ECLI:NL:RBOVE:2025:963

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
08.316434.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten in eigen woning met gemeen gevaar voor goederen

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het opzettelijk brand stichten in zijn eigen woning. De verdachte heeft op drie verschillende plekken in zijn woning brand gesticht, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van terpentine. Dit gebeurde op 3 oktober 2024 te Zwolle, en leidde tot gemeen gevaar voor goederen in en rondom de woning. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een openbare terechtzitting op 6 februari 2025, waar de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de raadsvrouw zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat aangeeft dat hij veelvuldig is veroordeeld voor andere strafbare feiten, en met de rapporten van de psychiater en de reclassering, die een zorgmijdende houding van de verdachte beschrijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen andere passende sancties zijn dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en heeft de straf conform de eis van de officier van justitie opgelegd. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.316434.24 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsvrouw van verdachte, mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 6 februari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in zijn woning (van [bedrijf] B.V.) waarbij gevaar voor goederen is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2024 te Zwolle, althans in Nederland,
opzettelijk
brand heeft gesticht door in zijn, verdachtes, woning aan de [adres] (in
eigendom/beheer van [bedrijf] BV), open vuur in aanraking te brengen met
terpentine en/of toiletpapier en/of een of meer goederen die zich in die woning
bevonden, althans met een of meer brandbare stoffen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten (alle goederen in en/of rondom) zijn,
verdachtes, woning en/of een of meer goederen en/of woningen en/of gebouwen in
de directe nabijheid van die woning, te duchten was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 7 oktober 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf] B.V. van 4 oktober 2024, pagina’s 11 en 12;
3. het proces-verbaal Forensisch brandonderzoek van verbalisant [verbalisant] van 15 oktober 2024, met fotobijlage en Vakbijlage Brandonderzoek, pagina’s 50 tot en met 89.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2024 te Zwolle, opzettelijk brand heeft gesticht door in zijn, verdachtes, woning aan de [adres] (in eigendom/beheer van [bedrijf] BV), open vuur in aanraking te brengen met terpentine en toiletpapier en goederen die zich in die woningbevonden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten (alle goederen in) zijn, verdachtes, woning te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de inhoud van het advies van Verslavingsreclassering GGZ van
4 november 2024 (hierna: het reclasseringsadvies), het forse strafblad en de proceshouding van verdachte, ziet de officier van justitie geen ander alternatief dan kaal afstraffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Gezien het feit dat gedwongen reclasseringsbemoeienis in het verleden bij verdachte telkens niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, is het kaal afstraffen van verdachte voor hem mogelijk de beste uitkomst.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van brand in een woning van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). Verdachte heeft op drie verschillende plekken in zijn woning brand gesticht, waarbij één brand is aangestoken met gebruikmaking van terpentine. In dit geval zijn de gevolgen van de brand beperkt gebleven door de inzet van de brandweer en de omstanders die de brandweer hebben gealarmeerd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de brand uit frustratie heeft gesticht en daarmee schade heeft veroorzaakt aan een woning van [bedrijf] waar hij mocht verblijven in het kader van begeleid wonen. Daarbij acht de rechtbank het kwalijk dat verdachte na de brandstichting weg is gegaan en het aan een ander heeft overgelaten om de hulpdiensten in te schakelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte – hoewel niet eerder voor brandstichting – zeer veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte rapport van 28 oktober 2024, opgemaakt door psychiater H.L.C. Morre naar aanleiding van een psychiatrisch consult en van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van
4 november 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Beide rapporten schetsen eenzelfde beeld van verdachte: hij is zorgmijdend en onveranderlijk. Al jarenlang wordt geprobeerd om vanuit zowel strafrechtelijk als regulier kader toe te werken naar stabiliteit en gedragsverandering bij verdachte. Wegens de zorgmijdende houding en de middelenproblematiek van verdachte heeft dit niet tot gedragsverandering geleid. Hoewel bij verdachte sprake lijkt te zijn van een achterliggende persoonlijkheidsstoornis, staat verdachte niet open voor reclasseringstoezicht of nader onderzoek. De reclassering kan het risico op recidive niet inschatten, maar stelt ook dat dit risico niet geheel kan worden uitgesloten, gelet op het uitgebreide justitiële verleden van verdachte. De reclassering en de psychiater zien geen mogelijkheden om met interventies en toezicht de risico’s te beperken of gedragsverandering bij verdachte te kunnen bewerkstelligen. De reclassering adviseert dan ook bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gezien de ernst van het gepleegde feit en het strafblad van verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden en zij zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Neumann, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024465773. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.