In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 10 mei 2023 aan een derde belanghebbende is verleend voor het herbouwen van een woning en schuur. Het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen heeft het bezwaar van eiser op 11 november 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser niet als belanghebbende kan worden beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2025 behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij op ongeveer een kilometer afstand van het bouwplan woont en nauwelijks zicht heeft op het perceel. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de uitspraak gebaseerd op artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om meteen op het beroep te beslissen als nader onderzoek niet nodig is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevolgen van het bouwplan voor eiser van onvoldoende betekenis zijn om hem als belanghebbende te kunnen beschouwen.
De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.