ECLI:NL:RBOVE:2025:967

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
11367809 \ CV EXPL 24-3822
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor werkzaamheden aan een trekker met geschil over carterdruk

In deze zaak heeft eiseres, een V.O.F., werkzaamheden verricht aan de trekker van gedaagde. Gedaagde heeft de factuur voor deze werkzaamheden, ter hoogte van € 2.117,50, onbetaald gelaten. Hij stelt dat op de factuur niet is vermeld dat de trekker bij het afhalen na de reparatie nog steeds carterdruk had. Eiseres vordert betaling van de factuur, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen.

De procedure begon met een dagvaarding en een conclusie van antwoord, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 januari 2025. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de reparatie niet deugdelijk was uitgevoerd. Hij voerde aan dat er een mondelinge afspraak was gemaakt over het vermelden van de carterdruk op de factuur, wat niet is gebeurd. Gedaagde vorderde in reconventie een schadevergoeding van € 1.500,00 voor gemaakte kosten.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde geen geldig beroep op opschorting had gedaan, omdat de mondelinge afspraak niet was komen vast te staan. Ook was niet aangetoond dat de reparatie niet goed was uitgevoerd. De kantonrechter wees de reconventionele vordering van gedaagde af en stelde vast dat gedaagde de factuur moest betalen. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente toegewezen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 18 februari 2025 door mr. R.F. van Aalst en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11367809 \ CV EXPL 24-3822
Vonnis van 18 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] V.O.F.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: B.A.J. Lenferink,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] heeft werkzaamheden verricht aan de trekker van [gedaagde]. [gedaagde] heeft de factuur voor deze werkzaamheden onbetaald gelaten omdat niet op de factuur is vermeld dat de trekker bij het afhalen na de reparatie nog steeds carterdruk had. [eiseres] vordert betaling van de factuur, met nevenvorderingen en de kantonrechter zal de vordering toewijzen. Dat wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 20 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Inleiding

In conventie en in reconventie
Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Tussen partijen is een overeenkomst (aanneming van werk) tot stand gekomen voor het reviseren van de motor van de trekker van [gedaagde]. [gedaagde] heeft de door [eiseres] verzonden facturen grotendeels betaald. Een laatste factuur voor een bedrag van € 2.117,50 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
3.2.
[eiseres] vordert – samengevat – de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.117,50, vermeerderd met rente en kosten. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de vordering erkend omdat hij aan de voormalig gemachtigde een betaalvoorstel heeft gedaan. Deze betaalregeling is door [eiseres] akkoord bevonden, echter is [gedaagde] deze betaalregeling niet nagekomen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot ongegrondverklaring van de vordering. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat de reparatie niet deugdelijk zou zijn uitgevoerd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat bij het afhalen van de trekker de carterdruk niet was verholpen. Volgens [gedaagde] is bij het afhalen van de trekker met [eiseres] mondeling afgesproken dat [gedaagde] de factuur zou betalen als het probleem van de carterdruk op de factuur vermeld zou worden. Dit is niet gebeurd en daarom heeft [gedaagde] niet betaald. Daarnaast vordert [gedaagde] in reconventie om [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 1.500,00 ter compensatie van de tijd die hij heeft gestoken in de procedure, het heen en weer rijden om onderdelen voor de trekker op te halen en het inhuren van een loonwerker.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Wegens de nauwe samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie worden deze gezamenlijk beoordeeld.
4.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] kwalificeert als een beroep op opschorting. Als een partij zijn verplichtingen uit een overeenkomst niet of niet deugdelijk nakomt, dan mag de andere partij op grond van artikel 6:262 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de nakoming van de daartegenover bestaande (betalings)verplichting namelijk opschorten. De kantonrechter is in dit geval van oordeel dat [gedaagde] geen geldig beroep heeft gedaan op opschorting. De mondelinge afspraak over het vermelden van de carterdruk op de factuur is volgens de kantonrechter niet komen vast te staan omdat dit door [eiseres] wordt betwist. Het gevolg hiervan is dat er geen opschortingsrecht is.
4.4.
Dat de reparatie niet goed zou zijn uitgevoerd is niet komen vast te staan omdat [gedaagde] dat wel stelt, maar [eiseres] dat betwist. [gedaagde] heeft ook niet aangetoond dat herstel van de gebreken € 2.117,50 kostte. Dat de reparatie niet goed zou zijn uitgevoerd, betekent daarom niet dat [gedaagde] de factuur niet hoeft te betalen. Bovendien heeft [gedaagde] [eiseres] niet in de gelegenheid gesteld het volgens hem aanwezige gebrek te herstellen (artikel 7:759 BW), hetgeen [eiseres] wel aan [gedaagde] heeft aangeboden.
Omdat dus geen sprake is van een opschortingsrecht of een tekortkoming moet [gedaagde] de factuur voor de reparatie betalen.
4.5.
De reconventionele vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen. De vordering is niet onderbouwd en [gedaagde] is bovendien in conventie in het ongelijk gesteld. Daarom komen kosten die hij heeft gemaakt, voor zijn eigen rekening.
De bijkomende kosten
4.6.
[eiseres] vordert naast de factuur ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 317,63 (exclusief BTW) en de wettelijke handelsrente van € 337,27 berekend tot en met 24 september 2024.
4.7.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente toewijzen. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De kantonrechter zal de verdere wettelijke handelsrente toewijzen over € 2.117,50 vanaf 25 september 2024.
De proceskosten
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom zowel in conventie als in reconventie de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
4.9.
De proceskosten van [eiseres] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.203,99
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.11.
In reconventie worden de proceskosten begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.772,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.117,50, met ingang van 25 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.203,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025. (jjm)