ECLI:NL:RBOVE:2025:961

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
15.076492.21 + 84.220259.23 + 84.020043.22 (TUL) (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenmishandeling en verwaarlozing van dieren door verdachte

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gevallen van dierenmishandeling en verwaarlozing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 december 2018 tot en met 24 april 2019, als houder van 21 honden en 2 katten, deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden. De omstandigheden waaronder de dieren werden gehouden waren onhygiënisch en onacceptabel, met onvoldoende toegang tot schoon water en voedsel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de zorg van de dieren, ondanks dat zij dit probeerde te ontkennen door te verwijzen naar haar ex-partner. De verdachte is schuldig bevonden aan het niet verlenen van de noodzakelijke zorg aan de dieren, wat in strijd is met de Wet dieren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 200 uren, en een algeheel houdverbod voor dieren voor de eerste twee jaren van de proeftijd. Dit vonnis is een gevolg van de ernstige verwaarlozing van de dieren en de herhaalde overtredingen van de wet door de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 15.076492.21 + 84.220259.23 + 84.020043.22 (TUL) (gev. ttz.) (P)
Datum vonnis: 20 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2024, 16 september 2024 en 6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. A. Schollaardt, advocaat in Laren, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 21 maart 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer 15.076492.21
samen met anderen als houder van dieren de nodige verzorging heeft onthouden aan honden, katten en vogels;
onder parketnummer 84.220259.23
feit 1: samen met anderen als houder van dieren de nodige verzorging heeft onthouden aan honden;
feit 2: samen met anderen als houder van dieren honden niet heeft geregistreerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
onder parketnummer 15.076492.21
hij in of omstreeks de periode 01 december 2018 tot en met 24 april 2019 te [plaats 1], gelegen in de gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als houder(s) van 21, althans één of meer hond(en) en/of 2, althans één of meer kat(ten) en/of 17, althans één of meer vogel(s), althans dieren, aan deze honden en/of katten en/of vogels en/of dieren de nodige verzorging
heeft/hebben onthouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), er geen zorg voor gedragen dat:
- 21, althans één of meer hond(en), en/of 2, althans één of meer kat(ten) en/of 17, althans één of meer vogel(s) werden gehouden in een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers was de woning (gelegen aan/nabij het perceel de [adres 1] te [plaats 1]) en/of hok(ken), althans behuizing waarin die hond(en) en/of kat(ten) en/of vogel(s) werden gehouden (ernstig) vervuild met onder meer ontlasting en/of urine, en/of
- 21, althans één of meer hond(en) en/of 2, althans één of meer katten toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water kon(den) voldoen, immers waren de waterbakken vervuild en/of vertroebeld, en/of
- een kat, te weten kat 2 (Siamese kater, kleur beige), zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt

onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers had de kat een luchtweginfectie zulks terwijl geen en/of niet tijdig een dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en/of

- een hond, te weten hond 7 (Franse Bulldog, teef, kleur zwart/wit), zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers had de hond een ‘cherry-eye’, zulks terwijl geen en/of niet tijdig een dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en/of
- 2, althans één of meer katten, te weten kat 1 en 2, zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers ha(den) de kat(ten) tandsteen, zulks terwijl geen en/of niet tijdig een dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en/of
- 12, althans één of meer hond(en), te weten
o hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black&tan), en/of
o hond 3 (kruising groot reu, kleur wit beige), en/of
o hond 4 ( Franse bulldog teef, kleur zwart), en/of
o hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), en/of
o hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), en/of
o hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), en/of
o hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), en/of
o hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart/wit), en/of
o hond 10 (Maltezer teef reu, kleur wit), en/of
o hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en/of
o hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en/of
o hond 21 (Maltezer teef, kleur wit),
een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van dat/die dier(en), immers was/waren de hond(en) mager en/of had(den) een schrale voedingsconditie, en/of
- 2, althans één of meer kat(ten) een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van dat/die dier(en), immers was/waren de kat(ten) mager en/of had(den) een schrale voedingsconditie;
onder parketnummer 84.220259.23
1.
zij op of omstreeks 6 mei 2022 te [plaats 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, als houder van dieren, die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers hadden twee honden, althans één of meer honden, geen beschikking over hygiënische huisvesting, aangezien in de kennel meerdere hopen ontlasting laten en/of meerdere natte plekken met vermoedelijk urine en/of zaten de poten van de honden onder de ontlasting en/of was er een penetrante stinkende lucht in de
kennel;
2.
zij op of omstreeks 6 mei 2022 te [plaats 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, vier, althans één of meer, honden gehouden, zonder er zorg voor te dragen dat die hond(en) geregistreerd waren zoals bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het Besluitdiergeneeskundigen, immers was/waren vier ([naam], een Pyreneese berghond en twee Corgi's), althans één of meer honden, niet binnen een week nadat een injecteerbare transponder was aangebracht en/of voordat de hond aan een andere houder werd overgedragen, geregistreerd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten onder beide parketnummers (15.076492.21 en 84.220259.23) wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
onder parketnummer 15.076492.21
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu ten aanzien van verschillende honden en katten geen sprake was van het onthouden van de nodige zorg in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
onder parketnummer 84.220259.23
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu ten aanzien van de twee corgi’s geen sprake was van het onthouden van de nodige zorg in de zin van artikel 2.2 lid 8 van de Wet dieren. Niet valt uit te sluiten dat sprake was van een momentopname. Hoewel de kennel niet schoon was, brengt dit nog niet mee dat daarmee sprake was van het onthouden van zorg in de zin van artikel 2.2 lid 8 van de Wet dieren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
onder parketnummer 15.076492.21
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Situatie in de woning [adres 1]
Naar aanleiding van een melding van honden in een paardentrailer hebben verbalisanten op 24 april 2019 verschillende honden, katten en vogels aangetroffen op het adres de [adres 1] te [plaats 1]. In totaal troffen verbalisanten vijfentwintig honden, zeventien parkieten en twee katten aan. [2]
Verbalisanten betraden de woning vanaf de achterzijde en constateerden, voor zover relevant, het volgende.
In de achtertuin hing volgens verbalisanten een enorm stinkende lucht van uitwerpselen en urine. Er vlogen veel vliegen tegen de binnenzijde van de tuindeur. Bij het binnentreden van de woning werden verbalisanten overvallen door een overweldigende geur van ammoniak, hondenstront en urine. De oorspronkelijke witte tegelvloer van de woning was besmeurd met een bruinige brij bestaande uit ‘plaketten’ van hondenpoep vermengd met hondenurine. Vanwege de penetrante geur hebben verbalisanten menthol onder hun neus gesmeerd. Bij het weghalen van dieren moesten de verbalisanten regelmatig naar buiten om frisse lucht in te ademen. [3]
In de eerste kamer die verbalisant na binnenkomst via de achtertuin betrad trof verbalisant [verbalisant 1] een bak met water aan met daarin ontlasting en zand. Volgens de verbalisant leek de bak met water er al enkele dagen te staan. In deze ruimte bevonden zich drie jonge hondjes: twee Franse bulldogjes en één Maltezer pup. Deze hondjes waren volgens verbalisanten ernstig vermagerd, angstig, zaten onder de stront en gedroegen zich mensenschuw. [4]
Tussen de eerste kamer en de aangrenzende gang bevond zich een afscheiding in de vorm van een doorzichtige plastic plaat. Deze plaat zat aan beide zijden onder de ontlasting en haren van honden. In de aangrenzende gang werden vijf honden aangetroffen: een grijze volwassen Franse bulldog waarvan de lens van het linkeroog troebel was, een zwarte Franse bulldog, een volwassen Maltezer, een zwart/wit hondje, gelijkend op een Maltezer, en een Maltezer van een aantal maanden oud. [5] Bij het doorzoeken van de woning trof verbalisant [verbalisant 4] in deze ruimte vier honden aan. Deze honden hadden stront en knopen in hun haren en te lange nagels om de pootjes goed neer te kunnen zetten. [6]
Achter de deur van de gang naar de hal werden door de verbalisanten twee zelf getimmerde houten hokken van ongeveer vijftig bij vijftig centimeter aangetroffen. Ook deze vloer zat onder de stront, urine en vliegen. In de twee houten hokken bevonden zich:
- een zeer magere, beige Franse bulldog teef met een witte vlek in haar nek, zij had duidelijk recent een keizerssnede ondergaan en sporen van een infuus aan haar poot;
- een zeer magere, volwassen beige Franse bulldog teef, zij had duidelijk recent pups gekregen en sporen van een infuus aan haar poot;
- twee pups van twee à drie weken oud;
- drie pups van ongeveer tien dagen oud.
De pups waren volgens verbalisanten levend, maar oogden levenloos. Zij gaven namelijk weinig tot geen reactie bij het overzetten uit de woning. Gezien de conditie van de moeder teef en de tengere bouw van de pups waren zij kennelijk aan het verhongeren. Eén van de moeder teefjes had enorm grote opgezwollen tepels, waardoor zij volgens verbalisant niet voldoende dan wel helemaal geen voeding kon geven aan haar pups. [7] In de keuken onder het gasfornuis trof verbalisant nog een witte Maltezer pup aan. [8]
In de gang van de woning werd achter een deur een badkamer aangetroffen. In deze badkamer troffen verbalisanten twee witte katten aan, gelijkend op een Oosterse korthaar. Volgens de verbalisanten zaten de katten opgesloten in de badkamer en stroomde de kattenbak over van de uitwerpselen. [9]
Volgens verbalisant [verbalisant 1] vertoonden alle honden uiterlijke kenmerken van ernstige ondervoeding. Om de dieren uit de woning te lokken, is verbalisant op zoek gegaan naar hondenvoer. Deze is op geen enkele zichtbare plek aangetroffen. Uiteindelijk zijn de honden gelokt met een verpakking kattenvoer. [10]
De dieren in de woning werden volgens verbalisanten stelselmatig verwaarloosd. De dieren hadden geen beschikking over schoon water, voer of frisse lucht, en hadden geen schoon kleed om op te slapen. Zowel hondengeleider [verbalisant 4] als verbalisant [verbalisant 1] geven aan dat de situatie in de woning duidt op broodfokken, waarbij de regels omtrent het fokken en houden van dieren op geen enkele wijze zijn nageleefd dan wel getracht zijn na te leven. [11]
Van de bovengenoemde bevindingen zijn door verbalisanten foto’s gemaakt en opgenomen in een zich in het dossier bevindend fotoblad. [12] Deze foto’s bevestigen de beschrijvingen van de verbalisanten die ter plaatse zijn geweest.
De dierengeneeskundige verklaringen
De in de woning aangetroffen dieren zijn in beslag genomen. [13] Vervolgens zijn zij medisch onderzocht. Daarbij is, zover relevant, geconstateerd dat:
- twaalf honden en twee katten geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de leeftijd geschikt voer kregen toegediend die passen bij het ontwikkelingsstadium van het dier, nu deze dieren te mager waren en een schrale voedingsconditie hadden, te weten hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black & tan), hond 3 (kruising groot reu. kleur wit beige), hond 4 (Franse bulldog teef, kleur zwart), hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart wit), hond 10 (Maltezer teef reu. kleur wit), hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en hond 21 (Maltezer teef, kleur wit), kat 26 (Siamees korthartig, kleur bruin) en kat 27 (Siamees kortharig, kleur beige); [14]
- één hond een zogenoemde ‘cherry-eye’ had, te weten hond 7 (Franse bulldog, teef, kleur zwart/wit); [15]
- twee katten een ernstige ontsteking met teruggetrokken tandvlees hadden, welke binnen enkele weken onder narcose moet worden verwijderd om onomkeerbare veranderingen van het tandvlees te voorkomen. [16]
In de dierengeneeskundige verklaringen is vastgesteld dat in verband met de huisvesting, de ondervoeding/vermagering, de tandvleesontsteking (voor wat betreft de twee katten) en de conditie van de dieren zonder direct medisch ingrijpen de conditie van de dieren zou verslechteren. Ten aanzien van deze dieren was sprake van de onthouding van zorg. [17]
Verklaringen van verdachten
Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 februari 2025 verklaard dat zij vanwege het verlies van woonruimte verschillende dieren heeft ondergebracht in de woning van haar vader (medeverdachte [medeverdachte 1]). Volgens haar waren een aantal Franse bulldoggen, de twee katten en de vogels van haar. De overige honden waren van een ex. Deze ex zou de dieren in de woning verzorgen. Verdachte heeft aangegeven zich verantwoordelijk te hebben gevoeld voor het welzijn van de dieren, maar dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat was de dieren (beter) te verzorgen. Via telefonisch contact hield verdachte bij of de dieren goed werden verzorgd. Naar eigen zeggen kwam verdachte niet vaak in de woning, zeker niet in de periode direct voorafgaand aan 24 april 2019. [18]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn dochter uit huis was gezet en hij haar heeft opgevangen. Vanaf oktober 2018 is hij naar Duitsland gegaan en verbleef hij daar. Hij heeft verklaard dat de Franse bulldog met drie pups van hem waren. Volgens hem zou zijn dochter er elke dag zijn en was zij verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren. [19]
Overwegingen
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van een aantal ten laste gelegde handelingen, nu ten aanzien van:
- de zeventien vogels in het dossier niet is geverbaliseerd waaruit de onhygiënische toestanden van de vogelkooi/behuizing heeft bestaan;
- de kat met een luchtweginfectie niet kan worden vastgesteld dat het onthouden van zorg voortkomt uit het niet (tijdig) raadplegen van een dierenarts of het laten plaatsvinden van een medische behandeling, hetgeen wel als zodanig is ten laste gelegd.
De ten laste gelegde periode
De rechtbank overweegt dat de daadwerkelijke waarneming van de omstandigheden waaronder de dieren zijn aangetroffen er alleen is op het moment van ‘instappen’. Uit de aangetroffen situatie kan echter moeilijk anders worden afgeleid dan dat deze situatie niet van de een op de andere dag is ontstaan en dus eerder al door de ondergrens van het toelaatbare is gezakt, hetgeen ook bevestigd wordt door de resultaten uit het buurtonderzoek. [20]
De rechtbank zal dan ook de gehele ten laste gelegde periode bewezen verklaren.
Onthouden van zorg
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de daar genoemde dieren niet beschikten over voer, (schoon) drinkwater, frisse lucht, een hygiënische huisvesting of de juiste medische verzorging. Bij sommige dieren was sprake van een combinatie van deze omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze dieren de dieren de nodige verzorging onthouden in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
Houder van dieren
Artikel 1.1. eerste lid van de Wet dieren bepaalt dat onder houder wordt verstaan de eigenaar, houder of hoeder.
Op grond van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat zij eigenaar is van een aantal honden en twee katten in de woning. Ten aanzien van deze dieren kan zij worden aangemerkt als pleger van het ten laste gelegde.
Verdachte kan ook met betrekking tot de andere dieren in de woning worden aangemerkt als hoeder, nu zij met haar vader had afgesproken dat zij tijdens zijn afwezigheid voor die dieren zou zorgen. Bovendien komt uit het in het dossier gerelateerde buurtonderzoek het beeld naar voren dat verdachte in de maanden voorafgaand aan 24 april 2019 verbleef in de woning dan wel regelmatig bezoeken aan de woning bracht. Op grond van verschillende verklaringen van buurtbewoners kan worden vastgesteld dat verdachte een veel grotere betrokkenheid heeft gehad bij de verzorging van de dieren dan zij zelf heeft toegegeven. Ook op grond hiervan kan verdachte worden aangemerkt als houder van de zich in de woning bevindende dieren, nu zij de feitelijke macht uitoefende over (de verzorging van) de dieren. Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 februari 2025 naar voren gebracht dat zij de verzorging van de dieren had uitbesteed aan haar ex en dit verborgen hield voor haar vader. In hoeverre de verdachte de verzorging van de dieren al dan niet heeft uitbesteed, doet, gezien het voorgaande, niet af aan de vaststelling dat verdachte houder is in de zin van de Wet dieren en daarmee pleger van het ten laste gelegde feit.
Medeplegen
Om tot medeplegen te kunnen komen, moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ten minste twee personen. Daarnaast moet de intellectuele of materiële bijdrage van de medepleger(s) van voldoende gewicht zijn.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de zorg voor de dieren heeft uitbesteed aan zijn dochter. Het ligt voor de hand dat tussen beiden goede afspraken zijn gemaakt over de verzorging van de dieren. De rechtbank kan echter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat deze afspraken er waren dan wel wat de inhoud van deze afspraken is geweest.
Gelet op voorgaande, kan de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking vaststellen met verdachte en/of anderen, gericht op het gezamenlijk onthouden van de verzorging van dieren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hieronder nader omschreven.
onder parketnummer 84.220259.23
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [21]
Situatie [adres 2]
Naar aanleiding van een controle van een opgelegd houdverbod hebben verbalisanten van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) op 6 mei 2022 een bezoek gebracht aan de [adres 2] te [plaats 2]. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) stonden toentertijd ingeschreven op dit adres. Bij deze inspectie werden verschillende dieren aangetroffen, waaronder drie honden in een hondenschuur. [22]
In de hondenschuur hing volgens verbalisanten een vieze, penetrante geur, met name uit de richting van twee corgiachtige honden. De twee honden zaten in de eerste kennel aan de linkerkant, zonder vrije uitloop. Verbalisanten zagen meerdere hopen ontlasting in de kennel. De honden liepen door de ontlasting, waardoor de ontlasting was uitgesmeerd over de kennel. Ook zaten de poten van de corgi’s onder de ontlasting. In de kennel waren meerdere natte plekken zichtbaar, waarschijnlijk urine. [23] Beide corgi’s waren niet geregistreerd in een databank. [24]
In de hondenschuur troffen verbalisanten in de eerste kennel aan de rechterkant een ambtshalve bekende Pyreneese berghond aan, welke was geregistreerd op een andere naam dan verdachte en een ander adres dan de [adres 2]. In de woning troffen verbalisanten onder meer een chihuahua genaamd [naam] aan. Ook deze hond was niet geregistreerd in een databank. [25] Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 februari 2025 verklaard dat het klopt het dat de vier honden niet waren geregistreerd. [26]
Verdachte heeft op 6 mei 2022 telefonisch aan verbalisant verklaard dat onder meer de hond [naam] en de Pyreneese berghond van haar waren. De twee corgi’s waren van haar vriend [medeverdachte 2]. [27] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in principe alleen haar eigen dieren verzorgde, maar dat zij ook wel eens voor de andere dieren een kennel schoonmaakte of water bijschonk wanneer dit nodig was, bijvoorbeeld omdat [medeverdachte 2] voor enkele dagen in het buitenland was. [28]
Overwegingen
Feit 1
Onthouden van zorg
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de twee corgi’s niet beschikten over een hygiënische huisvesting vanwege de verschillende aangetroffen hopen ontlasting, natte plekken urine en de ontlasting op de poten van de honden.
Verdachte heeft verklaard dat de corgi’s goed werden verzorgd en de aangetroffen toestand in de hondenkennel slechts een momentopname betrof. Van een structurele situatie tot het onthouden van zorg was geen sprake.
Dat verweer verwerpt de rechtbank gelet op de bevindingen van verbalisanten. De omschreven toestand door verbalisanten - in het bijzonder de penetrante geur, de hopen ontlasting en de meerdere natte plekken - spreekt tegen dat sprake was van een kort moment van onhygiënische huisvesting, maar duidt juist op een langere periode van het
niet-verzorgen van de twee dieren.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de twee corgi’s de nodige verzorging is onthouden in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
Houder van dieren
Op grond van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte zij (een deel van) de verzorgingstaken op zich nam van de zich in haar woning en op haar erf bevindende dieren, ook ten aanzien van de dieren die niet haar eigendom zijn. Om deze reden kan verdachte worden aangemerkt als houder voor de zich op haar erf bevindende dieren, waaronder ook de twee corgi’s waarvan haar vriend eigenaar is.
De rechtbank oordeelt dan ook dat verdachte kan worden aangemerkt als houder van de twee corgi’s in de zin van artikel 1.1. eerste lid van de Wet dieren.
Medeplegen
Gelet op wat verdachte heeft verklaard dat zij met haar vriend een gezamenlijk huishouden vormde en gezamenlijk verzorgen verzorgde, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander ten aanzien van deze dieren. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Feit 2
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat vier honden niet waren geregistreerd zoals bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen.
Verdachte heeft verklaard dat zij zich niet verantwoordelijk heeft gevoeld voor het niet registeren van de twee corgi’s, omdat deze twee honden niet van haar waren. Gelet op wat hiervoor is vastgesteld over het gezamenlijk verzorgen en gezamenlijk houden van de dieren, overweegt de rechtbank dat daarmee verdachte als houder ook verantwoordelijk was voor het niet registeren van de twee corgi’s, naast het niet registeren van hond [naam] en de Pyreneese berghond.
Tot slot dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of dat verdachte het niet-registeren van de honden opzettelijk heeft gedaan. Voor een bewezenverklaring volstaat dat verdachte er geen zorg voor heeft gedragen dat de vier honden werden geregistreerd. Verdachte wist dat de honden niet waren geregistreerd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hieronder nader omschreven.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
onder parketnummer 15.076492.21
hij in de periode 01 december 2018 tot en met 24 april 2019 te [plaats 1], gelegen in de gemeente Haarlemmermeer, als houder van 21 honden en 2 katten aan deze honden en katten de nodige verzorging hebben onthouden, immers heeft hij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
- 21 honden werden gehouden in een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers was de woning (gelegen aan/nabij het perceel de [adres 1] te [plaats 1]) en hokken, althans behuizing waarin die honden en katten werden gehouden (ernstig) vervuild met onder meer ontlasting en urine, en
- 21 honden en 2 katten toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de waterbakken vervuild en vertroebeld, en
- een hond, te weten hond 7 (Franse Bulldog, teef, kleur zwart/wit), zijnde een dier dat gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers had de hond een ‘cherry-eye’, zulks terwijl geen dierenarts is geraadpleegd en (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en
- 2 katten, te weten kat 1 en 2, zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers hadden de katten tandsteen, zulks terwijl geen medische behandeling heeft plaatsgevonden, en
- 12 honden, te weten
o hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black & tan), en
o hond 3 (kruising groot reu, kleur wit beige), en
o hond 4 ( Franse bulldog teef, kleur zwart), en
o hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), en
o hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), en
o hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), en
o hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), en
o hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart/wit), en
o hond 10 (Maltezer teef reu, kleur wit), en
o hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en
o hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en
o hond 21 (Maltezer teef, kleur wit),
een voor die dieren toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van die dieren, immers waren de honden mager en hadden een schrale voedingsconditie, en
- 2 katten een voor die dieren toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van die dieren, immers waren de katten mager en hadden een schrale voedingsconditie;
onder parketnummer 84.220259.23
1.
zij op 6 mei 2022 te [plaats 2], tezamen en in vereniging met een ander, als houder van dieren, die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers hadden twee honden geen beschikking over hygiënische huisvesting, aangezien in de kennel meerdere hopen ontlasting laten en meerdere natte plekken met vermoedelijk urine en zaten de poten van de honden onder de ontlasting en was er een penetrante stinkende lucht in de kennel;
2.
zij op 6 mei 2022 te [plaats 2], tezamen en in vereniging met één ander opzettelijk, vier honden heeft gehouden, zonder er zorg voor te dragen dat die honden geregistreerd waren zoals bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het Besluitdiergeneeskundigen, immers waren vier ([naam], een Pyreneese berghond en twee Corgi's) honden niet binnen een week nadat een injecteerbare transponder was aangebracht en voor dat de hond aan een andere houder werd overgedragen, geregistreerd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2.2, achtste en tiende lid, 8.11, eerste en tweede lid en 8.12, eerste lid (oud) van de Wet dieren, artikel 3.30, eerste lid Besluit houders van dieren en artikel 5b.86a Regeling houders van dieren en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 15.076492.21
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
onder parketnummer 84.220259.23
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onder L, van de Wet dieren.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan de eerste twee jaar van de proeftijd koppelt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden van een algeheel houdverbod voor dieren en de medewerking van verdachte aan controles van de hiervoor genoemde voorwaarde.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen aan verdachte, gelet op het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en de zitting, de overschrijding van de redelijke termijn, de huidige gezinssituatie en de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als houder van dieren (samen met anderen) in meerdere opzichten ernstig tekort geschoten in de verzorging van de van haar afhankelijk dieren. Het dossier - in het bijzonder de aangetroffen situatie in de woning te [plaats 1] - geeft blijk van de schrijnende situaties waarin de dieren hebben verkeerd. De dieren hadden geen toegang tot schoon drinkwater en voldoende voer en moesten langdurig in hun eigen ontlasting en urine verblijven. Ook hing er een indringende ammoniaklucht in de woning. De wijze van huisvesting en verzorging hebben negatieve gevolgen gehad voor de dieren. Veel dieren waren te mager, meerdere honden hadden een vervuilde en verklitte vacht en sommige dieren hadden een chirurgische of medische ingreep nodig. Het dossier omschrijft de schrijnende situaties waarin de dieren hebben verkeerd. De afbeeldingen tonen het onnodige doch grote leed dat de dieren is aangedaan.
Verdachte is als houder van dieren verantwoordelijk voor de goede verzorging van deze dieren. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten wenste verdachte geen verklaring af te leggen en nam zij geen verantwoordelijkheid voor haar handelen. Het geeft de indruk dat zij ten tijde van de feiten op geen enkele manier heeft gegeven om de zorg en het welzijn van de dieren en dat de dieren, nu uit het dossier ook blijkt dat verdachte dieren (pups) verkocht, vooral een middel zijn geweest om geld mee te verdienen. Hoewel de bewezenverklaarde feiten betrekking hebben op enkele tientallen dieren, wijst het dossier op een langdurige en structurele verwaarlozing van dieren door verdachte. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan. De omstandigheid, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard dat haar privé-situatie het haar onmogelijk maakte om adequaat voor de dieren te zorgen, maakt dat niet anders. Die situatie rechtvaardigt immers niet dat aan de dieren de nodige zorg wordt onthouden, met alle nadelige gevolgen voor het welzijn en gezondheid van die dieren van dien, maar verlangt juist dat verdachte in het geval zij de zorg over de dieren aan een ander toevertrouwt, zich ervan vergewist dat de dieren de adequate zorg ook daadwerkelijk krijgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit betreffende dierenwelzijn. Bij vonnis van deze rechtbank van 28 februari 2022 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 4 jaren. Daaraan is de bijzondere voorwaarde verbonden, kort gezegd, dat zij gedurende de eerste twee jaren van die proeftijd niet meer dan vijf (en samen met medeverdachte [medeverdachte 2] niet meer dan tien) dieren, inclusief de daaruit geboren jongen, houdt of laat houden, en dat zij meewerkt aan controles op de naleving van deze voorwaarde.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 5 maart 2024. In het advies is beschreven dat bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten sprake is van recidive. Ook blijkt van een hardnekkig delictpatroon ten aanzien van het houden en welzijn van dieren. Verdachte stelde zich ten tijde van het opmaken van het rapport zorg mijdend op.
Ter terechtzitting van 6 februari 2025 heeft verdachte een toelichting gegeven op de bevindingen van het rapport en haar persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft aangegeven dat de zaak uit 2019 speelde in een moeilijke tijd, waarin zij haar woning was kwijtgeraakt. Verdachte erkent dat de verzorging van de dieren toentertijd niet goed is gegaan. Zij neemt daarvoor nu grotendeels haar verantwoordelijkheid. Verdachte heeft voor wat betreft haar persoonlijke omstandigheden een stijgende lijn ingezet. Ook draagt zij de verantwoordelijk voor de zorg van haar kinderen, onder wie twee kinderen van drie en zes jaren oud.
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Hoewel verdachte niet in verzekering is gesteld en de betekening van de inleidende dagvaarding pas op 20 januari 2024 heeft plaatsgevonden, dateert het oudste feit uit april 2019. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank slechts in geringe mate sprake, namelijk vanaf de terechtzitting van 24 september 2024. De datum van dit vonnis is 20 februari 2025. Dat brengt mee dat de redelijke termijn meer dan drie-en-een-half jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen.
Zoals hiervoor overwogen, mag van een persoon die dieren houdt mede om daarmee inkomsten te verwerven, worden verwacht dat hij oog heeft voor het welzijn van de door hem gehouden dieren en deze bij zijn afwezigheid niet alleen adequaat laat verzorgen maar zich er ook daadwerkelijk van vergewist dat dit gebeurt. Dit heeft verdachte nagelaten, hetgeen de rechtbank haar kwalijk neemt. Daarbij betrekt de rechtbank dat ten tijde van het onderhavige feit al sprake was van een tendens om misstanden met betrekking tot de zorg voor dieren strikter aan te pakken. Deze tendens heeft zijn weerslag gevonden in de in 2024 ingevoerde wijziging van de Wet dieren, die niet alleen voorziet in hogere straffen bij feiten als deze, maar ook in een houdverbod als mogelijk op te leggen straf.
Gezien het hiervoor genoemde vonnis dient de rechtbank zich bij de strafoplegging ook af te vragen welke straf zij met toepassing van de toen geldende wet- en regelgeving zou hebben opgelegd indien het feit in deze zaak gelijktijdig zou zijn berecht met de feiten die tot genoemd vonnis hebben geleid.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte zich - kennelijk - weinig gelegen heeft laten liggen aan veroordelingen ter zake van overtreding van bepalingen van de Wet dieren in 2017 en 2019, kan niet worden volstaan met toepassing van artikel 9a Sr, zoals de verdediging heeft bepleit en heeft de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overwogen. Echter, mede gezien voormeld vonnis van 28 februari 2022, de ruime overschrijding van de redelijke termijn, de omstandigheid dat verdachte op enkele onderdelen van het haar ten laste gelegde wordt vrijgesproken en alles afwegend en dat verdachte intussen ook de zorg heeft voor haar driejarige en zesjarige dochters acht de rechtbank, bij wege van een laatste kans voor verdachte, passend en geboden dat aan verdachte met toepassing van een korting van twintig (20) wegens de overschrijding van de redelijke termijn naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van tweehonderd (200) uur zal opleggen, te vervangen door honderd dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) uitvoert, een en ander zoals hierna geformuleerd.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt zwaar en is van zeer groot belang dat dierenleed in de toekomst wordt voorkomen. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit acht de rechtbank op grond van het hiervoor overwogene een houdverbod in de rede liggen. Gelet op de strafmodaliteiten zoals die ten tijde van het onderhavige feit golden, zal zij aan het op te leggen voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde daarom een algeheel houdverbod voor de eerste twee jaren van de proeftijd verbinden, alsmede de verplichting dat verdachte meewerkt aan de controles op die voorwaarde door de ambtenaren van de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID), een en ander zoals hierna te melden.
Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte erkent dat hij de dieren die in de woning zijn aangetroffen heeft gehouden om te fokken voor geldelijk gewin. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de verzorging van deze dieren heeft verdachte zich, in weerwil van de afspraken met haar vader, achter haar ex-partner willen verschuilen. Praktisch kwam dit erop neer dat de dieren in een onhoudbare situatie aan hun lot werden overgelaten. Deze gedragingen en de houding van de verdachte jegens dierenwelzijn, baart de rechtbank ernstig zorgen. Een en ander in onderling verband en samenhang bezien rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dat eveneens als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een algeheel houdverbod wordt opgelegd.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat zij bij tijdige afdoening tweehonderdtwintig (220) uur taakstraf in combinatie met de hiervoor genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf en daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden zou hebben opgelegd.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Overijssel onder parketnummer 84.020043.22 van 28 februari 2022 opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte zowel de algemene voorwaarde (het plegen van een nieuw strafbaar feit) als de bijzondere voorwaarde (het overtreden van een eerder opgelegd partieel houdverbod van dieren) heeft overtreden. Ten aanzien van het overtreden van beide voorwaarden heeft de officier van justitie een aparte vordering tenuitvoerlegging ingediend.
Volgens de officier van justitie dient in dit geval de overtreding van de bijzondere voorwaarde te prevaleren. Zij verzoekt de rechtbank dan ook om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf vanwege het overtreden van de bijzondere voorwaarde. De vordering tenuitvoerlegging vanwege het overtreden van de algemene voorwaarde dient te worden afgewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair om afwijzing van beide vorderingen verzocht, nu niet met zekerheid is vast te stellen dat verdachte het houdverbod heeft overtreden. Een aantal van de aangetroffen dieren waren van haar partner en niet van verdachte. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om verlenging van de proeftijd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie voor wat betreft het overtreden van de algemene voorwaarde moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van drie maanden en zet deze om naar een taakstraf voor de duur van honderdtachtig (180) uren. De rechtbank zal de vordering afwijzen voor wat betreft de resterende drie maanden gevangenisstraf.
De rechtbank zal tevens de bij voormeld vonnis van deze rechtbank van 28 februari 2022 onder parketnummer 84.020043.22 opgelegde bijzondere voorwaarde in de vorm van een partieel houdverbod omzetten naar een algeheel houdverbod. Gelet op het algehele houdverbod dat in onderhavige zaak wordt opgelegd, het feit dat bij gelijktijdige behandeling van deze zaak en de zaak onder parketnummer 84.020043.22 een algeheel houdverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde in de rede had gelegen en met het oog op consistentie tussen de inhoud van opgelegde voorwaarden, zal de rechtbank op de voet van artikel 6:6:21 van het Wetboek van strafvordering de bijzondere voorwaarde opgelegd onder parketnummer 84.020043.22 wijzigen van een partieel houdverbod naar een algeheel houdverbod. Daarmee komt de aard van het opgelegde houdverbod in die zaak overeen met het houdverbod opgelegd in onderhavige zaak.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummers 15.076492.21 en 84.220259.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
onder parketnummer 15.076492.21
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
onder parketnummer 84.220259.23
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onder L, van de Wet dieren;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummers 15.076492.21 en 84.220259.23 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende
de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende
de eerste twee jaren van de proeftijd geen dieren houdt of laat houden;
- meewerkt aan de controles op bovengenoemde voorwaarde door de ambtenaren van de
Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) en daartoe - voor zover de controles ertoe dienen toezicht te houden op de gestelde voorwaarde - aan genoemde ambtenaren toegang verschaft tot het erf, de woning en de overige op het erf aanwezige gebouwen.
- draagt het Openbaar Ministerie op om de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) in kennis te stellen van het aan de verdachte opgelegd houdverbod en haar toezichthoudende taak in deze;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de Rechtbank Overijssel, meervoudige kamer van 28 februari 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maandenen zet deze om naar
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
-
wijstde vordering voor het resterende deel
af.
-
wijzigtde bijzondere voorwaarde opgelegd onder parketnummer 84.020043.22, inhoudende dat verdachte gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd niet meer dan vijf (en samen met medeverdachte [medeverdachte 2] niet meer dan tien) dieren, inclusief daaruit geboren jongen, houdt of door (een) ander(en) laat houden, naar een
algeheel houdverbod,inhoudende dat verdachte gedurende
de eerste twee jaren van de in die zaak lopende proeftijdgeen dieren houdt of laat houden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.
Buiten staat
Mr. D. ten Boer en mr. L. Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Holland met nummer PL110-2019077700. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 780, een na laatste alinea.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 779, eerste alinea, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 820, een na laatste en laatste alinea.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 816, laatste alinea in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, tweede alinea.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, derde alinea.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 817, eerste alinea.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 817, tweede alinea in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, derde alinea.
8.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, vijfde alinea.
9.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, zesde alinea.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, een na laatste alinea.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 817, laatste alinea in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 april 2019, pag. 821, laatste alinea.
12.Een geschrift, te weten foto’s behorend bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 782 t/m 814, , waargenomen door de rechtbank en besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
13.Het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 24 april 2019, pag. 1293 t/m 1301.
14.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, pag. 843 t/m 955, pag. 975 t/m 990 en pag. 1084 t/m 1101 en pag. 1141 t/m 1161.
15.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, pag. 916 t/m 927.
16.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, pag. 1141 t/m 1161.
17.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, bijlage 11, pag. 832 t/m 1166.
18.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2025.
19.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 26 april 2019, pag. 1324, vijfde alinea, pag. 1326, twee na laatste alinea, pag. 1327, zesde alinea.
20.Zie de verschillende proces-verbalen van getuigenverklaringen buurtbewoners, pagina’s 1191 t/m 1224.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022198942. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 8 mei 2022, pagina 7 t/m 10.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 8 mei 2022, pagina 8, onder ‘Hondenschuur’.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 8 mei 2022, pagina 8, twee na laatste alinea.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 8 mei 2022, pagina 8, eerste alinea.
26.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2025.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 8 mei 2022, pagina 9, onder ‘dieren van [verdachte] ’.
28.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2025.