3.3Het oordeel van de rechtbank
onder parketnummer 15.076492.21
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Situatie in de woning [adres 1]
Naar aanleiding van een melding van honden in een paardentrailer hebben verbalisanten op 24 april 2019 verschillende honden, katten en vogels aangetroffen op het adres de [adres 1] te [plaats 1]. In totaal troffen verbalisanten vijfentwintig honden, zeventien parkieten en twee katten aan.
Verbalisanten betraden de woning vanaf de achterzijde en constateerden, voor zover relevant, het volgende.
In de achtertuin hing volgens verbalisanten een enorm stinkende lucht van uitwerpselen en urine. Er vlogen veel vliegen tegen de binnenzijde van de tuindeur. Bij het binnentreden van de woning werden verbalisanten overvallen door een overweldigende geur van ammoniak, hondenstront en urine. De oorspronkelijke witte tegelvloer van de woning was besmeurd met een bruinige brij bestaande uit ‘plaketten’ van hondenpoep vermengd met hondenurine. Vanwege de penetrante geur hebben verbalisanten menthol onder hun neus gesmeerd. Bij het weghalen van dieren moesten de verbalisanten regelmatig naar buiten om frisse lucht in te ademen.
In de eerste kamer die verbalisant na binnenkomst via de achtertuin betrad trof verbalisant [verbalisant 1] een bak met water aan met daarin ontlasting en zand. Volgens de verbalisant leek de bak met water er al enkele dagen te staan. In deze ruimte bevonden zich drie jonge hondjes: twee Franse bulldogjes en één Maltezer pup. Deze hondjes waren volgens verbalisanten ernstig vermagerd, angstig, zaten onder de stront en gedroegen zich mensenschuw.
Tussen de eerste kamer en de aangrenzende gang bevond zich een afscheiding in de vorm van een doorzichtige plastic plaat. Deze plaat zat aan beide zijden onder de ontlasting en haren van honden. In de aangrenzende gang werden vijf honden aangetroffen: een grijze volwassen Franse bulldog waarvan de lens van het linkeroog troebel was, een zwarte Franse bulldog, een volwassen Maltezer, een zwart/wit hondje, gelijkend op een Maltezer, en een Maltezer van een aantal maanden oud.Bij het doorzoeken van de woning trof verbalisant [verbalisant 4] in deze ruimte vier honden aan. Deze honden hadden stront en knopen in hun haren en te lange nagels om de pootjes goed neer te kunnen zetten.
Achter de deur van de gang naar de hal werden door de verbalisanten twee zelf getimmerde houten hokken van ongeveer vijftig bij vijftig centimeter aangetroffen. Ook deze vloer zat onder de stront, urine en vliegen. In de twee houten hokken bevonden zich:
- een zeer magere, beige Franse bulldog teef met een witte vlek in haar nek, zij had duidelijk recent een keizerssnede ondergaan en sporen van een infuus aan haar poot;
- een zeer magere, volwassen beige Franse bulldog teef, zij had duidelijk recent pups gekregen en sporen van een infuus aan haar poot;
- twee pups van twee à drie weken oud;
- drie pups van ongeveer tien dagen oud.
De pups waren volgens verbalisanten levend, maar oogden levenloos. Zij gaven namelijk weinig tot geen reactie bij het overzetten uit de woning. Gezien de conditie van de moeder teef en de tengere bouw van de pups waren zij kennelijk aan het verhongeren. Eén van de moeder teefjes had enorm grote opgezwollen tepels, waardoor zij volgens verbalisant niet voldoende dan wel helemaal geen voeding kon geven aan haar pups.In de keuken onder het gasfornuis trof verbalisant nog een witte Maltezer pup aan.
In de gang van de woning werd achter een deur een badkamer aangetroffen. In deze badkamer troffen verbalisanten twee witte katten aan, gelijkend op een Oosterse korthaar. Volgens de verbalisanten zaten de katten opgesloten in de badkamer en stroomde de kattenbak over van de uitwerpselen.
Volgens verbalisant [verbalisant 1] vertoonden alle honden uiterlijke kenmerken van ernstige ondervoeding. Om de dieren uit de woning te lokken, is verbalisant op zoek gegaan naar hondenvoer. Deze is op geen enkele zichtbare plek aangetroffen. Uiteindelijk zijn de honden gelokt met een verpakking kattenvoer.
De dieren in de woning werden volgens verbalisanten stelselmatig verwaarloosd. De dieren hadden geen beschikking over schoon water, voer of frisse lucht, en hadden geen schoon kleed om op te slapen. Zowel hondengeleider [verbalisant 4] als verbalisant [verbalisant 1] geven aan dat de situatie in de woning duidt op broodfokken, waarbij de regels omtrent het fokken en houden van dieren op geen enkele wijze zijn nageleefd dan wel getracht zijn na te leven.
Van de bovengenoemde bevindingen zijn door verbalisanten foto’s gemaakt en opgenomen in een zich in het dossier bevindend fotoblad.Deze foto’s bevestigen de beschrijvingen van de verbalisanten die ter plaatse zijn geweest.
De dierengeneeskundige verklaringen
De in de woning aangetroffen dieren zijn in beslag genomen.Vervolgens zijn zij medisch onderzocht. Daarbij is, zover relevant, geconstateerd dat:
- twaalf honden en twee katten geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de leeftijd geschikt voer kregen toegediend die passen bij het ontwikkelingsstadium van het dier, nu deze dieren te mager waren en een schrale voedingsconditie hadden, te weten hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black & tan), hond 3 (kruising groot reu. kleur wit beige), hond 4 (Franse bulldog teef, kleur zwart), hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart wit), hond 10 (Maltezer teef reu. kleur wit), hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en hond 21 (Maltezer teef, kleur wit), kat 26 (Siamees korthartig, kleur bruin) en kat 27 (Siamees kortharig, kleur beige);
- één hond een zogenoemde ‘cherry-eye’ had, te weten hond 7 (Franse bulldog, teef, kleur zwart/wit);
- twee katten een ernstige ontsteking met teruggetrokken tandvlees hadden, welke binnen enkele weken onder narcose moet worden verwijderd om onomkeerbare veranderingen van het tandvlees te voorkomen.
In de dierengeneeskundige verklaringen is vastgesteld dat in verband met de huisvesting, de ondervoeding/vermagering, de tandvleesontsteking (voor wat betreft de twee katten) en de conditie van de dieren zonder direct medisch ingrijpen de conditie van de dieren zou verslechteren. Ten aanzien van deze dieren was sprake van de onthouding van zorg.
Verklaringen van verdachten
Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 februari 2025 verklaard dat zij vanwege het verlies van woonruimte verschillende dieren heeft ondergebracht in de woning van haar vader (medeverdachte [medeverdachte 1]). Volgens haar waren een aantal Franse bulldoggen, de twee katten en de vogels van haar. De overige honden waren van een ex. Deze ex zou de dieren in de woning verzorgen. Verdachte heeft aangegeven zich verantwoordelijk te hebben gevoeld voor het welzijn van de dieren, maar dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat was de dieren (beter) te verzorgen. Via telefonisch contact hield verdachte bij of de dieren goed werden verzorgd. Naar eigen zeggen kwam verdachte niet vaak in de woning, zeker niet in de periode direct voorafgaand aan 24 april 2019.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn dochter uit huis was gezet en hij haar heeft opgevangen. Vanaf oktober 2018 is hij naar Duitsland gegaan en verbleef hij daar. Hij heeft verklaard dat de Franse bulldog met drie pups van hem waren. Volgens hem zou zijn dochter er elke dag zijn en was zij verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van een aantal ten laste gelegde handelingen, nu ten aanzien van:
- de zeventien vogels in het dossier niet is geverbaliseerd waaruit de onhygiënische toestanden van de vogelkooi/behuizing heeft bestaan;
- de kat met een luchtweginfectie niet kan worden vastgesteld dat het onthouden van zorg voortkomt uit het niet (tijdig) raadplegen van een dierenarts of het laten plaatsvinden van een medische behandeling, hetgeen wel als zodanig is ten laste gelegd.
De ten laste gelegde periode
De rechtbank overweegt dat de daadwerkelijke waarneming van de omstandigheden waaronder de dieren zijn aangetroffen er alleen is op het moment van ‘instappen’. Uit de aangetroffen situatie kan echter moeilijk anders worden afgeleid dan dat deze situatie niet van de een op de andere dag is ontstaan en dus eerder al door de ondergrens van het toelaatbare is gezakt, hetgeen ook bevestigd wordt door de resultaten uit het buurtonderzoek.
De rechtbank zal dan ook de gehele ten laste gelegde periode bewezen verklaren.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de daar genoemde dieren niet beschikten over voer, (schoon) drinkwater, frisse lucht, een hygiënische huisvesting of de juiste medische verzorging. Bij sommige dieren was sprake van een combinatie van deze omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze dieren de dieren de nodige verzorging onthouden in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
Artikel 1.1. eerste lid van de Wet dieren bepaalt dat onder houder wordt verstaan de eigenaar, houder of hoeder.
Op grond van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat zij eigenaar is van een aantal honden en twee katten in de woning. Ten aanzien van deze dieren kan zij worden aangemerkt als pleger van het ten laste gelegde.
Verdachte kan ook met betrekking tot de andere dieren in de woning worden aangemerkt als hoeder, nu zij met haar vader had afgesproken dat zij tijdens zijn afwezigheid voor die dieren zou zorgen. Bovendien komt uit het in het dossier gerelateerde buurtonderzoek het beeld naar voren dat verdachte in de maanden voorafgaand aan 24 april 2019 verbleef in de woning dan wel regelmatig bezoeken aan de woning bracht. Op grond van verschillende verklaringen van buurtbewoners kan worden vastgesteld dat verdachte een veel grotere betrokkenheid heeft gehad bij de verzorging van de dieren dan zij zelf heeft toegegeven. Ook op grond hiervan kan verdachte worden aangemerkt als houder van de zich in de woning bevindende dieren, nu zij de feitelijke macht uitoefende over (de verzorging van) de dieren. Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 februari 2025 naar voren gebracht dat zij de verzorging van de dieren had uitbesteed aan haar ex en dit verborgen hield voor haar vader. In hoeverre de verdachte de verzorging van de dieren al dan niet heeft uitbesteed, doet, gezien het voorgaande, niet af aan de vaststelling dat verdachte houder is in de zin van de Wet dieren en daarmee pleger van het ten laste gelegde feit.
Om tot medeplegen te kunnen komen, moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ten minste twee personen. Daarnaast moet de intellectuele of materiële bijdrage van de medepleger(s) van voldoende gewicht zijn.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de zorg voor de dieren heeft uitbesteed aan zijn dochter. Het ligt voor de hand dat tussen beiden goede afspraken zijn gemaakt over de verzorging van de dieren. De rechtbank kan echter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat deze afspraken er waren dan wel wat de inhoud van deze afspraken is geweest.
Gelet op voorgaande, kan de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking vaststellen met verdachte en/of anderen, gericht op het gezamenlijk onthouden van de verzorging van dieren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hieronder nader omschreven.
onder parketnummer 84.220259.23
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Naar aanleiding van een controle van een opgelegd houdverbod hebben verbalisanten van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) op 6 mei 2022 een bezoek gebracht aan de [adres 2] te [plaats 2]. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) stonden toentertijd ingeschreven op dit adres. Bij deze inspectie werden verschillende dieren aangetroffen, waaronder drie honden in een hondenschuur.
In de hondenschuur hing volgens verbalisanten een vieze, penetrante geur, met name uit de richting van twee corgiachtige honden. De twee honden zaten in de eerste kennel aan de linkerkant, zonder vrije uitloop. Verbalisanten zagen meerdere hopen ontlasting in de kennel. De honden liepen door de ontlasting, waardoor de ontlasting was uitgesmeerd over de kennel. Ook zaten de poten van de corgi’s onder de ontlasting. In de kennel waren meerdere natte plekken zichtbaar, waarschijnlijk urine.Beide corgi’s waren niet geregistreerd in een databank.
In de hondenschuur troffen verbalisanten in de eerste kennel aan de rechterkant een ambtshalve bekende Pyreneese berghond aan, welke was geregistreerd op een andere naam dan verdachte en een ander adres dan de [adres 2]. In de woning troffen verbalisanten onder meer een chihuahua genaamd [naam] aan. Ook deze hond was niet geregistreerd in een databank.Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 februari 2025 verklaard dat het klopt het dat de vier honden niet waren geregistreerd.
Verdachte heeft op 6 mei 2022 telefonisch aan verbalisant verklaard dat onder meer de hond [naam] en de Pyreneese berghond van haar waren. De twee corgi’s waren van haar vriend [medeverdachte 2].Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in principe alleen haar eigen dieren verzorgde, maar dat zij ook wel eens voor de andere dieren een kennel schoonmaakte of water bijschonk wanneer dit nodig was, bijvoorbeeld omdat [medeverdachte 2] voor enkele dagen in het buitenland was.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de twee corgi’s niet beschikten over een hygiënische huisvesting vanwege de verschillende aangetroffen hopen ontlasting, natte plekken urine en de ontlasting op de poten van de honden.
Verdachte heeft verklaard dat de corgi’s goed werden verzorgd en de aangetroffen toestand in de hondenkennel slechts een momentopname betrof. Van een structurele situatie tot het onthouden van zorg was geen sprake.
Dat verweer verwerpt de rechtbank gelet op de bevindingen van verbalisanten. De omschreven toestand door verbalisanten - in het bijzonder de penetrante geur, de hopen ontlasting en de meerdere natte plekken - spreekt tegen dat sprake was van een kort moment van onhygiënische huisvesting, maar duidt juist op een langere periode van het
niet-verzorgen van de twee dieren.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de twee corgi’s de nodige verzorging is onthouden in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
Op grond van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte zij (een deel van) de verzorgingstaken op zich nam van de zich in haar woning en op haar erf bevindende dieren, ook ten aanzien van de dieren die niet haar eigendom zijn. Om deze reden kan verdachte worden aangemerkt als houder voor de zich op haar erf bevindende dieren, waaronder ook de twee corgi’s waarvan haar vriend eigenaar is.
De rechtbank oordeelt dan ook dat verdachte kan worden aangemerkt als houder van de twee corgi’s in de zin van artikel 1.1. eerste lid van de Wet dieren.
Gelet op wat verdachte heeft verklaard dat zij met haar vriend een gezamenlijk huishouden vormde en gezamenlijk verzorgen verzorgde, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander ten aanzien van deze dieren. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat vier honden niet waren geregistreerd zoals bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen.
Verdachte heeft verklaard dat zij zich niet verantwoordelijk heeft gevoeld voor het niet registeren van de twee corgi’s, omdat deze twee honden niet van haar waren. Gelet op wat hiervoor is vastgesteld over het gezamenlijk verzorgen en gezamenlijk houden van de dieren, overweegt de rechtbank dat daarmee verdachte als houder ook verantwoordelijk was voor het niet registeren van de twee corgi’s, naast het niet registeren van hond [naam] en de Pyreneese berghond.
Tot slot dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of dat verdachte het niet-registeren van de honden opzettelijk heeft gedaan. Voor een bewezenverklaring volstaat dat verdachte er geen zorg voor heeft gedragen dat de vier honden werden geregistreerd. Verdachte wist dat de honden niet waren geregistreerd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hieronder nader omschreven.