ECLI:NL:RBOVE:2025:964

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
08.340166.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de schuldigverklaring en strafmaatregel voor meerdere diefstallen en overtreding van een huisverbod

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en het overtreden van een huisverbod. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van een huisverbod en aan drie diefstallen, waaronder de diefstal van een fiets en een kratje bier. De feiten vonden plaats in oktober en september 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere ISD-maatregelen, niet in staat was om zijn gedrag te veranderen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank heeft besloten om deze maatregel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €34,00 toegewezen aan de benadeelde partij voor de schade die door de diefstal is veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven te beteren, maar waarschuwde dat bij niet-naleving van de voorwaarden de ISD-maatregel alsnog ten uitvoer kan worden gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.340166.24 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Tunç, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een huisverbod heeft overtreden;
feit 2:een fiets heeft gestolen dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die fiets;
feit 3:een kratje bier en/of lege blikjes en/of lege flessen heeft gestolen;
feit 4:een tweetal fietsen heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met
toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was
gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste,
op of omstreeks 25 oktober 2024 te Zwolle
in strijd met dat huisverbod
de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres 1], heeft
betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft
opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de
in dat huisverbod genoemde personen;
2
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2024 tot en met 25 oktober 2024 te
Zwolle
een fiets (merk: Stella), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 oktober 2024 te Zwolle,
een fiets (merk: Stella), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Zwolle
een kratje bier en/of (lege) blikjes en/of (lege) flesjes, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Zwolle
twee, althans één of meer fiets(en) (merk: Spirit en merk: Puch), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal van de fiets van het merk Puch.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
1. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
6 februari 2025;
2. de beschikking namens de burgemeester houdende het opleggen van een huisverbod (artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod) van 23 oktober 2024, pagina’s 17 tot en met 19;
3. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 25 oktober 2024, pagina’s 81 en 82.
3.3.2
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4
Verdachte heeft ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde ter terechtzitting verklaard dat hij deze feiten zou kunnen hebben gepleegd, nu hij in die periode wel vaker dergelijke feiten heeft gepleegd. Verdachte kan zich echter niet herinneren of hij specifiek die feiten die zijn ten laste gelegd ook daadwerkelijk heeft gepleegd, omdat hij wegens zijn middelengebruik en slaapgebrek in die periode naar eigen zeggen ‘in een roes’ leefde.
Hoewel verdachte dus niet heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd en er ook geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank gelet op deze verklaring hierna per feit de bewijsmotivering uiteenzetten.
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Feit 2
In de nacht van 24 oktober op 25 oktober 2024, tussen 23:00 uur en 08:00 uur, is de witte fiets van het merk Stella Fiore van [slachtoffer 1] weggenomen bij haar woning aan de [adres 2]. Op 25 oktober 2024 werd verdachte omstreeks 04:45 uur op de Verenigingstraat in Zwolle aangehouden voor een ander strafbaar feit. Tijdens deze aanhouding is verdachte aangetroffen op een witte fiets van het merk Stella Fiore. Het framenummer van deze fiets kwam overeen met het in de aangifte van [slachtoffer 1] opgegeven framenummer (te weten [nummer 1]).
Feit 3
Op 21 september 2024 rond 02:50 uur ’s nachts zag aangeefster vanuit haar woning aan het [adres 3] een man vlak naast haar tuin staan. De man had een T-shirt aan van de voetbalclub PEC Zwolle. De man rende direct weg en verdween uit het zicht van aangeefster. Op camerabeelden is te zien dat een man met een PEC Zwolle T-shirt in de achtertuin van de woning van aangeefster staat. Te zien is dat de man met een bierkrat van het merk Jupiler in zijn handen loopt en vervolgens uit beeld verdwijnt. Enkele minuten later is te zien dat de man een oranje en een rode bak uit de tuin meeneemt en uit beeld verdwijnt. Weer even later is te zien dat de man een bak vasthoudt en daarmee uit beeld verdwijnt. Aangeefster heeft verklaard dat de man, naast een bierkrat van het merk Jupiler, manden met lege statiegeld blikjes en flesjes uit haar tuin heeft weggenomen. De man op de camerabeelden wordt later door verbalisanten herkend als verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij in die periode ’s nachts lege flesje en blikjes stal voor het statiegeld, omdat hij niet over een inkomen beschikte.
Feit 4
Aangever zag op 21 september 2024 dat de fietsen van zijn kinderen – een blauwe fiets van het merk Spirit en een witte fiets van het merk Puch – niet meer op de oprit stonden. Op camerabeelden is te zien dat een man op 21 september 2024 rond 02:35 uur de blauwe Spirit fiets oppakt en wegloopt richting de straat. De man op de camerabeelden wordt later door een verbalisant herkend als verdachte.
Conclusie
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank acht met betrekking tot feit 4 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de blauwe fiets van het merk Spirit heeft gestolen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de witte fiets van het merk Puch heeft weggenomen, zodat zij verdachte van dit onderdeel zal vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgesomde en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij als degene aan wie namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 25 oktober 2024 te Zwolle zich in strijd met dat huisverbod in nabijheid van de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres 1], heeft opgehouden en contact heeft opgenomen met één van de in dat huisverbod genoemde personen;
feit 2 primair
hij in de periode van 24 oktober 2024 tot en met 25 oktober 2024 te Zwolle een fiets (merk: Stella) die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
hij op 21 september 2024 te Zwolle een kratje bier en (lege) blikjes en (lege) flesjes die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
hij op 21 september 2024 te Zwolle een fiets (merk: Spirit) die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
feit 2 primair, feit 3, feit 4
telkens het misdrijf:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren zal worden opgelegd. Indien de rechtbank hier niet in mee gaat, heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren op te leggen. De officier van justitie heeft daarbij (naast de gevangenisstraf) de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr gevorderd, te weten een locatie- en contactverbod ten aanzien van de moeder van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht niet over te gaan tot oplegging van een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel, nu verdachte al driemaal eerder een ISD-maatregel heeft ondergaan en het geen enkel effect heeft gehad op zijn recidivegedrag. In plaats daarvan heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een straf of maatregel op te leggen die daadwerkelijk zal bijdragen aan de resocialisatie van verdachte en recidive zal voorkomen. Een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is volgens de raadsman niet passend.
Verdachte heeft uitdrukkelijk verzocht om aan hem een
voorwaardelijkeISD-maatregel op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten, waaronder drie diefstallen. Verdachte ging daarbij telkens op brutale wijze te werk door ’s nachts andermans erf te betreden en daar fietsen en statiegeldflesjes- en blikjes weg te nemen. Dit soort feiten zorgen voor een gevoel van onveiligheid in de samenleving en veroorzaken overlast en schade voor de slachtoffers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets aantrekt van de gevoelens van onveiligheid die hij anderen laat ervaren. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een tijdelijk huisverbod door naar de woning van zijn moeder te gaan. Zijn moeder heeft hierdoor overlast en hinder ervaren.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte zeer veelvuldig is veroordeeld voor met name vermogensdelicten en dat verdachte al drie keer een ISD-maatregel heeft ondergaan.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 9 januari 2025, opgemaakt door
[naam], reclasseringswerker (hierna: het reclasseringsadvies). De reclassering beschrijft dat verdachte in het verleden veel kansen voor begeleiding en behandeling heeft gekregen, waaronder driemaal in het kader van een ISD-maatregel, maar dat verdachte zich niet wil of kan conformeren aan afspraken en bijzondere voorwaarden. Er is bij verdachte sprake van instabiliteit op alle leefgebieden en hardnekkige verslavingsproblematiek. In het verleden is bij verdachte een licht verstandelijke beperking vastgesteld en hij is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tot op heden is deze problematiek onbehandeld gebleven. De reclassering heeft het risico op recidive als onverminderd hoog ingeschat en acht een ambulant kader, gelet op het gebrek aan probleembesef en zelfinzicht, onvoldoende om recidive te voorkomen. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het nogmaals aan verdachte opleggen van een ISD-maatregel. De reclassering geeft de rechtbank ten slotte in overweging mee om aan verdachte een locatie- en contactverbod op te leggen ter bescherming van de moeder van verdachte.
In het ‘Advies indicatieoverleg NIFP’ van 30 oktober 2024 wordt door F. Scholten,
GZ-psycholoog, geconcludeerd dat er geen contra-indicaties worden gezien voor de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
De straf of maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Hiervóór is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 6 januari 2025 blijkt verder dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, welke straffen ook ten uitvoer zijn gelegd. Het betreft onder andere:
  • bij vonnis van 7 augustus 2024 voor winkeldiefstal, een gevangenisstraf van twee weken;
  • bij vonnis van 20 december 2023 voor winkeldiefstal, een gevangenisstraf van een maanden;
- bij vonnis van 6 december 2023 voor bedreiging en weigeren ambtelijk bevel, een gevangenisstraf van twee maanden.
Gelet op het hiervoor besprokene, wordt verder voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef sub 2 en 3, Sr. Ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Zoals vermeld heeft verdachte in het verleden drie keer eerder een ISD-maatregel ondergaan. Dit heeft telkens niet geleid tot de beoogde gedragsverandering. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat de laatste ISD-maatregel is geëindigd in december 2021 en dat sindsdien geen sprake is geweest van een met bijzondere voorwaarden omklede, voorwaardelijke veroordeling die zich richtte op begeleiding en behandeling van verdachte. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat bij verdachte een enorme weerstand bestaat tegen het nogmaals moeten ondergaan van een ISD-maatregel. Verdachte is ervan overtuigd dat een vierde ISD-maatregel zonder effect zal zijn en is om die reden absoluut niet gemotiveerd om hieraan mee te werken. Tegelijkertijd heeft verdachte kenbaar gemaakt dat hij wil werken aan een delictvrij leven, waarbij het zeer recente overlijden van zijn vader een levensveranderende gebeurtenis voor hem lijkt te zijn geweest. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat het laatste gesprek dat hij telefonisch vanuit de PI met zijn vader had, waarin zijn vader de hoop heeft uitgesproken dat verdachte zijn leven zou beteren en ‘gewoon’ aan het werk zou gaan, maakt dat hij echt gemotiveerd is tot gedragsverandering. Verdachte heeft daarom uitdrukkelijk verzocht om aan hem een
voorwaardelijkeISD-maatregel op te leggen, nu hij koste wat het kost wil voorkomen dat hij in de toekomst een vierde ISD-maatregel moet ondergaan. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij zich zal houden aan alle bijzondere voorwaarden die de rechtbank daaraan zal verbinden.
Alles afwegende, zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen. De rechtbank ziet, gezien het voorgaande, echter aanleiding om deze maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Gelet op de enorme weerstand van verdachte tegen het nogmaals moeten ondergaan van een ISD-maatregel, acht de rechtbank de kans op gedragsverandering bij verdachte daarmee groter dan met het opleggen van een vierde ‘kale’ onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank geeft verdachte dus een (allerlaatste) kans om aan tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te ontkomen door zich te houden aan de nader te formuleren bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden betreffen, naast een meldplicht, de woonsituatie, dagbesteding, het middelengebruik en indien nodig ook behandeling van verdachte. De rechtbank verwacht dus van verdachte dat hij zich daadwerkelijk en serieus zal inspannen om zijn leven te beteren en zijn woorden waar te maken. Mocht verdachte zich hier niet aan houden, dan zal hij de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel alsnog moeten ondergaan.
De rechtbank zal de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen voor de maximale termijn van twee jaren en een proeftijd vaststellen voor de duur van drie jaren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de duur van de ISD-maatregel.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een locatie- en contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij momenteel goed contact heeft met zijn moeder. De rechtbank acht het daarom, mede gezien de omstandigheid dat de vader van verdachte zeer recentelijk is overleden, niet passend en geboden om het contact tussen verdachte en zijn moeder in het kader van een strafrechtelijke maatregel te verbieden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van een bedrag van € 84,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kratje bier € 24,00;
- statiegeld flessen € 10,00;
- manden/plantenbakken € 50,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de schadepost betreffende de manden/plantenbakken (hierna: manden), nu deze schadepost niet dan wel onvoldoende onderbouwd is. De vordering kan voor het overige, te weten een bedrag van € 34,00, worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde materiële schade voor wat betreft het kratje bier en het bedrag aan statiegeldflessen is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 34,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 21 september 2024.
De opgevoerde materiële schade van de manden acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank heeft ten slotte gezien dat de benadeelde partij in haar verzoek tot schadevergoeding een omschrijving heeft gegeven van immateriële schade die door het strafbare feit zou zijn geleden, maar er wordt geen bedrag gevorderd. De rechtbank leest hierin geen verzoek tot vergoeding van immateriële schade.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met één dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38n, 38p en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
feit 2 primair, feit 3, feit 4
telkens het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde;
maatregel
  • legt aan verdachte op de
  • bepaalt dat deze maatregel
  • stelt als
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende
bijzondere voorwaardenniet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
o zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodigt acht;
o meewerkt aan controles ter beheersing van het middelengebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
o zich inspant voor het vinden en het behouden van dagbesteding en/of werk;
o meewerkt aan diagnostiek, door een door de reclassering aangewezen zorginstelling, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van diagnostiek worden gegeven. Indien de diagnostiek hiertoe aanleiding geeft en de reclassering dit nodig acht, zal verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van een door de reclassering aangewezen zorginstelling. Deze behandeling kan (onder meer) gericht zijn op het behandelen van verslavingsproblematiek. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die hem door de behandelaar en/of die zorginstelling worden gegeven;
o indien de reclassering dit nodig acht, verblijft in een beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de desbetreffende instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 34,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3) van een bedrag van € 34,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2024);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 3 bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 34,00 (zegge: vierendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van één (1) dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor een deel van € 50,00 niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024500647. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2 primair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 25 oktober 2024, pagina’s 85 en 86, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Mijn Stella Fiore (moederfiets met fietszitje achterop) is in de nacht van 24 oktober op 25 oktober gestolen.
Framenummer: [nummer 1].
2.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 25 oktober 2024 van verbalisant
[verbalisant 1], pagina’s 9 en 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op 25 oktober 2024 omstreeks 04:45 uur kregen de politie-eenheden in Zwolle de opdracht om te gaan naar de [adres 1] in Zwolle. Ik, verbalisant [verbalisant 1], reed via het Azaleapark naar de achterzijde van het voornoemde adres. Toen ik door het park reed zag ik [verdachte] fietsen vanuit de achtertuin van de woning van zijn moeder het park in. Ik hield [verdachte] vervolgens staande op de Verenigingstraat.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 25 oktober 2024, pagina’s 37 tot en met 39, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Ik, verbalisant [verbalisant 2], hoorde verbalisant [verbalisant 1] zeggen dat het een elektrische witte fiets moest zijn van het merk ‘Stella’ met een kinderzitje op de achterzijde van de fiets en dat deze was achtergelaten ter hoogte van de [adres 4] te Zwolle. Ik zag daarop betreffende fiets staan. Ik zag dat de fiets framenummer [nummer 1] had. Ik maakte een foto van de fiets en verstrekte deze aan collega [verbalisant 1].
Ik, verbalisant [verbalisant 1], ontving de foto van de fiets. Ik zag dat dit de fiets betrof waar verdachte [verdachte] bestuurder van was ten tijde van diens aanhouding.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], trok daarop bij terugkomst op het politiebureau voornoemd
framenummer na. Hieruit bleek dat de fiets gestolen zou zijn tussen donderdag 24 oktober 2024 om 23:00 en vrijdag 25 oktober 2024 om 8:00 ter hoogte van de Bosseware 5 te Zwolle.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 30 september 2024, pagina’s 41 en 42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik doe aangifte van diefstal van bier en statiegeld producten vanuit de tuin van mijn woning, gevestigd aan de [adres 3] te Zwolle.
Op zaterdag 21 september 2024 werd ik rond 02.50 uur wakker. Ik deed het licht aan en zag dat er een man vlak naast onze tuin staan. Ik zag dat de man direct wegrende. Op camerabeelden die die nacht tussen 02:00 en 03:00 uur zijn gemaakt, is te zien dat dezelfde man als die ik eerder die nacht zelf heb gezien onze achtertuin in komt. Ik zie dat de man naar een krat Jupiler bier loopt en deze oppakt. Ik zie dat de man met het krat in zijn handen onze tuin uitloopt. De man komt ongeveer 5 à 7 minuten later weer terug in onze tuin. Ik zie dat de man naar een mandje met lege statiegeld blikjes en flesjes loopt en deze mand optilt en meeneemt onze tuin uit. Ik zie dat de man weer na ongeveer 5 à 7 minuten terug komt in onze tuin en nog een mandje met lege statiegeld blikjes en flesjes optilt.
Ik kan de man als volg omschrijven:
-Nederlandse jongen
-Blond haar
-Ingevallen gezicht
-Donker vest en broek
-Pec Zwolle shirt
-Broek leek wat te kort, hoog water broek.
-Onverzorgd type
-Opvallend grote neus.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 24 oktober 2024, inclusief fotoblad, pagina’s 48 tot en met 55, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op tijdsstip 01:42:49 uur zag ik een man, vanaf links in beeld komen. Ik zag dat de man in beeld kwam toen hij langs de vaste border met daarin bloemen liep. De border bevond zich, vanuit de man zijn positie aan zijn linkerkant.
De man heeft een blanke huidskleur, donkerblond haar aan de zijkanten en bovenop
kalend. De man droeg een wit shirt met blauwe opdruk, die mij bekend is als een shirt
van de voetbalclub PEC-Zwolle, een blauw vest en een donkerblauwe broek, zwarte
sokken en zwarte schoenen. De man droeg een zwarte rugtas op zijn rug.
Op tijdstip 01:42:55 uur zag ik dat de man uit beeld liep, de man liep vanuit de
positie van de camera rechts uit beeld.
Op tijdstip 01:43:00 uur zag ik de man vanuit de rechterkant weer in beeld en ik zag
dat de man in zijn rechterhand een voorwerp mee droeg. Dit voorwerp herken ik als een
bierkrat van het merk Jupiler.
Op tijdstip 01:45:02 uur zag ik dat de man dezelfde rechter richting op liep, gelijk aan moment: 01:42:55 uur.
Op tijdstip 01:45:10 uur zag ik de man rechts in beeld kwam. De man droeg op dat
moment 2 bakjes bij zich. Hij hield deze bakjes vast door in elke hand 1 bakje vast te houden. Ik zag op de beelden dat het ging om één oranje bak en één rode bak.
Op tijdstip 01:47:00 uur zag ik dat de man dezelfde rechterkant op liep, zoals ook te zien in eerdere beelden.
Op tijdstip 01:47:02 zag ik dat de man aan de rechterkant uit beeld verdween.
Op tijdstip 01:47:08 zag ik de man aan de rechterkant in het beeld komen. Ik zag dat de man in zijn rechterhand een bakje vasthield.
3.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 4] van 4 oktober 2024, inclusief fotoblad, pagina’s 58 tot en met 61, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
De persoon op foto 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als politieambtenaar. Ik kom de persoon wekelijks tegen. Ik spreek hem ook wekelijks en heb verdachte vaak aangehouden voor strafbare feiten. De laatste keer dat ik hem zag was op donderdag 26 september 2024 om 15:00 uur. Het contact duurde toen ongeveer 5 minuten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herkende de verdachte direct toen ik de foto zag. Ik herkende de verdachte aan zijn gespitste neus en zijn kalend blonde haar. Ik ben ook bekend met het feit dat verdachte in het PEC Zwolle shirt loopt welke hij op de foto ook aan heeft.
Feit 4
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 24 oktober 2024, pagina 69, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Toen ik in de middag van 21 september 2024 in de buurtapp een appje kreeg dat er bij buren ingebroken was ben ik zelf buiten gaan kijken. Ik zag dat er twee fietsen weg waren. De blauwe Spirit en de witte Puch.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 25 oktober 2024, inclusief fotoblad, pagina’s 73, 76 en 77, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op tijdsstip 02:35:50 uur, zie ik dat de camera draait en begint te filmen richting de plek waar de fietsen staan. In beeld is direct een man te zien. De man ziet er als volgt uit:
- blanke huidskleur,
- donkerblond haar aan de zijkanten en bovenop kalend
- een wit shirt met blauwe opdruk, die mij bekend is als een shirt van de voetbalclub
PEC-Zwolle
- blauw vest
- donkerblauwe broek
- zwarte sokken
- zwarte schoenen
- zwarte rugtas op zijn rug.
Op tijdstip 02:35:55 uur, zie ik dat de man een lichtblauwe fiets pakt. De fiets heeft voorop een rekje met daarop een zwart krat. Ik zie dat de man de fiets oppakt en richting de openbare weg loopt.
Op tijdstip 02:36:04 uur, zie ik dat de man op de fiets stapt en weg fietst uit beeld.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 26 oktober 2024, pagina 56, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Tevens heb ik de beelden gekeken van de diefstal van de fiets in proces [nummer 2].
Ik herkende ook op deze camerabeelden [verdachte] als degene die op de beelden staat en de
fiets steelt. Ik herken de verdachte [verdachte] omdat ik deze op 26 oktober 2024 zelf heb gezien en zijn gezicht op de beelden herken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024500647. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.