ECLI:NL:RBOVE:2025:988

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
ak_24_4434 en ak_24_4435
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar omgevingsvergunning

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 10 mei 2023 aan een derde belanghebbende is verleend voor het herbouwen van een woning en schuur. Het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen heeft het bezwaar van eiser op 11 november 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser niet als belanghebbende kan worden beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2025 behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij op ongeveer een kilometer afstand van het bouwplan woont en nauwelijks zicht heeft op het perceel. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de uitspraak gebaseerd op artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om meteen op het beroep te beslissen als nader onderzoek niet nodig is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevolgen van het bouwplan voor eiser van onvoldoende betekenis zijn om hem als belanghebbende te kunnen beschouwen.

De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: ZWO 24/4434 en 24/4435
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser/verzoeker (hierna: eiser),

en

het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen (hierna: het college),

(gemachtigde: A. Jager).
Als
derdepartijneemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] te [woonplaats 2] , vergunninghouder.

Inleiding

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de bij besluit van 10 mei 2023 aan [derde belanghebbende] verleende omgevingsvergunning voor het herbouwen van de woning en schuur aan de [adres]. Het college heeft het bezwaar bij besluit van 11 november 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belanghebbende is bij de bestreden omgevingsvergunning. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en vergunninghouder, bijgestaan door [naam].
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hieronder.
De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meteen op het beroep van eiser te beslissen. Dat deze mogelijkheid bestaat blijkt voor partijen uit de schriftelijke kennisgeving voor de zitting van 3 februari 2025. Dat verzoeker dit niet wil omdat hij naar zijn zeggen ook na telefonisch contact met de griffie hier niet is op is voorbereid, passeert de voorzieningenrechter.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
2
.De omgevingsvergunning ziet op het herbouwen van een woning en schuur en op tijdelijk toestaan van een woonunit. Er is gebruik gemaakt van de binnenplanse afwijkmogelijkheid om de huisvesting van 2 huishoudens in één bedrijfswoning onder voorwaarden toe te staan. Ook is er gebruik gemaakt van de zogenaamde kruimelregeling voor de afwijkende dakhelling van de te bouwen bedrijfswoning en om de tijdelijke woonunit toe te staan.
3. De Commissie van Advies voor de bezwaarschriften heeft verweerder geadviseerd het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk te verklaren, omdat eiser niet als belanghebbende kan worden beschouwd. Alleen belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen een besluit. [1] Verweerder heeft conform dit advies besloten.
Het uitgangspunt in de rechtspraak is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Dat wordt slechts anders wanneer er geen sprake is van feitelijke gevolgen van enige betekenis. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
Als geen feitelijke gevolgen worden ondervonden of de feitelijke gevolgen die worden ondervonden niet van enige betekenis zijn, wordt geen belanghebbendheid aangenomen.
4. De voorzieningenrechter is evenals verweerder van oordeel dat eiser niet als belanghebbende kan worden beschouwd en daarom terecht niet in zijn bezwaar is ontvangen. Niet kan worden aangenomen dat eiser gevolgen van enige betekenis ondervindt van het bouwplan, als bedoeld in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5. Eiser woont op ongeveer een kilometer afstand en heeft nauwelijks zicht op het betreffende perceel. Wat is aangevoerd rond de nabijheid van een Natura 2000-gebied, kan niet tot een ander oordeel leiden. Eiser onderscheidt zich daarom onvoldoende van anderen om hem als belanghebbende te kunnen aanmerken. Dat eiser het inhoudelijk niet eens met het genomen besluit, omdat hij meent dat in het algemeen belang het omgevingsplan juist moet worden toegepast, is hierbij niet van belang en kan hem ook geen belanghebbende maken.
6. Gezien het voorgaande is het beroep van eiser tegen het besluit van 11 november 2024 ongegrond en wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2025 door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7:1 van de Awb in combinatie met artikel 8:1 van de Awb.