ECLI:NL:RBROE:2000:AA5455

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/068179-99
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
  • A.W. Ente
  • F.R. Soutendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wederrechtelijk verkregen voordeel van V.O.F. Slachterij in het kader van de Destructiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 12 april 2000 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door V.O.F. Slachterij. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder een eerder vonnis van dezelfde rechtbank, waarin V.O.F. Slachterij was veroordeeld voor het medeplegen van overtredingen van de Destructiewet. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat volgens de officier hoger zou zijn dan het bedrag dat door de verdediging werd betwist.

De raadsman van V.O.F. Slachterij voerde aan dat het gevorderde bedrag lager zou moeten zijn, omdat het proces-verbaal betrekking had op meerdere leveringen, terwijl slechts drie leveringen in de tenlastelegging waren opgenomen. Daarnaast stelde de raadsman dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met de belasting die over de omzet was betaald. De rechtbank oordeelde echter dat de argumenten van de raadsman niet opgingen, verwijzend naar artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en dat belasting niet als kostenpost kon worden aangemerkt die het voordeel zou verminderen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op f. 1.911,-- en V.O.F. Slachterij verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De beslissing werd genomen door de meervoudige economische kamer van de rechtbank, met mr. O.M. de Lange als voorzitter. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier C. van Est en vond plaats tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND
Parketnummer: 04/068179-99
Beslissing ex artikel 36e, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
V.O.F. Slachterij [verdachte],
gevestigd te [woonplaats],
aanhangig gemaakt bij ongedateerde vordering.
Onderzoek van de zaak.
De rechtbank heeft op 29 maart 2000 gehoord:
- de officier van justitie;
- [L.v.P.], vertegenwoordiger van V.O.F. Slachterij [verdachte], bijgestaan door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Roermond.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond d.d. 12 april 2000 in de zaak met parketnummer 04/068179-99, waarbij V.O.F. Slachterij [verdachte] voornoemd is veroordeeld wegens medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet, meermalen gepleegd, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon.
Bewijsmiddelen.
Pro memorie.
Verweren.
Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat de vordering afgewezen dient te worden, nu de raadsman van mening is dat V.O.F. Slachterij [verdachte] geen wederrechtelijk voordeel verkregen heeft.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat, zo er al wederrechtelijk voordeel zou zijn verkregen, dit lager dient te zijn dan het gevorderde, aangezien het proces-verbaal betrekking heeft op meerdere leveringen van V.O.F. Slachterij [verdachte] aan [P.V.], terwijl er slechts 3 leveringen opgenomen zijn in de tenlastelegging.
Vervolgens heeft de raadsman aangegeven dat op het voordeel met over de omzet betaalde IB ten onrechte geen rekening is gehouden.
De rechtbank acht de vordering, behalve - kennelijk - op gronden aan het bewijs ontleend, niet voldoende weersproken door de raadsman.
De rechtbank beoordeelt de vordering aan de hand van de bewezenverklaring van voormeld vonnis in de zaak met parketnummer 04/068179-99 en het aannemelijk geachte voordeel, zoals weergegeven in het proces-verbaal van het Bureau Financiële Ondersteuning.
Voor wat betreft de stelling van de raadsman dat het voordeel, gelet op de tenlastelegging, lager dient te zijn, oordeelt de rechtbank dat zulks niet op gaat, gelet op het bepaalde in artikel 36e, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
Terzake van de door de raadsman gestelde betaling van enige belasting oordeelt de rechtbank dat belasting niet is een kostenpost, die tot mindering zou kunnen strekken op het door de misdrijven en soortgelijke feiten behaalde voordeel, hetgeen onverlet laat dat de belastingplichtige de haar ten dienste staande fiscale verzoeken kan doen.
De rechtbank verwerpt, gelet op het vorenstaande, de verweren.
Motivering van de maatregel.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat V.O.F. Slachterij [verdachte] voornoemd voordeel heeft gekregen door middel van de strafbare feiten waarvoor zij bij voormeld vonnis is veroordeeld, alsmede door middel van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op het na te noemen bedrag.
Toegepaste wetsartikelen.
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
De meervoudige economische kamer van de arrondissementsrechtbank:
stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op f. 1.911,--;
legt V.O.F. Slachterij [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van f. 1.911,--, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat zij door middel van de strafbare feiten en soortgelijke feiten heeft verkregen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O.M. de Lange, A.W. Ente en F.R. Soutendijk, van wie mr. O.M. de Lange voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2000.
typ: cve