ECLI:NL:RBOVE:2025:971

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/08/301459 / HA ZA 23-323
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkig leidingmateriaal in waterleidingproject

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, staat de aansprakelijkheid van Pipelife Nederland B.V. centraal, naar aanleiding van lekkages in een waterleiding die Vitens N.V. heeft laten aanleggen. Vitens stelt dat de lekkages zijn veroorzaakt door gebrekkig leidingmateriaal dat door Pipelife is geleverd. Vitens vordert een verklaring voor recht dat Pipelife tekort is geschoten in haar verplichtingen en eist een schadevergoeding van bijna 2 miljoen euro. Pipelife betwist de claims en stelt dat zij deugdelijk materiaal heeft geleverd. De rechtbank oordeelt dat Vitens niet heeft aangetoond dat de lekkages het gevolg zijn van het door Pipelife geleverde materiaal. De rechtbank wijst de vorderingen van Vitens af, omdat de deskundigenrapporten onvoldoende bewijs leveren voor de gestelde non-conformiteit van de moffen. De rechtbank concludeert dat de lekkages mogelijk zijn veroorzaakt door andere factoren, zoals montagefouten of andere oorzaken die niet door Pipelife zijn veroorzaakt. Vitens wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/301459 / HA ZA 23-323
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
VITENS N.V.,
te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Vitens,
advocaten: mrs. T. van Wijk en M. Jonkers,
tegen
PIPELIFE NEDERLAND B.V.,
te Enkhuizen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Pipelife,
advocaten: mrs. P.R. van der Vorst en M. van Rijen.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over een waterleiding die Vitens heeft laten aanleggen met leidingmateriaal dat Pipelife heeft geleverd. Die waterleiding vertoonde kort na aanleg lekkages. Vitens stelt zich onder verwijzing naar twee rapporten van deskundigen op het standpunt dat die lekkages zijn veroorzaakt door het door Pipelife geleverde leidingmateriaal en dat dat leidingmateriaal dus gebrekkig en non-conform is. Vitens vordert daarom een verklaring voor recht dat Pipelife tekort is geschoten in haar verplichtingen en veroordeling van Pipelife tot betaling van een schadevergoeding van bijna 2 miljoen euro. Pipelife betwist de door Vitens overgelegde deskundigenrapportages gemotiveerd en stelt zich op het standpunt dat zij deugdelijk leidingmateriaal aan Vitens heeft geleverd.
1.2.
De rechtbank zal hierna tot het oordeel komen dat Vitens niet heeft aangetoond dat de lekkages aan de waterleiding zijn veroorzaakt door het leidingmateriaal van Pipelife en dat bewijslevering niet aan de orde is. De vorderingen van Vitens zullen dus worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 6 maart 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte overlegging producties 80 tot en met 145, tevens akte uitlaten producties, tevens akte bewijsaanbod, tevens akte eiswijziging van Vitens die op 20 september 2024 door de rechtbank is ontvangen;
- het bezwaar van Pipelife tegen de indiening van die akte;
- de reactie op dit bezwaar van Vitens en de e-mail in reactie daarop van Pipelife;
- de aanvulling op productie 136 van Vitens;
- de akte overlegging aanvullende productie 146 van Vitens;
- de e-mail van de rechtbank van 26 september 2024 met de mededeling dat van de akte van Vitens van 20 september 2024 de akte overlegging producties en de akte uitlaten producties buiten beschouwing worden gelaten, alsmede de aanvulling op productie 136 en de aanvullende productie 146;
- de voorwaardelijke akte overlegging productie 80 en 81 en 141 tot en met 144 van Vitens;
- het bezwaar van Pipelife tegen deze akte;
- de e-mail van de rechtbank van 30 september 2024 dat de betreffende akte met producties wordt toegelaten;
- de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s;
- de akte depot van 9 oktober 2024.
2.2.
Hierna is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Vitens is een drinkwaterbedrijf dat dagelijks circa 6 miljoen zakelijke en particuliere klanten van kraanwater voorziet.
3.2.
Pipelife is een producent van kunststof leidingsystemen, waaronder moffen. Moffen zijn verbindingsstukken waarin aan weerszijden een pijp wordt geschoven om een verbinding tot stand te brengen.
3.3.
Partijen hebben na een onderhandse aanbesteding in augustus 2017 een raamovereenkomst gesloten voor de levering van kunststof leidingmateriaal (hierna te noemen: de overeenkomst). In die overeenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
Artikel 2 Onderwerp overeenkomst / productspecificaties
2.1.
Leverancier verplicht zich om op verzoek van Vitens producten te leveren voor Vitens zoals beschreven in bijlage 1 (Productspecificaties), met inachtneming van de voorwaarden van deze overeenkomst.
(…)
Artikel 15 Garantie leveringen
15.1
Leverancier staat er voor in dat:
 De leveringen op vakbekwame wijze en ononderbroken (tenzij dit laatste in redelijkheid niet kan worden verlangd) worden uitgevoerd;
 De leveringen zullen voldoen aan de overeengekomen kwalificaties en specificaties als vastgelegd en aan de binnen de betreffende beroepsgroep gebruikelijke kwaliteitseisen en standaarden;
(…)
3.4.
In de in artikel 2.1 van de overeenkomst bedoelde productspecificaties staat onder 1.1.10 vermeld dat de PVC-U buitenmof 315 onder meer aan de volgende eisen moet voldoen:
 (…)
 De buitenmoffen dienen te voldoen aan de NEN 7107 (Brl-k 17301).
 De afdichtingsringen zijn van SBR of een gelijkwaardig rubber conform de Kiwa Brl-k 17504/02 (…)
 (…)
3.5.
Op de overeenkomst en daaronder te verstrekken nadere opdrachten zijn de ‘Inkoopvoorwaarden Vitens 2015’ van toepassing (hierna te noemen: de inkoopvoorwaarden). Artikel 12 en 15 van die voorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 12 Kwaliteit, garantie, keuring
12.1
Leverancier garandeert gedurende de overeengekomen garantieperiode of, indien geen garantieperiode is overeengekomen, gedurende een periode van 24 (vierentwintig) maanden vanaf Levering:
a. dat Goederen geschikt zijn voor het doel waarvoor zij door Koper bestemd zijn;
b. dat Goederen nieuw zijn, van goede kwaliteit, en vrij van fouten wat betreft ontwerp, bewerking, fabricage, constructie en maatvoering, alsmede vrij zijn van gebreken in de gebruikte onderdelen en/of materialen;
c. (…)
d. dat Goederen voldoen aan de bij Levering geldende NEN-normen of vergelijkbare en internationaal gebruikte kwaliteitsstandaarden, en beschikken over de relevante Kiwa (ATA-Product)certificaten.
(…)
Artikel 15 Aansprakelijkheid en vrijwaring
15.1
Leverancier is aansprakelijk voor alle schade die door Koper of door derden wordt geleden als gevolg van het niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomen van de Overeenkomst door Leverancier, en vergoedt deze schade. Dit geldt tevens voor de schade als gevolg van een gebrek in zijn Levering.
(…)
3.6.
Ten behoeve van de aanleg van een nieuwe waterleiding tussen IJsselmuiden en Ens (hierna te noemen: de waterleiding) heeft Vitens op enig moment onder de overeenkomst een bestelling geplaatst voor de levering van leidingmateriaal, waaronder buizen en 801 kunststof steekmoffen met een diameter van 315 mm. Die moffen zijn door Pipelife verspreid over de periode van 13 juli tot en met 17 november 2021 geleverd.
3.7.
De door Pipelife geleverde moffen bestaan uit drie onderdelen, namelijk het omhulsel van PVC en twee rubberringen.
3.8.
Per juli 2021 heeft Pipelife een verandering doorgevoerd in de door haar geproduceerde moffen. Sindsdien voorziet zij die moffen van “Angerlock” rubberringen van fabrikant Trelleborg. De moffen met deze ringen heeft Pipelife voor het eerst in augustus 2021 aan afnemers geleverd. De meeste in de waterleiding toegepaste moffen betreffen deze nieuwe moffen.
3.9.
De montagevoorschriften van Pipelife ter zake van de ‘Pipelife U2 steekmof’ luiden als volgt:
 Leg de buizen ± 15 cm boven de grond en in elkaars verlengde. Reinig het buiseinde en verwijder de bramen. (…)
 Meet de insteekdiepte in de steekmof op en teken deze af op de buis.
 Controleer de koppeling op verontreiniging, speciaal achter de rubberring en maak deze zo nodig schoon. Smeer het buiseinde en de rubberring in met een KIWA goedgekeurd glijmiddel.
 Schuif de koppeling over het buiseinde tot aan de stootrand.
 Herhaal de handeling aan de andere kant van de koppeling en schuif het andere buiseinde in de koppeling tot aan de stootrand. (…)
3.10.
Vitens heeft in juni 2021 met [bedrijf 1] B.V. – die onderdeel is van [bedrijf 2] – (hierna te noemen: [bedrijf 1] ) een aannemingsovereenkomst gesloten voor het aanleggen van de waterleiding. [bedrijf 1] heeft de waterleiding vervolgens met het door Vitens bij Pipelife ingekochte leidingmateriaal in het najaar van 2021 aangelegd, op basis van een door Vitens aangeleverd ontwerp.
3.11.
Kort na aanleg van de waterleiding zijn op diverse plekken lekkages geconstateerd op plaatsen waar een mof was gemonteerd. In verband met het onderzoek naar die lekkages is de leiding op papier opgedeeld in sectie 1 tot en met 12.
3.12.
In verband met de lekkages heeft Kiwa N.V. (hierna te noemen: Kiwa) in opdracht van Vitens in februari 2022 een eerste onderzoek uitgevoerd. Omdat Kiwa met dat onderzoek geen eenduidige oorzaak van de lekkages heeft kunnen achterhalen, heeft Kiwa aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek.
3.13.
[bedrijf 1] en Vitens hebben op verschillende momenten geconstateerd dat diverse moffen in sectie 12 van de waterleiding lekten. Nadat Pipelife per e-mail van 13 mei 2022 Vitens had geadviseerd de door haar geleverde moffen te blijven gebruiken, heeft Vitens besloten om alle 41 moffen in sectie 12 te vervangen door andere moffen van hetzelfde type als de eerder in die sectie gebruikte moffen. Pipelife en Kiwa zijn niet bij die werkzaamheden aanwezig geweest. Bij de nieuw aangebrachte moffen zijn vervolgens op enig moment ook weer lekkages opgetreden.
3.14.
Kiwa heeft in de loop van 2022 vervolgonderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de lekkages. Daartoe heeft zij onder meer sectie 2 en sectie 12 van de waterleiding geïnspecteerd en parallel aan sectie 12 een proefsectie aangelegd. Pipelife en Kiwa zijn niet aanwezig geweest bij de aanleg van die proefsectie.
3.15.
Op 30 mei 2022 heeft Kiwa Vitens een memo gestuurd waarin, voor zover relevant, het volgende vermeld staat:
Met de tot nu toe verzamelde informatie is er met de gehanteerde methodiek geen eenduidige oorzaak voor het ontstaan van de lekkage vast te stellen. Als alternatief zijn mogelijke oorzaken geanalyseerd en indien mogelijk uitgesloten op basis van de informatie die beschikbaar is. Op basis van deze analyse zijn er een aantal oorzaken die niet uitgesloten kunnen worden. Dit betreft;
  • Gebruik van beschadigde buis
  • Vervuiling tijdens montage
  • Onvoldoende afdichting tussen afdichtingsrubber en buis
  • Onvoldoende afdichting tussen afdichtingsrubber en mof
Om deze mogelijke oorzaken (of combinatie van oorzaken) te kunnen uitsluiten of bevestigen is vervolgonderzoek noodzakelijk.
(…)
Onvoldoende afdichting tussen afdichtingsrubber en de buisOp de door Kiwa onderzochte verbinding nummer 25 is zand aangetroffen tussen de afdichtingsring en de buis. Er is echter geen verklaring hoe het zand hier terecht is gekomen.
Mogelijke oorzaak is het tijdens de beschouwing op 24 mei 2022 van het proeftraject vastgestelde inwatering. Als er bij het inwateren zand wordt meegenomen en afgezet wordt tussen de afdichtingsring en de buis dan zou deze vervuiling er toe kunnen leiden dat bij er het op druk brengen van de leiding lekkage ontstaat omdat het afdichtingsrubber geen direct contact kan maken met de buis.
De buisdiameter (onder de minimum tolerantie) kan hierbij een rol spelen.
Om deze veronderstelling te kunnen bevestigingen zal vastgesteld moeten worden of het inwateren kan leiden tot een dusdanige zandafzetting die kan leiden tot lekkage. Hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk.
(…)
Analyse van mogelijke oorzaken welke aan de orde zijn gekomen tijdens de verschillende gesprekken.
(…)
- Afwijkende buis diameter
Bij zowel verbinding 15 als 25 is vastgesteld dat er één buis een diameter onder de minimum tolerantie van de norm heeft (…). Bij buiszijde B van verbinding 25 is volgende buisdiameter vastgesteld, gemeten diameter op drie locaties 314,29mm/ 314,12mm/ 314,88mm. Buiszijde B was de lekkende zijde van de verbinding.
(…)
3.16.
Kiwa heeft vervolgens enkele verbindingen uit sectie 12 aanvullend onderzocht en naar aanleiding daarvan op 27 juni 2022 een memo opgesteld. In die memo staat als conclusie vermeld:
Op basis van bovenstaande bevindingen (…) is volgens Kiwa het zand tussen het afdichtingsrubber en de binnenwand van de steekmof de meest waarschijnlijke oorzaak van de lekkage.
Het zand wordt waarschijnlijk meegevoerd bij het inwateren van grondwater gedurende de periode dat de buis drukloos is en zet zich af tussen de afdichtingsrubber en de binnenwand van de steekmof. Wanneer de buis gevuld wordt met water en op druk wordt gebracht lekt het water via het zand naar buiten.
3.17.
Op 11 juli 2022 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij vertegenwoordigers van Vitens, Pipelife en [bedrijf 1] aanwezig waren. Tijdens die bespreking zijn verschillende scenario’s voor het herstel van de waterleiding besproken en is gekozen voor het scenario waarbij de door Pipelife geleverde moffen zouden worden vervangen door moffen van een andere leverancier, namelijk Wavin. De kosten van het uitvoeren van dat scenario zijn daarbij geraamd op € 1.625.943,00.
3.18.
Op 20 juli 2022 heeft Vitens een concept-rapport van Kiwa aan Pipelife toegestuurd.
3.19.
Op 25 augustus 2022 heeft Crawford, de schade-expert die was ingeschakeld door de aansprakelijkheidsverzekeraar van Pipelife, mede namens Pipelife in een memo commentaar geleverd op dat concept-rapport.
3.20.
Per e-mail van 5 september 2022 heeft Vitens Kiwa gevraagd op een aantal in die memo opgenomen vragen te reageren. In die e-mail schrijft Vitens onder andere:
Vitens is nu gestart met het opstellen van de reactie op de gehele memo. Er zijn een aantal vragen die door jou als onderzoeker beantwoordt moeten worden. Ik heb deze in de tekst geel gearceerd.
3.21.
Kiwa heeft de gevraagde reactie per e-mail van 7 september 2022 aan Vitens gestuurd en Vitens heeft deze vervolgens op 13 september 2022 doorgestuurd aan Pipelife. De eerste zin van de betreffende e-mail van Kiwa aan Vitens luidt als volgt:
Hierbij de memo van Crawford met mijn aanvullingen. (…)
3.22.
Kiwa heeft op 7 september 2022 haar definitieve rapport uitgebracht (hierna te noemen: het rapport van Kiwa). In dat rapport is onder meer het volgende te lezen:
2 Verzamelde informatie
(…)
Door Kiwa is tijdens de onderstaande momenten informatie verzameld;
- (…)
- Beschouwing sectie 2 (12 april 2022)
- Onderzoek uitgenomen verbindingen uit sectie 2
- Beschouwing proefsectie (24 mei 2022)
- Beschouwing sectie 12 (14 juni 2022)
- Onderzoek uitgenomen verbindingen uit sectie 12
(…)
2.3
Beschouwing proefsectie
(…)
2.3.1
Waarneming tijdens beschouwing.
Nadat de proefsectie was vrijgegraven is er in eerste instantie een gat in de leiding geboord en is er een inspectie camera ingebracht om het inwendige gat van de proefsectie te beoordelen. Bij deze beoordeling is vastgesteld dat er bij twee verbindingen zich water in de insteekmof bevindt en in het buiseinde in de steekmof.
Op locatie is bij een verbinding de buis uit de insteekmof gehaald. In de insteekmof is water aangetroffen dat vermengd is met wat lijkt glijmiddel (gebruikt ten behoeve van de montage). In de insteekmof is zand aangetroffen. Het is niet uitgesloten dat dit zand tijdens het verwijderen van de buis in de insteekmof is gekomen.
(…)
3 De meest waarschijnlijke oorzaak
Op basis van de in hoofdstuk 2 beschreven onderzoeken is volgens Kiwa het zand tussen het afdichtingsrubber en de binnenwand van de insteekmof de meest waarschijnlijke oorzaak van de lekkage. Dit zand wordt meegevoerd bij het inwateren van grondwater gedurende de periode dat de buis niet gevuld is met water en zet zich af tussen de afdichtingsrubber en de binnenwand van de steekmof. Wanneer de buis gevuld wordt met water en op druk wordt gebracht lekt het water via het zand naar buiten.
(…)
Waarom ‘meest waarschijnlijk’?
Tijdens de beschouwingen en het onderzoek is een daadwerkelijk optredende lekkage via het zand tussen de afdichtingsrubber en de binnenwand van de insteekmof niet waargenomen en dus niet vastgesteld.
3.1
Toetsing van de meest waarschijnlijke oorzaak
De meest waarschijnlijke oorzaak moet een verklaring kunnen geven voor de waarnemingen die gedaan zijn tijdens de beschouwingen. Wanneer de meest waarschijnlijke oorzaak geen verklaring kan geven voor een van de waarnemingen dan is de oorzaak niet aannemelijk.
Waarnemingen bij zowel sectie 2, sectie 12 en gedaan door [bedrijf 1] :
• Niet alle verbindingen zijn lek.
• De lekkage hoeveelheid is niet hetzelfde bij alle lekkende verbindingen.
• Het aantal lekkende verbindingen verandert afhankelijk van de waterdruk
Waarneming door [bedrijf 1] :
• Er zijn verbindingen die in eerste instantie dicht zijn en later gaan lekken.
• Er zijn verbindingen die lekken en na een tik op de verbinding niet meer
lekken.
Het is aannemelijk dat het inwateren en afzetten van zand een proces is dat van meerdere factoren afhankelijk is zoals bijvoorbeeld liggingsdiepte van de leiding, bodemsamenstelling, tijdsduur van blootstelling en hoeveelheid grondwater (of regenwater). Hierdoor zal de hoeveelheid en de locatie van het zand in de steekmof variëren. Deze variatie geeft een verklaring voor bovenstaande constateringen. Een tik op de verbinding kan er toe leiden dat de hoeveelheid zand verandert waardoor de lekkage stopt.
Dat er sprake is van variatie in de lekhoeveelheid is vastgesteld bij verbinding 21 uit sectie 12. Bij verbinding 21 is op 13 juni bij een druk van 6 bar vastgesteld dat deze aan de bovenzijde van de verbinding lekte. Op 14 juni is door Kiwa vastgesteld dat bij 6 bar er geen sprake meer was lekkage aan de bovenzijde. Wel druppelde de verbinding aan de onderzijde. Tijdens het onderzoek in het Kiwa laboratorium is de locatie van de lekkage aan de bovenzijde onderzocht. In dit deel van de verbinding is aan de binnenzijde geen zand aangetroffen. Vermoedelijk is tijdens de lekkage het aanwezige zand weggespoeld en is de lekkage op dit punt gestopt.
Waarnemingen bij zowel sectie 2, sectie 12:
• De lekkage is overwegend aan dezelfde zijde van de verbinding
Door Kiwa zijn een tweetal trajecten beschouwd;
- Sectie 2 Grafhorsterweg - Ganzediep
- Sectie 12 tussen de N50 en de Enservaart
In beide trajecten is lekkage overwegend aan één zijde van de verbindingen vastgesteld. Een mogelijke verklaring hiervoor is de grondwaterstroming in het gebied waardoor één zijde van de verbinding wordt blootgesteld aan de grondwaterstroming. De richting van de grondwaterstroming is niet onderzocht.
Constatering proefsectie:
• Bij 2 van de 4 verbindingen is water aangetroffen in de insteekmof en in de buis nabij het buiseinde in de insteekmof. Het water lijkt vermengt te zijn met glijmiddel.
Dat er water in de insteekmof en in de buis is aangetroffen duidt op inwatering van buitenaf waarbij glijmiddel dat aanwezig is op het afdichtingsrubber en de buiswand is meegenomen. Dat het aangetroffen water het gevolg is van condenseren van de lucht in de buis is niet aannemelijk. Naast het water in en nabij de twee insteekmoffen is er geen water in de rest van het proeftraject aangetroffen. In het geval van condens is de verwachting dat er over de gehele lengte van de proefsectie water wordt aangetroffen. Met de inspectiecamera is dit niet waargenomen.
Er is niet met zekerheid vast te stellen of het aangetroffen zand een gevolg is van het inwateren of het gevolg is van het verwijderen van de buis uit de insteekmof.
3.2
Andere mogelijke oorzaken
Tijdens de gesprekken met Pipelife, Vitens, [bedrijf 1] en Kiwa is er een aantal mogelijke oorzaken aangedragen. Op basis van de verzamelde informatie en het uitgevoerde onderzoek kan geen van deze mogelijke oorzaken als meest waarschijnlijk beschouwd worden.
- Hoekverdraaiing
o Bij sectie 2 is bij zowel lekkende als niet lekkende verbindingen een hoekverdraaiing vastgesteld. Bij sectie 12 zijn de verbindingen aangelegd binnen de 3° hoekverdraaiing. Desondanks was er sprake van lekkage.
- Beschadigde buis (krassen)
o Bij enkele, zowel lekkende als niet lekkende verbindingen, zijn er krassen op de buis vastgesteld variërend in diepte en breedte. Het is niet zo dat bij alle onderzochte lekkende verbindingen krassen zijn aangetroffen op de buis.
- Beschadigd rubber (bv agv niet afgeschuinde buis)
o Bij geen van de onderzochte verbindingen zijn beschadigde afdichtingsrubbers of niet afgeschuinde buizen vastgesteld.
- Vervuiling tijdens aanleg
o Sectie 12 is aangelegd onder toezicht van Vitens. Het is niet aannemelijk dat hierbij sprake was van montage met vervuiling van buis of insteekmof.
- Er uit duwen van de afdichtingsring tijdens montage
o Bij alle onderzochte verbindingen is vastgesteld dat de afdichtingsring zich in de uitsparing van de insteekmof bevond. Er was geen sprake van het er uit duwen van de afdichtingsring.
- Onvoldoende insteekdiepte
o Bij alle onderzochte verbindingen is vastgesteld dat de buis tot aan de nok van de insteekmof was ingestoken.
3.23.
Pipelife heeft een uit de waterleiding afkomstige lekkende verbinding (buis met mof) aan een uitgebreide test onderworpen. In een rapport van 21 november 2022 dat naar aanleiding hiervan is opgesteld staat, voor zover relevant, onder meer het volgende vermeld:
Praktijksimulatie
Testopstelling:
Om de situatie van de praktijk te simuleren is een aparte testopstelling gemaakt. Hiervoor is een kunststof inspectieput gemaakt met 2 doorvoer aansluitingen 315 mm. (…) De gedemonteerde lekkende koppeling en de 2 rubberringen zijn schoongemaakt, en de rubberringen zijn weer terug geplaatst in de koppeling. De koppeling is vervolgens in de put geplaatst en door de doorvoeren zijn 2 nieuwe buisstukken 315 mm gevoerd, welke in de koppeling 315 mm zijn gestoken. (…)
De verbinding in de put is rondom aangevuld met aanvulzand. Het zand is in lagen aangebracht en verdicht. Hierna is de put m.b.v. schachtelementen verhoogd tot een hoogte van 2 m en gevuld met water.
Beproeving: Op de buiseinden zijn afdichtingskappen aangebracht. Vervolgens is het buisdeel in de put op een onderdruk gezet van -0,2 Bar. Door de hydrostatische druk van 2 meter i.c.m. een onderdruk van -0,2 Bar ontstaat er op de koppeling een uitwendige waterdruk van 0,4 Bar oftwel 4 m waterkolom.
Deze opstelling heeft 72 uur op onderdruk gestaan. Na 72 uur gaf de manometer nog steeds -0,2 bar aan. (…) De verbinding laat geen lekkage zien en geen sporen van lekkage (vuil en/of water) zien. De verbinding is dicht. In deze worst case situatie, maximale hoekverdraaiing i.c.m. zand en een uitwendige druk van 4 m waterkolom vindt geen lekkage of inspoeling van zand plaats.
(…)
5. Conclusies
De aangeleverde verbinding vertoont lekkage. De ingestoken buiseinden hebben beschadigingen. Deze beschadigingen lijken niet de oorzaak van de lekkage.
Er is veel zand op en achter de rubberring aanwezig. Met de schoongemaakte koppeling en rubberringen en originele buisstukken is een druktest uitgevoerd, deze vertoonde geen lekkage. De lekkage zal dus waarschijnlijk door het aanwezige zand op of achter de rubberring zijn veroorzaakt.
Middels een proefopstelling is de praktijk gesimuleerd van een combinatie van uitwendige overdruk op de rubberring in combinatie met zand. Uitwendige overdruk leidt er niet toe dat zand langs of achter de rubberring de koppeling in wordt gedrukt.
3.24.
Pipelife heeft Rotterdam Engineering B.V. (hierna te noemen: RE) gevraagd de in het rapport van Kiwa genoemde schadeoorzaak te beoordelen. RE heeft naar aanleiding daarvan op 17 november 2023 een notitie opgesteld. In die notitie is onder meer het volgende te lezen:
2. Beoordeling documenten
Rotterdam Engineering (RE) is van mening dat de ontvangen documenten, waaronder het KIWA-rapport, niet bewijzen dat de ontstane lekkages zijn veroorzaakt door defecten in de door Pipelife geleverde materialen. Hiervoor zijn in deze zaak te veel voor nu nog onbekende variabelen die invloed kunnen hebben gehad op het ontstaan van de lekkages.
De conclusie van KIWA dat er mogelijk zand van buiten de leiding achter de afdichtingsring terecht is gekomen door inwateren is volgens KIWA een mogelijke oorzaak (…). Dit onderzoek zegt in de visie van RE echter niks over wat de kernoorzaak daarvan is geweest en hoe dit heeft kunnen ontstaan. Het inwateren van het zand is geen kernoorzaak, maar is een gevolg van de kernoorzaak. (…)
4. Conclusie
(…)
Op basis van alle beschikbaar gestelde informatie is gekeken wat er nodig is om een uitspraak te
doen over de kernoorzaak van de lekkage. In de rapportage van KIWA is een mogelijke oorzaak
gegeven van de lekkage, namelijk zand wat door middel van inwateren in de afdichtingsring is
gekomen (..). In de optiek van Rotterdam Engineering is dit echter een gevolg van een eventuele
andere mechanismen die op hebben kunnen treden, bijv. ovalisatie, deflectie of verplaatsing van
de leiding. Om dit compleet te kunnen beschouwen dient er inzage te worden verkregen in het ontwerpdossier waarbij de verschillende mechanismes uit paragraaf 3.1 worden beschreven en
onderbouwd. Daarnaast moet er worden gekeken naar de bestelde, geleverde en ingenomen materialen, conform paragraaf 3.2. Tegelijkertijd kan het zand in de afdichtingsring zijn gekomen
doordat bij de uitvoering niet is voldaan aan de uitvoeringseisen uit paragraaf 3.3, bijvoorbeeld
door niet correct aanbrengen van de moffen volgens de specificatie. Deze aspecten ontbreken
volledig in het onderzoek door, en de beschouwing van KIWA, en daarmee is de beschouwing van KIWA incompleet en eenzijdig om een kernoorzaak van lekkage vast te stellen.
Daarnaast kan niet worden bepaald of de werkwijze van de aanleg en het testen van de leiding
afwijkt ten opzichte van de specifieke werkbeschrijving of de technische standaard bepalingen.
Om dit te kunnen beoordelen dient meer informatie te worden toegevoegd aan het dossier waarin
dit naar voren komt.
In hoofdstuk 3 van de notitie is het ontwerpproces, materiaalselectie en uitvoeringseisen beschouwd en is aangegeven welke documenten nodig zijn om de situatie compleet te kunnen
beschouwen, om zo een beter beeld te krijgen over wat de kernoorzaak van de lekkages is
geweest. In de huidige staat van het dossier is dit niet mogelijk. De in hoofdstuk 3 beschreven
stappen dienen door Vitens en of [bedrijf 1] te worden aangeleverd. Indien deze documenten niet
kunnen worden aangeleverd wordt dit gezien als omissie in het ontwerpproces.
3.25.
Vitens heeft Pipelife per brief van 3 februari 2023 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de lekkages aan de waterleiding.
3.26.
Op enig moment zijn de door Pipelife geleverde moffen vervangen door moffen van leverancier Wavin. Hierna zijn geen lekkages aan de waterleiding meer geconstateerd.
3.27.
Vitens heeft [bedrijf 3] B.V. opdracht gegeven om onder toezicht van ingenieursbureau Antea Group (hierna te noemen: Antea) de door Pipelife geleverde buizen en moffen in de praktijk te testen. Daartoe is een testopstelling met Pipelife-materiaal aangelegd. De moffen die daarbij zijn gebruikt, betreffen ongebruikte exemplaren die Pipelife ten behoeve van de waterleiding had geleverd. In het rapport d.d. 18 september 2024 dat Antea naar aanleiding van dit onderzoek heeft opgesteld staat onder meer het volgende vermeld:
(…)
1.2
Opzet en locatie
De testopstelling bestaat uit een recht leidinggedeelte zonder hoekverdraaiingen, zinkers of bochten. Het betreft een viertal buizen, een drietal moffen en een tweetal eindsluitingen (de eindsluitingen zijn geen onderdeel van de testopstelling). De leiding is aangelegd op ca. 1,0 meter onder maaiveld op een tracégedeelte van het oorspronkelijke tracé (parallel aan de bestaande leiding).
Hiermee is een situatie gecreëerd gelijk aan de situatie tijdens aanleg van het oorspronkelijke tracé.
• Grondsoort (ca. 4m naast oorspronkelijk tracé)
• Dekmaat (ca. im dek)
• Geen bochten
• PVC buis met insteekmoffen
(…)
1.3
Materiaalinspectie
Voorafgaande aan de werkzaamheden zijn zowel de buizen als ook de moffen onderworpen aan een visuele inspectie, en de buizen zijn eveneens ingemeten. Hierbij zijn de volgende aspecten waargenomen.
- Er zijn nieuwe buizen gebruikt van Pipelife
o Door [bedrijf 3] bij Pipelife besteld,
o Door Pipelife zijn de buizen met KIWA keurmerk op het werk geleverd.
o De buizen waren niet beschadigd en met afdekdoppen afgeleverd op het werk.
o Na meting bleken van de 4 buizen (met 8 uiteindes) een drietal uiteindes (conform
de voorschriften van KIWA (BRL K17301:2017 §5.2.3) kleiner te zijn dan de
minimaal toegestane diameter van 315cm
 PVC buiseinde 2 aan de kant van mof 2 is  314,7 mm
 PVC buiseinde 3 aan de kant van mof 2 is  314,7 mm
 PVC buiseinde 4 aan de kant van de flens is  314,8 mm
- Er zijn ongebruikte moffen gebruikt van Pipelife, uit dezelfde levering als de moffen ven van de aanleg van het oorspronkelijke tracé (deze komen uit de levering van het oorspronkelijke tracé, welke Vitens bewaard heeft).
o De rubberring in mof 1 aan de kant van buis 1 zit stevig vast. Aan de kant van buis 2 zit iets los (kan met de hand verplaatst worden).
o De rubberring in mof 2 aan beide kanten zit iets los (kan met de hand verplaatst worden).
o De rubberring in mof 3 aan de kant van buis 3 zit stevig vast. Aan de kant van buis 4 zit iets los (kan met de hand verplaatst worden).
(…)
2.1
Inwateren
Vanuit de analyse uit de eerdere stukken bleek dat de leiding van het oorspronkelijke tracé gefaseerd is aangelegd, voordat de leiding onder druk is getest. Hierdoor heeft de leiding tussen de 4 en 17 weken drukloos in de ondergrond gelegen. Zonder waterverplaatsing zal er weinig tot geen grond langs de leiding, en tussen de buis en mof, verplaatst worden.
Tijdens de uitvoering van de testopstelling bleek dat er grondwater op de huidige locatie aanwezig kan zijn (einde van de natte periode) ondanks de hoge ligging van de testlocatie. Aangezien de testopstelling direct naast het oorspronkelijk tracé ligt, blijft het een vergelijkbare situatie.
Om een juist beeld van grondwater op de testopstelling te simuleren is na aanleg van de leiding op een tweetal momenten van de dag, ochtend en einde van de dag ca. 5 tot 10 m3 per keer op de sleuf gebracht welke van maaiveld door de sleuf (geroerde grond i.p.v. ongeroerde grond) en dus langs de leiding naar de lager gelegen watergang zal lopen. Een dergelijke situatie simuleert een natte periode met regenbuien en grondwaterverplaatsing langs de buis en mofverbindingen.
(…)
2.6
Conclusies inspecties
In bijlage 1 zijn van de verschillende camera inspecties een aantal representatieve foto’s naast elkaar geplaatst om de verschillen in de loop van tijd weer te geven. Dit betreffen de volgende locaties:
• Begin Buis / 0,0m
o zandsporen in de buis zichtbaar.
o Vanaf 2de inspectie mogelijke bandensporen in het zand zichtbaar van de voorgaande camera inspectiewagen.
• MOF 3 / 10,2m
o zand en organische resten zichtbaar.
o de resten verplaatsen zich iets, mogelijk wederom door de bandensporen van de voorgaande camera inspectiewagen.
• MOF 2 / 20,5m
o wat vuil, veel glijmiddel.
o bij de laatste inspectie is iets wat op een papierpropje lijkt zichtbaar.
• Vuilsporen / 20,6m  vuilsporen aan zijkant leiding.
o vanaf 3de inspectie duidelijk zichtbare vuilsporen aan de zijkant van de leiding.
o bij de laatste inspectie zijn deze anders, dit kan niet veroorzaakt zijn door de camera
inspectiewagen, mogelijk ontstaat dit door condenswater.
• MOF 1 / 30,6m  schoon
o Mooi schone verbinding.
• Eindkap / 39,7m  schoon, beetje water aanwezig (condenswater?)
Op de eerste camera inspectie is aanzienlijk wat vuil aangetroffen in de leiding. Na verloop van tijd lijkt dit beperkt toe te nemen. We zien ook dat het vuil zich enigszins verplaatst, waarbij een beperkt deel van de verplaatsingen welllicht zijn te wijten aan de camerawagen (bandensporen zijn zichtbaar op enkele foto’s), aan gezien er ook verplaatsingen zijn op andere locaties dan waar het wagentje heeft gereden.
Ook is er tijdens de 4e inspectie iets wat op een papierpropje lijkt waargenomen. Het vermoeden is dat dit een restant is van een papieren schoonmaakdoekje, waarmee de camerawagen schoon gemaakt wordt voordat deze de leiding ingaat.
(…)
3.4
Conclusie dichtheidstest
Vanaf 17 juli is de druktest gestart. In eerste instantie is niet duidelijk of de drukval door kruip (uitzetten van het leidingmateriaal) ontstaat of door lekkage. Bij de lange duur test wordt duidelijk dat er een lineair drukverlies is geweest wat duidt op een constante lekkage. Het drukverloop is echter niet heel groot (kleine lekkage).
Bij een drukverhoging naar 6 bar (het systeem zou geschikt moeten zijn tot 10 bar) is op 31 juli duidelijk te zien, zowel daadwerkelijk bij de verbindingen (MOF 1 en 2) als op de meetresultaten van de drukmeter dat er een aanzienlijke lekkage is. Uit de drukmeting is op te maken dat er bij het druk brengen van het systeem van 3,4 naar 6 bar dat er bij ca. 5 bar een knik in de lineaire drukstijging is te zien. Dat zou het moment kunnen zijn dat de lekkage is gestart. Duidelijk is dat er een aanzienlijke lekkage is bij MOF 2 en ook een lekkage bij MOF 1.
(…)
4. Conclusie
(…)
Aanleg
Tijdens de aanleg van de testopstelling is er schoon gewerkt en zijn de installatievoorschriften opgevolgd. Wel zijn er afwijkingen aan de buisdiameters vastgesteld (te kleine buizen). Eveneens viel op dat de rubbers in een aantal moffen los zaten, dezen konden met de hand verplaatst worden.
Na installatie zijn kieren tussen buis en mof vastgesteld. Deze kieren zijn waarschijnlijk noodzakelijk voor de toegestane hoekverdraaiing en vergemakkelijkt het insteken van de buis. Deze kieren zorgen er wel voor dat er vuil (grond) in de verbinding kan komen, welke door het rubber tegengehouden dient te worden.
Inspecties
Bij de camera-inspecties is er divers vuil en beperkt water gevonden in de leiding. Mof 3 is duidelijk vervuild met zand tussen de mof en buis. Mof 2 is vervuild met ‘afgesmeerd’ vuil, mogelijk ten gevolge van de eerste camera inspectie. Mof 1 is volledig schoon.
Bij alle opgravingen en inspecties is nauwkeurig en schoon gewerkt. Het aanbrengen van vuil als gevolg van de werkzaamheden wordt als zeer onwaarschijnlijk beschouwd.
De mate van vervuiling neemt beperkt toe, wel verplaatst het vuil zich in de leiding.
Dichtheidstest
Bij de eerste (korte duur) dichtheidstest wordt wel een lineaire drukafname geconstateerd wat zou kunnen duiden op een (minimale) lekkage van enkele tientallen milliliters per uur.
Bij de lange duur dichtheidstest stabiliseert de drukafname in eerste instantie, daarna na het opnieuw op druk brengen van de testopstelling zijn er 2 van 3 moffen lek, waarvan mof 2 aanzienlijk lekt (meerdere liters in 1 uur tijd).
Lekkages
Mof 1 ziet er van binnen visueel helemaal schoon uit, wel zat het rubber aan de kant van de lekkage iets los (kon ment de hand verplaatst worden). Er zijn hier geen afwijkende buisdiameters geconstateerd. De lekkage betreft een druppel elke paar seconden.
Mof 2 ziet er van binnen het meest vervuild uit, ook zat het rubber hier aan beide kanten los (kon met de hand verplaatst worden). Aan de kant van de lekkage is de buisdiameter ca. 0,3mm te klein. De lekkage betreft een continue straal water. Deze mate van afwijking zal niet meehelpen, maar is mijns inziens niet dusdanig dat dit de oorzaak is geweest van de lekkage. Dit kan ook geconcludeerd worden door de rapportage van KIWA waarin verbinding 15 een te kleine buisdiameters heeft (ca. 0,6mm te klein) maar hier zijn geen lekkages geconstateerd.
(…)
Slotconclusie
De testopstelling is representatief voor de aanleg van verbinding IJsselmuiden-Ens. Ook is deze aangelegd onder gecontroleerde omstandigheden en volgens voorschriften aangelegd, er is schoon gewerkt en alle uitgevoerde werkzaamheden voor de testopstelling zijn vergelijkbaar met reguliere werkzaamheden welke bij een waterleiding in gebruik uitgevoerd moeten kunnen worden. Alle werkzaamheden zijn onder toezicht uitgevoerd en er is te allen tijde zorgvuldige gehandeld. Ondanks bovengenoemde zorgvuldige uitvoering zijn er twee van de drie moffen lek.
De oorzaak van de lekkage is gezien de gedocumenteerde werkzaamheden te wijten aan het niet voldoen van de verbindingen. Dit kan een combinatie zijn van:
• Kleinere buisdiameters dan toegestaan (afwijkend aan de norm).
• Ondeugdelijke rubberen afdichtingsring, welke niet geschikt is om de grond welke van buitenaf tussen de mof en de buis in kan komen tegen te houden.
• Slecht passende rubberen afdichtingsring in de mof, door of een te grote mof of een te klein rubber (of beide).
Hierdoor wordt er geconcludeerd dat het gebruikte materiaal van de testopstelling niet voldoet aan de eisen van waterleidingen danwel niet geschikt is als ondergrondse waterleiding.

4.Het geschil

4.1.
Na vermeerdering van eis vordert Vitens – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Pipelife tekort is geschoten in haar verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst;
II. Pipelife te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.904.206,28 en een bedrag van € 105.283,16 aan hoofdsom, alsmede een bedrag van € 8.197,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, dan wel door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. Pipelife te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4.2.
Pipelife voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Vitens, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Vitens in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bezwaar Pipelife tegen laatste akte Vitens
5.1.
De rechtbank heeft op 20 september 2024 een akte overlegging producties, tevens akte uitlaten producties, tevens akte bewijsaanbod, tevens akte eiswijziging van 39 pagina’s van Vitens ontvangen met daarbij bijna 800 pagina’s aan producties. Nadat Pipelife bezwaar had gemaakt tegen die akte, heeft de rechtbank beslist dat het grootste deel daarvan, namelijk de akte overlegging producties – met de daarbij gevoegde producties – en de akte uitlaten producties, wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing wordt gelaten. Vitens heeft vervolgens een deel van de bij de betreffende akte gevoegde producties alsnog bij (voorwaardelijke) akte in het geding gebracht, waarna Pipelife ook tegen die akte bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft daarop beslist dat die tweede akte met producties vanwege de beperktere omvang wel wordt toegelaten en ter zitting aan partijen kenbaar gemaakt dat indien dit in het kader van hoor en wederhoor noodzakelijk wordt geacht, Pipelife alsnog de gelegenheid zal krijgen daarop bij akte te reageren. Uit het hiernavolgende zal blijken dat deze noodzaak niet bestaat.
De rechtsvraag en de standpunten van partijen5.2. De vraag die in deze zaak voorligt is of Pipelife aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die Vitens stelt te hebben geleden als gevolg van de lekkages aan de waterleiding.
5.3.
Vitens stelt zich op het standpunt dat het door Pipelife geleverde leidingmateriaal non-conform is en dat Pipelife dus op grond van artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW), artikel 7:17 BW en artikel 15 lid 1 van de inkoopvoorwaarden jegens haar aansprakelijk is. In de dagvaarding heeft zij in dit kader onder verwijzing naar het rapport van Kiwa betoogd dat de lekkages zijn veroorzaakt door de door Pipelife geleverde moffen. Volgens Vitens lieten die moffen – voor zover deze althans waren voorzien van de Angerlock rubberringen – bij onderdruk zand binnen, waardoor vervolgens na het vullen van de waterleiding water naar buiten kon. Dit betekent, zo stelt Vitens, dat de moffen ondeugdelijk waren en niet voldeden aan de overeengekomen kwalificaties en specificaties, terwijl Pipelife dit wel in artikel 15 lid 1 van de overeenkomst heeft gegarandeerd. Pipelife is gelet op de lekkages bovendien artikel 12 lid 1 sub a en b van de inkoopvoorwaarden niet nagekomen, nu de moffen niet geschikt waren voor het doel waarvoor zij door Vitens waren bestemd en kennelijk een ontwerp-, fabricage- of constructiefout bevatten. Hier komt nog bij dat de moffen ook niet voldeden aan de in artikel 2.1 van de overeenkomst bedoelde specificaties en aan de in artikel 12 lid 1 sub d van de inkoopvoorwaarden genoemde normen. Pipelife is dus ook op die grond toerekenbaar tekortgeschoten, aldus steeds Vitens.
Ter zitting heeft Vitens ter onderbouwing van haar stelling dat de lekkages zijn veroorzaakt door het door Pipelife geleverde leidingmateriaal ook verwezen naar het rapport van Antea en zich op het standpunt gesteld dat de door Pipelife geleverde buizen eveneens ongeschikt waren voor het bestemde doel. Volgens Vitens hadden diverse door Pipelife geleverde buizen namelijk een kleinere diameter dan de minimum tolerantie van de norm en kan dit een lekkage veroorzaken als de afdichtingsring van de mof dit tolerantieverschil niet compenseert.
5.4.
Pipelife betwist dat zij jegens Vitens aansprakelijk is voor de lekkages aan/in de waterleiding en dat zij Vitens non-conforme producten heeft geleverd. Volgens Pipelife voldoen de geleverde moffen aan de eisen en normen die genoemd staan in de overeenkomst en de inkoopvoorwaarden. Zij verwijst wat dit betreft onder meer naar het hiervoor in r.o. 3.23 genoemde door haarzelf uitgevoerde onderzoek. Voor wat betreft het rapport van Kiwa stelt Pipelife zich op het standpunt dat dit niet kan dienen ter ondersteuning van de gestelde non-conformiteit van de moffen. Zij voert daartoe onder verwijzing naar de notitie van RE onder meer aan dat Kiwa niet met een eindconclusie is gekomen maar met een hypothese en dat die veronderstelde toedracht niet is waargenomen, dat meer onderzoek vereist was om de kernoorzaak van de lekkages vast te stellen maar dat dit onderzoek niet heeft plaatsgehad en dat andere oorzaken voor de lekkages niet door Kiwa zijn onderzocht of uitgesloten. Pipelife betoogt ook dat Kiwa zich niet als onafhankelijke partij heeft gedragen en dat Vitens richting Kiwa sturend is opgetreden, zodat ook om die reden het rapport van Kiwa volgens haar niet als bewijs kan dienen. Daarnaast wijst Pipelife erop dat Vitens niet heeft aangetoond dat [bedrijf 1] de in r.o. 3.9 omschreven montagevoorschriften heeft nageleefd en dat het werk met betrekking tot de moffen deugdelijk is uitgevoerd.
Ten aanzien van het rapport van Antea stelt Pipelife zich op het standpunt dat Vitens met het overleggen van dat rapport de feitelijke grondslag van haar vorderingen wijzigt en dat dit in strijd is met de goede procesorde. Volgens Pipelife heeft Vitens zich bij dagvaarding namelijk op het standpunt gesteld dat sprake was van lekkages in een situatie van onderdruk (waarbij van buitenaf druk op de waterleiding wordt uitgeoefend), terwijl Vitens naar aanleiding van het rapport van Antea ineens betoogt dat de moffen in geval van overdruk (waarbij druk vanuit de leiding naar buiten wordt uitgeoefend) lekkage veroorzaken. Pipelife betoogt daarnaast onder meer dat het rapport van Antea de hypothese van Kiwa over het inwateren ontkracht en dat uit dat rapport evenmin volgt dat de oorzaak van de lekkages is gelegen in het door haar geleverde materiaal.
Het wettelijk kader5.5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien deze, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag onder meer verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
5.6.
In het onderhavige geval betekent dit niet alleen dat Vitens mocht verwachten dat het door Pipelife geleverde leidingmateriaal voldeed aan de in de aanbestedingsstukken genoemde en de tussen partijen overeengekomen eisen, kwalificaties en normen maar ook dat de waterleiding bij een juiste montage van het leidingmateriaal niet zou lekken. Een dergelijke juiste montage wil onder meer zeggen dat de montagevoorschriften van Pipelife – waarvan Vitens de toepasselijkheid niet heeft betwist – zijn opgevolgd.
5.7.
Aangezien Vitens zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat Pipelife non-conform leidingmateriaal heeft geleverd, rust op haar de bewijslast van die stelling.
Voldoen de moffen aan de overeengekomen specificaties en normen?
5.8.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de door Pipelife geleverde moffen voldoen aan de in artikel 2.1 van de overeenkomst bedoelde productspecificaties en aan de in artikel 12 lid 1 sub d van de inkoopvoorwaarden genoemde normen. Op grond van die specificaties en normen dienden de moffen en de daarin toegepaste afdichtingsringen Kiwa gecertificeerd te zijn en respectievelijk te voldoen aan de norm NEN 7107 (BRL-K 17301) en BRL-K 17504/02.
5.9.
Pipelife heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht en onderbouwd dat de door haar aan Vitens geleverde moffen met zowel de oude als de nieuwe afdichtingsringen aan deze eisen voldoen. Dat de moffen met de oude afdichtingsringen Kiwa gecertificeerd zijn en voldoen aan de norm BRL-K17301 volgt uit het productcertificaat K5011/04 d.d. 15 februari 2020 van Kiwa, dat Vitens als productie 46 en Pipelife als productie 4 heeft overgelegd. Uit het door Pipelife als productie 6 overgelegde productcertificaat K56724/04 d.d. 1 december 2017 van Kiwa blijkt vervolgens dat de (losse) Angerlock afdichtingsring eveneens Kiwa gecertificeerd is en voldoet aan de voorgeschreven norm BRL-K 17504/02. Dat ook de moffen met die nieuwe afdichtingsringen aan de voorgeschreven normen voldoen blijkt naar het oordeel van de rechtbank tot slot voldoende uit de producties 8 en 9 van Pipelife. Productie 8 betreft mailverkeer tussen Pipelife en Kiwa waaruit volgt dat het voor het toepassen van de nieuwe Angerlock ring in de moffen niet nodig was de moffen opnieuw te laten certificeren en dat het, om na te gaan of de aangepaste mof voldeed aan de norm BRL-K17301, voldoende was om een verificatietest uit te voeren. Als onderdeel van productie 8 is namelijk een e-mail van 8 mei 2020 overgelegd waarin vermeld staat:
In bijgaand certificaat hebben wij onze koppelingen met hoekverdraaiing gecertificeerd. Nu hebben we een andere leverancier gevonden voor de levering van rubberringen voor onze hoekverdraaiingskoppelingen. Het gaat hierbij om de Angerlock van Trelleborg. Deze rubberring is reeds KIWA gekeurd (zie bijlage). Mogen we deze rubberringen toepassen of moeten hier nog testen op worden uitgevoerd? Indien er nog wat moet worden getest dan zouden wij hier graag een offerte voor ontvangen.
Een medewerker van Kiwa heeft in reactie daarop op 13 mei 2020 een e-mail gestuurd waarin onder meer te lezen is:
Ik heb alvast gekeken naar de vereiste testen die uitgevoerd moeten worden om de Kiwa gecertificeerde rubberringen in K5011 op te nemen (…)
5.10.
Pipelife heeft als onderdeel van productie 9 het rapport van de door haar uitgevoerde verificatietest overgelegd. In dat rapport staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
1.
OpdrachtIn opdracht van Kiwa Nederland B.V., is door Pipelife NL op de hieronder vermelde monsters de dichtheid van de verbindingen met hoekverdraaiing bepaald volgens BRL-K 17301.
(…)
4.
Gegevens monsters(…)
Aantal/type monsters : 2 PVC dubbele moffen
Grondstof : PVC
Diameter : 315 mm
(…)
Merken koppeling : Pipelife-W/P-PVC-U2-Koppeling-315(…)
Merken buis : Pipelife-PVC-U – 315 mm (…)
(…)
10.
ConclusieDe monsters voldoen aan de eis voor het onderzochte aspect overeenkomstig BRL K17301.
Ook heeft Pipelife als onderdeel van productie 9 een ‘witnessrapport’ van Kiwa overgelegd waaruit blijkt dat de verificatietest in aanwezigheid van een medewerker van Kiwa is uitgevoerd. In dat rapport staat bij de vraag ‘Voldoet rapport aan eisen norm’ als antwoord ‘Ja’ vermeld. Met het overleggen van deze stukken heeft Pipelife naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam weten te onderbouwen dat de aan Vitens geleverde moffen ook na aanpassing aan de vereiste normen voldeden.
5.11.
Vitens heeft nog betoogd dat niet zeker is dat de verificatietest betrekking heeft gehad op de moffen die zij geleverd heeft gekregen, namelijk moffen met een diameter van 315 mm. Zij verwijst in dit kader onder meer naar een e-mail van Kiwa van 10 juni 2020 die Pipelife als onderdeel van productie 8 heeft overgelegd en waarin vermeld staat dat er getest zal worden op “de 400 mm”. In voornoemd rapport dat Pipelife naar aanleiding van de verificatietest heeft opgesteld staat echter duidelijk vermeld dat de diameter van de geteste mof 315 mm betrof en die diameter volgt ook uit het witnessrapport. In dat rapport staat namelijk als benaming van dat rapport vermeld “20-07-01 – Pipelife BV – Enkhuizen -witness (PVC water coupler 315 mm, PN10 with Angerlock rubberrings)”. De rechtbank gaat er dus van uit dat wel degelijk een mof met een diameter van 315 mm is getest. Overigens is het de vraag of deze kwestie van belang is, nu uit het als productie 8 door Pipelife overgelegde mailverkeer met Kiwa volgt dat de nieuwe ring zou worden toegepast in de moffen met een diameter variërend tussen de 160 en 630 mm, maar dat desalniettemin kon worden volstaan met het testen van een mof van één afmeting.
Vitens wijst er verder nog op dat Kiwa per e-mail van 28 augustus 2020 slechts toestemming zou hebben gegeven voor het gebruik van de Angerlock ringen in de moffen met een diameter van 400 mm, maar de rechtbank passeert ook deze stelling. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat Kiwa, indien daar om gevraagd was, op dat moment niet ook toestemming zou hebben verleend voor het gebruik van de nieuwe ringen in de moffen met een diameter van 315 mm, zeker niet nu de verificatietest juist betrekking had op die moffen.
5.12.
De conclusie is dus dat de door Pipelife geleverde moffen voldoen aan de in artikel 2.1 van de overeenkomst bedoelde specificaties en aan de in artikel 12 lid 1 sub d van de inkoopvoorwaarden genoemde normen.
Is het door Pipelife geleverde leidingmateriaal de oorzaak van de lekkages?
5.13.
De vraag is vervolgens of aangenomen moet worden dat het door Pipelife geleverde leidingmateriaal non-conform is omdat dit de oorzaak is van de lekkages aan de waterleiding.
5.14.
Vitens verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat dit inderdaad het geval is
allereerst naar het rapport van Kiwa. In dit rapport wordt als meest waarschijnlijke oorzaak van de lekkages het zand tussen de afdichtingsrubbers en de binnenwand van de mof genoemd. Volgens Kiwa is bij het inwateren van grondwater gedurende de periode dat de waterleiding niet gevuld was met water zand in de mof terecht gekomen, heeft dat zand zich vervolgens afgezet tussen de afdichtingsrubber en de binnenwand van de mof en is via dat zand na het vullen van de waterleiding water naar buiten gelekt.
5.15.
Partijen verschillen van mening of Pipelife medeopdrachtgever was van het door Kiwa uitgevoerde onderzoek dat tot voornoemd rapport heeft geleid. Die kwestie kan naar het oordeel van de rechtbank echter in het midden blijven. Voor zover Vitens met haar stelling dat Pipelife medeopdrachtgever was al bedoelt te betogen dat Pipelife gelet daarop gebonden is aan de uitkomsten van het rapport van Kiwa, kan die stelling haar namelijk niet baten. Het rapport van Kiwa levert naar het oordeel van de rechtbank in het licht van de gemotiveerde betwisting van Pipelife namelijk onvoldoende bewijs op voor de stelling dat Pipelife aansprakelijk moet worden gehouden voor de lekkages aan de waterleiding.
5.16.
Van belang in dit kader is ten eerste dat Kiwa in haar rapport slechts tot een meest waarschijnlijke oorzaak komt (het inwateren van zand) en dat zij dit inwateren niet daadwerkelijk heeft vastgesteld. Weliswaar staat in de in r.o. 3.15 genoemde memo van 30 mei 2022 van Kiwa vermeld dat bij het beschouwen van de proefsectie op 24 mei 2022 inwatering is vastgesteld, maar daarmee wordt bedoeld dat er water in de mof is aangetroffen en niet dat dit proces van inwatering daadwerkelijk is gezien. Dit blijkt uit alinea 2.3.1 van het rapport van Kiwa. In die alinea wordt wel ook melding gemaakt van het aantreffen van zand in de mof, maar staat ten aanzien van dat zand tevens vermeld dat niet is uitgesloten dat dit tijdens het verwijderen van de buis in de mof terecht is gekomen. Vast staat bovendien dat Pipelife en Kiwa niet betrokken zijn geweest bij de aanleg/montage van de proefsectie en dat zij dus niet hebben kunnen controleren of men daarbij zorgvuldig te werk is gegaan.
5.17.
In de memo van Kiwa van 30 mei 2022 wordt zoals hiervoor overwogen de inwatering slechts als mogelijke oorzaak genoemd van de aanwezigheid van zand tussen de afdichtingsring en de buis en is ook te lezen dat nader onderzoek nodig is om vast te stellen of het inwateren tot een dusdanige zandafzetting kan leiden dat dit lekkages kan veroorzaken. Gesteld noch gebleken is dat dit onderzoek heeft plaatsgehad. Kiwa heeft wel een aanvullend onderzoek uitgevoerd op enkele verbindingen uit sectie 12, zo blijkt uit de in r.o. 3.16 genoemde memo van Kiwa van 27 juni 2022, maar uit die memo volgt niet dat bij dat onderzoek nader onderzoek is gedaan naar het inwateren. De conclusie in de betreffende memo is ook slechts dat het zand waarschijnlijk wordt meegevoerd bij het inwateren van grondwater. In het rapport van Kiwa wordt dit inwateren vervolgens als feit gepresenteerd, nu daarin vermeld staat dat het “zand wordt meegevoerd bij het inwateren van grondwater gedurende de periode dat de buis niet gevuld is met water”.
De gestelde inwatering rijmt ook niet met de in r.o. 3.23 geciteerde uitkomsten van het onderzoek dat Pipelife zelf aan een buis met mof heeft uitgevoerd en waaruit blijkt dat in een situatie van (forse) onderdruk de verbinding dicht blijft en geen sporen van lekkage laat zien. Vitens heeft ter zake van dat onderzoek betoogd dat Pipelife niet heeft toegelicht op welke wijze de betreffende verbinding is vervoerd en dat niet is uit te sluiten dat die verbinding daarbij is vervormd of dat anderszins schade is ontstaan tijdens het vervoer. Dit betoog doet echter niet ter zake, nu Pipelife de verbinding alvorens deze te testen uit elkaar heeft gehaald, heeft schoongemaakt en weer in elkaar heeft gezet. Vitens valt er verder nog over dat slechts één mof is getest, maar zij miskent hiermee dat dit een mof betrof die in de waterleiding lekkage had vertoond.
5.18.
Nu de inwatering van zand niet daadwerkelijk is vastgesteld, staat niet vast dat hiervan sprake is geweest. Het is dus goed mogelijk dat de moffen op een andere wijze vervuild zijn geraakt, bijvoorbeeld als gevolg van een gebrekkige montage van de waterleiding door [bedrijf 1] , zoals Pipelife heeft betoogd, of vanwege het niet nakomen van andere uitvoeringsvereisten door [bedrijf 1] . In de memo van Kiwa van 30 mei 2022 is deze oorzaak tezamen met een aantal alternatieve oorzaken reeds genoemd en is aangegeven dat vervolgonderzoek nodig is om die te kunnen uitsluiten of bevestigen. Afgezien van het hiervoor genoemde onderzoek naar de verbindingen uit sectie 12, waarbij de alternatieve oorzaken niet (voldoende) zijn onderzocht, heeft er echter geen vervolgonderzoek plaatsgehad. In het rapport van Kiwa is vervolgens voor wat betreft de mogelijke oorzaak van vervuiling tijdens de montage slechts volstaan met de vermelding dat dit niet aannemelijk is, omdat sectie 12 onder toezicht van Vitens is aangelegd.
Pipelife wijst er onder verwijzing naar de notitie van RE bovendien terecht op dat de gestelde inwatering van zand geen kernoorzaak is van de lekkages maar een gevolg, en dat naast de wijze van montage ook andere aspecten, zoals het ontwerp van de waterleiding, beschouwd zouden moeten worden in het onderzoek naar de oorzaak van de lekkages.
5.19.
Bij het voorgaande komt nog dat er ook vraagtekens gezet kunnen worden bij de wijze waarop het rapport van Kiwa tot stand is gekomen en dan met name bij de rol die Vitens in dat kader heeft gespeeld. Vitens heeft namelijk eerst zelf een reactie geformuleerd op de in r.o. 3.19 genoemde memo van Crawford en die memo vervolgens inclusief die reactie toegestuurd aan Kiwa. Daarbij heeft zij de stukken waarop Kiwa diende te reageren geel gearceerd, zo blijkt uit de hiervoor in r.o. 3.20 genoemde e-mail. Dit duidt erop dat Vitens richting Kiwa sturend heeft opgetreden, zeker ook nu Kiwa in de begeleidende mail (r.o. 3.21) bij haar reactie op de memo van Crawford schrijft “Hierbij de memo van Crawford met mijn aanvullingen”. Het feit dat Pipelife er, zoals Vitens stelt, zelf voor heeft gekozen de memo van Crawford uitsluitend aan Vitens toe te sturen met het verzoek deze door te zetten naar Kiwa levert geen rechtvaardiging op voor die sturing, hetgeen Vitens had moeten begrijpen.
Opvallend is verder nog dat zowel de reactie van Kiwa op de memo van Crawford als het rapport van Kiwa dateert van 7 september 2022. Het is dus de vraag welke waarde er precies aan het rapport van Kiwa gehecht kan worden.
5.20.
De conclusie uit het voorgaande is dat het rapport van Kiwa onvoldoende grond biedt voor de vaststelling dat de oorzaak van de lekkages is gelegen in de door Pipelife geleverde moffen.
5.21.
Vitens verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat het door Pipelife geleverde leidingmateriaal ondeugdelijk is ook naar het rapport van Antea. Dat rapport overtuigt naar het oordeel van de rechtbank echter evenmin. Vitens stelt zich op het standpunt dat het rapport in kwestie de eerdere conclusies uit de dagvaarding en de door haar ingediende producties (waaronder het rapport van Kiwa) bevestigt, namelijk dat Pipelife ongeschikte materialen heeft geleverd, maar de rechtbank constateert dat dat rapport de theorie van de inwatering van zand onvoldoende onderschrijft. Antea heeft de situatie van regenbuien en grondwaterverplaatsing langs de waterleiding in een testopstelling wel gesimuleerd, maar ook daarbij is de inwatering van zand niet daadwerkelijk vastgesteld. Antea heeft, zo kan uit alinea 2.6 van haar rapport worden afgeleid, ook nauwelijks water aangetroffen in de mof en leiding en ten aanzien van het wel aanwezige water in haar rapport vermeld dat dit mogelijk condenswater is. Antea heeft wel ook zand en vuil aangetroffen in twee moffen en in de leiding, maar het rapport beschrijft niet hoe dit daar terecht is gekomen.
5.22.
In het rapport van Antea wordt ook een heel andere soort lekkage gepresenteerd dan de in het rapport van Kiwa genoemde lekkage, namelijk lekkage bij een situatie van overdruk (dus druk vanuit de waterleiding). Antea komt tot deze lekkage op basis van een door haar uitgevoerde dichtheidstest, maar Pipelife heeft zich ter zake van die test op het standpunt gesteld dat de door Antea gebruikte proefopstelling niet representatief is voor een praktijksituatie. Volgens Pipelife had de proefopstelling door de geringe lengte en het gebruik van overschuifmoffen namelijk onvoldoende (grond)verankering en had het op druk zetten van de waterleiding daarom tot gevolg dat de buizen uit de moffen zijn geschoven en er lekkages zijn ontstaan. Het omslagpunt voor die lekkages ligt bij 5 bar en dat is exact wat Antea in de praktijk heeft waargenomen. De lekkages zijn dus niet veroorzaakt door een probleem met de moffen, maar door de ongeschiktheid van de testopstelling om dit type mof te testen, aldus steeds Pipelife. Vitens heeft hier tegen in gebracht dat door middels van stempels ervoor gezorgd is dat de buizen niet konden bewegen, maar in alinea 1.2 van het rapport van Antea wordt in het geheel geen melding gemaakt van het gebruik van stempels bij de proefopstelling. Het is dus de vraag of de door Antea uitgevoerde dichtheidstest wel zodanig is geweest dat de conclusies daarvan gebruikt kunnen worden om de deugdelijkheid van het door Pipelife geleverde leidingmateriaal te beoordelen.
5.23.
Tegen het rapport van Antea pleit ook dat Pipelife niet bij het door Antea uitgevoerde onderzoek is betrokken. Dit had naar het oordeel van de rechtbank wel gemoeten, nu de onderhavige procedure ten tijde van de start van dat onderzoek al langere tijd liep en het onderzoek van Antea dus niet zomaar een eerste onderzoek betrof, maar een onderzoek dat was ingegeven door de inhoud van de conclusie van antwoord van Pipelife. Pipelife had, indien zij bij het onderzoek van Antea betrokken was, onder meer kunnen nagaan of Antea de diameter van de buizen op een juiste manier heeft gemeten en dus of het standpunt van Antea dat een aantal buizen een te kleine diameter had, juist is. Overigens lijkt het rapport van Antea op het punt van de te kleine diameter van de buizen een tegenstrijdigheid te bevatten, nu daarin enerzijds vermeld staat dat die afwijking niet dusdanig is dat dit de oorzaak is geweest van de lekkage en de kleinere buisdiameter anderzijds als mogelijke medeoorzaak wordt genoemd van het niet voldoen van de verbindingen.
5.24.
De rechtbank is al met al dus van oordeel dat ook het rapport van Antea onvoldoende gewicht in de schaal legt om tot het oordeel te kunnen komen dat het door Pipelife geleverde leidingmateriaal non-conform is.
5.25.
De door Vitens als productie 81 overgelegde notitie van Antea kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden. Die notitie beschrijft een vergelijking tussen een ongebruikte mof van Pipelife met de oude ringen, een voor de waterleiding gebruikte mof met de nieuwe ringen en een ongebruikte mof van Pipelife met de nieuwe ringen en met een latere productiedatum dan die van de in de waterleiding toegepaste moffen. Daarbij is geconstateerd dat de rubberringen in de eerst- en laatstgenoemde moffen vast in de mof zitten en niet met de hand te bewegen zijn, terwijl de ringen in de voor de waterleiding gebruikte moffen redelijk los zitten en met de hand makkelijk kunnen worden verplaatst en met weinig kracht kunnen worden verwijderd. Vitens heeft de betreffende moffen meegenomen naar de mondelinge behandeling, waarna deze ter griffie zijn gedeponeerd.
Volgens Vitens is gelet op de inhoud van de notitie van Antea mogelijk sprake geweest van een batch met een productiefout en kan niet worden uitgesloten dat Pipelife de mof met Angerlock ring heeft verbeterd, nadat bleek dat de moffen in combinatie met de Pipelife-buizen in de praktijk lekkages veroorzaakten. De rechtbank volgt haar echter niet in deze redenering. Pipelife heeft er ter zitting namelijk op gewezen dat de Angerlock ring (nog altijd) niet verlijmd wordt, maar flexibel is en met de hand in de mof moet worden geplaatst. Zij heeft in dit kader verwezen naar pagina 9 van de als productie 5 door haar overgelegde brochure van Trelleborg, waaruit inderdaad volgt dat van verlijming van de ring geen sprake is. Het is bovendien de vraag of de voor de waterleiding gebruikte mof met de nieuwe ringen die Antea in haar vergelijking heeft betrokken voldoende representatief is voor alle voor de waterleiding gebruikte moffen en wat er precies met die mof is gebeurd alvorens deze door Antea is getest. De als productie 81 overgelegde notitie van Antea overtuigt dus evenmin.
Bewijslevering?5.26. De vraag is tot slot of Vitens moet worden toegelaten tot bewijs van haar stelling dat de lekkages aan de waterleiding zijn veroorzaakt door het leidingmateriaal dat Pipelife heeft geleverd.
5.27.
Vitens heeft getuigenbewijs aangeboden ter zake van de aanleg van de waterleiding en het onderzoek naar de lekkages. De door haar genoemde getuigen zijn allen werkzaam of werkzaam geweest bij Vitens dan wel bij [bedrijf 1] . Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het horen van de betreffende getuigen naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende uitsluitsel geven over de oorzaak van de lekkages. Hetzelfde geldt voor de door de rechtbank buiten beschouwing gelaten documenten, ten aanzien waarvan Vitens tijdens de mondelinge behandeling het aanbod gedaan heeft deze alsnog in het geding te brengen. Vitens zal dus niet worden toegelaten tot het aangeboden bewijs. Aangezien partijen niet, althans niet specifiek, om bewijslevering door middel van een deskundigenadvies hebben gevraagd en de rechtbank ambtshalve geen aanleiding ziet voor een dergelijk advies, is een benoeming van een gerechtelijk deskundige evenmin aan de orde.
Conclusie
5.28.
Nu Vitens onvoldoende heeft weten te onderbouwen dat de lekkages aan de waterleiding zijn veroorzaakt door het leidingmateriaal dat Pipelife heeft geleverd en bewijslevering niet aan de orde is, staat niet vast dat Pipelife tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens Vitens. Dit betekent dat de vorderingen van Vitens moeten worden afgewezen.
Proceskosten
5.29.
Vitens is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Pipelife worden begroot op:
- griffierecht
8.519,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
17.411,00
5.30.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Vitens af;
6.2.
veroordeelt Vitens in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Pipelife begroot op € 17.411,00, te betalen binnen veertien dagen na heden, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Vitens niet binnen die termijn betaalt en vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 17.411,00 vanaf de vijftiende dag na heden en over het bedrag van € 92,00 plus de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, mr. G.W.G. Wijnands en mr. S.J. de Moel en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.