden vergoed en vanaf welk moment, naar Nederlands recht te worden beantwoord. In geval van onrechtmatige daad ontstaat de schadevergoedingsverplichting op het moment waarop de onrechtmatige handeling is gepleegd, in het onderhavige geval is dat 26 april 1996.
Met betrekking tot de wettelijke rente over de vordering tegen Transport Maes overweegt de rechtbank dat krachtens het CMR de schadevergoedingsverplichting ontstaat op het moment van het verlies van de lading, te weten op 26 april 1996. Vanaf dat moment is derhalve wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente is derhalve vanaf die datum toewijsbaar.
In de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
Proceskosten
5.22 De rechtbank zal Langen B.V., Transvemij en Transport Maes als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten in de hoofdzaak zijdens Aegon c.s. veroordelen.
5.23 De rechtbank zal Langen B.V. en Transvemij als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten in de vrijwaringszaak zijdens Transport Maes veroordelen. Nu het geschil in de vrijwaringszaak in sterke mate samenhangt met het geschil in de hoofdzaak zal de rechtbank de kosten in de vrijwaringszaak matigen.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
In de hoofdzaak 21899/HAZA 97-580
veroordeelt Transportbedrijf A.L. Langen B.V. en de onderlinge waarborgmaatschappij Transvemij U.A. hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, aan Aegon Schadeverzekering N.V. te betalen een bedrag groot f 202.040,70 (TWEEHONDERDTWEEDUIZEND VEERTIG GULDEN EN ZEVENTIG CENT), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 1996 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt N.V. Transport Maes aan Aegon Schadeverzekering N.V. te betalen het equivalent in Nederlandse valuta van 32.220,44 SDR (TWEEËNDERTIG TWEEHONDERD TWINTIG KOMMA VIERENVEERTIG SDR), waarbij als omrekeningsdatum van de SDR in Nederlandse guldens 26 april 1996 geldt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 1996 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt aangaande bovenstaande veroordelingen van N.V. Transport Maes, Transportbedrijf A.L. Langen B.V. en de onderlinge waarborgmaatschappij Transvemij U.A., dat de een betaald hebbende de ander voor dat bedrag zal zijn bevrijd, met dien verstande dat;
N.V. Transport Maes, Transportbedrijf A.L. Langen B.V. en de onderlinge waarborgmaatschappij Transvemij U.A. gezamenlijk niet meer verschuldigd zijn aan AEGON dan een bedrag van f 202.040,11, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 1996;
veroordeelt N.V. Transport Maes, Transportbedrijf A.L. Langen B.V. en de onderlinge waarborgmaatschappij Transvemij U.A. hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot aan de zijde van Aegon c.s. op f 4.105,45 (VIERDUIZEND HONDERD VIJF GULDEN EN VIJFENVEERTIG CENT) aan verschotten en f 9.370,00 (NEGENDUIZEND DRIEHONDERD ZEVENTIG GULDEN) aan salaris procureur;
wijst af het meer of anders gevorderde;
In de vrijwaringszaak 26877/HAZA 98-465
wijst het gevorderde af;
veroordeelt hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, Transportbedrijf A.L. Langen B.V. en De onderlinge waarborgmaatschappij Transvemij U.A. in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot aan de zijde van N.V. Transport Maes, op f 3.840,00 (DRIEDUIZEND ACHTHONDERDVEERTIG GULDEN) aan verschotten en f 2.200,00 (TWEEDUIZEND TWEEHONDERD GULDEN) aan salaris procureur;
In de hoofdzaak 21899/HAZA 97-580 en in de vrijwaringszaak 26877/HAZA 98-465
verklaart dit vonnis uitvoer bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs J.H.J.M. Mertens-Steeghs, F. Oelmeijer en H.H. Dethmers en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van 31 augustus 2000.