ECLI:NL:RBROE:2000:AA5449

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/068176-99
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
  • A.W. Ente
  • F.R. Soutendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen verdachte onder de Destructiewet

In de zaak met parketnummer 04/068176-99 heeft de rechtbank Roermond op 12 april 2000 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond, waarin de verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk begaan van strafbare feiten. De meervoudige economische kamer van de rechtbank heeft in deze beslissing het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van f. 8.644,--.

De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag. Bij gebreke van volledige betaling of verhaal kan deze verplichting worden vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen. De beslissing is genomen na een hoorzitting op 29 maart 2000, waarbij de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat, aanwezig waren. De raadsman heeft betoogd dat de prijs die de verdachte heeft betaald voor het magermet niet bijzonder laag was in vergelijking met andere leveringen, en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het voordeel, zoals vastgesteld in het proces-verbaal van het Bureau Financiële Ondersteuning, aannemelijk is. De rechtbank heeft de maatregel gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht, en heeft geconcludeerd dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten door middel van de strafbare feiten waarvoor hij was veroordeeld, alsook door soortgelijke feiten.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND
Parketnummer: 04/068176-99
Beslissing ex artikel 36e, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
wonende te [woonplaats],
aanhangig gemaakt bij ongedateerde vordering.
Onderzoek van de zaak.
De rechtbank heeft op 29 maart 2000 gehoord:
- de officier van justitie;
- [verdachte], voornoemd, bijgestaan door mr. H.H.M. van Dijk, advocaat te Uden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond d.d. 12 april 2000 in de zaak met parketnummer 04/068176-99, waarbij [verdachte] voornoemd is veroordeeld wegens medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet, meermalen gepleegd, opzettelijk begaan.
Bewijsmiddelen.
Pro memorie.
Verweren.
Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat hetgeen [verdachte] heeft betaald voor het magermet, in vergelijking met andere leveringen, niet bijzonder laag is. De raadsman heeft derhalve geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De rechtbank komt het voordeel, gelet op het proces-verbaal van
het Bureau Financiële Ondersteuning aannemelijk voor, waaraan niet af doet dat er in het verleden wel andere prijzen zijn bedongen.
Motivering van de maatregel.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] voornoemd voordeel heeft gekregen door middel van de strafbare feiten waarvoor hij bij voormeld vonnis is veroordeeld, alsmede door middel van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op het na te noemen bedrag.
Toegepaste wetsartikelen.
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
De meervoudige economische kamer van de arrondissementsrechtbank:
stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op f. 8.644,--;
legt [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van f. 8.644,--, bij gebreke van volledige betaling of verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 90 dagen hechtenis, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van de strafbare feiten en soortgelijke feiten heeft verkregen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O.M. de Lange, A.W. Ente en F.R. Soutendijk, van wie mr. O.M. de Lange voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2000.
typ: cve