ECLI:NL:RBOVE:2025:960

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
15.076491.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenmishandeling door verwaarlozing van honden en katten

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 75-jarige man, die werd beschuldigd van dierenmishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De zaak kwam voort uit een melding over verwaarlozing van meerdere honden en katten die in een onhygiënische en ongezonde omgeving werden gehouden. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting, dat plaatsvond op 21 maart 2024, 16 september 2024 en 6 februari 2025, werd vastgesteld dat de verdachte als houder van de dieren ernstig tekort was geschoten in hun verzorging. De dieren hadden geen toegang tot schoon water, voedsel en frisse lucht, en verkeerden in een slechte gezondheidstoestand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor de verzorging van de dieren, maar ook dat hij zijn zorgplicht had verwaarloosd door hen in een paardentrailer achter te laten in de volle zon. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een strafvermindering. De verdachte kreeg ook een houdverbod voor dieren opgelegd voor de eerste twee jaren van de proeftijd, en moest meewerken aan controles door de Landelijke Inspectie Dierenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 15.076491.21 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2024, 16 september 2024 en 6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en van wat, namens verdachte, door zijn raadsman mr. N.B. Genemans, advocaat in 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 21 maart 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen als houder van dieren de nodige verzorging heeft onthouden aan honden, katten en vogels;
feit 2: zonder redelijk doel of ter bereiking van dat doel toelaatbaar was pijn of letsel heeft veroorzaakt of de gezondheid of welzijn van honden heeft benadeeld, dan wel als houder van dieren de nodige verzorging heeft onthouden aan honden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 01 december 2018 tot en met 24 april 2019 te Hoofddorp, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als houder(s) van 25, althans één of meer hond(en) en/of 2, althans één of meer kat(ten) en/of 17, althans één of meer vogel(s), althans dieren, aan deze honden en/of katten en/of vogels en/of dieren de nodige verzorging
heeft/hebben onthouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), er geen zorg voor gedragen dat:
- 25, althans één of meer hond(en), en/of 2, althans één of meer kat(ten) en/of 17, althans één of meer vogel(s) werden gehouden in een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers was de woning (gelegen aan/nabij het perceel de [adres 2] ) en/of hok(ken) en/of paardentrailer, althans behuizing waarin die hond(en) en/of kat(ten) en/of vogel(s) werden gehouden (ernstig) vervuild met onder meer ontlasting en/of urine, en/of
- 4, althans één of meer hond(en) toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water kon(den) voldoen, immers was er in de hondenkooi en/of paardentrailer waarin die hond(en) verbleef/verbleven geen water beschikbaar en/of de emmers waren leeg, en/of
- 21, althans één of meer hond(en) en/of 2, althans één of meer katten toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en/of op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water kon(den) voldoen, immers waren de waterbakken vervuild en/of vertroebeld, en/of
- 4, althans één of meer hond(en) toegang hadden tot voldoende verse lucht en/of zuurstof, immers werden zij gehouden in een afgesloten en/of dicht getapete paardentrailer, en/of
- een kat, te weten kat 2 (Siamese kater, kleur beige), zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt

onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers had de kat een luchtweginfectie zulks terwijl geen en/of niet tijdig een dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en/of

- een hond, te weten hond 7 (Franse Bulldog, teef, kleur zwart/wit), zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers had de hond een ‘cherry-eye’, zulks terwijl geen en/of niet tijdig een dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en/of
- 2, althans één of meer katten, te weten kat 1 en 2, zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers ha(den) de kat(ten) tandsteen, zulks terwijl geen en/of niet tijdig een dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en/of
- 12, althans één of meer hond(en), te weten
o hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black&tan), en/of
o hond 3 (kruising groot reu, kleur wit beige), en/of
o hond 4 ( Franse bulldog teef, kleur zwart), en/of
o hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), en/of
o hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), en/of
o hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), en/of
o hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), en/of
o hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart/wit), en/of
o hond 10 (Maltezer teef reu, kleur wit), en/of
o hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en/of
o hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en/of
o hond 21 (Maltezer teef, kleur wit),
een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van dat/die dier(en), immers was/waren de hond(en) mager en/of had(den) een schrale voedingsconditie, en/of
- 2, althans één of meer kat(ten) een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van dat/die dier(en), immers was/waren de kat(ten) mager en/of had(den) een schrale voedingsconditie;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2019 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een of meerdere dieren, te weten vier honden, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die honden (enige uren) achter te laten in een paardentrailer in de (volle) zon (buitentemperatuur 22-24 graden Celsius) waarbij de luchtfilters/ramenvan de paardentrailer waren afgeplakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2019, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer als houder van een of meer dieren, te weten een of meerdere honden de nodige verzorging aan deze honden heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, die honden (enige uren) achter gelaten in een paardentrailer in de (volle) zon (buitentemperatuur 22-24 graden Celsius) waarbij de luchtfilters/ramen van de paardentrailer waren afgeplakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten - voor wat betreft feit 2 in primaire vorm - wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onder 1 ten laste gelegde, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte - gelet op zijn verblijf in Duitsland - betrokken is geweest bij de verzorging van de dieren.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onder 2 primair ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte pijn of letsel bij de honden heeft veroorzaakt. Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
De situatie in de paardentrailer
Naar aanleiding van een melding hebben verbalisanten op 24 april 2019 vier honden aangetroffen in een paardentrailer op een parkeerplaats tussen de [adres 3] en [adres 2] . Bij aankomst zagen verbalisanten een aan elkaar gekoppelde auto en paardentrailer. De auto stond op naam van verdachte en samen met de paardentrailer werden deze volgens een buurtbewoner om 10:45 uur geparkeerd. Verbalisanten ontvingen omstreeks 13:30 uur de melding. [2]
Verbalisanten hoorden uit de paardentrailer gekrabbel en gehijg komen. Zij zagen dat de paardentrailer in de zon stond zonder enige beschutting. Op het dashboard van de politieauto werd een temperatuur van 22,5 graden Celsius gemeten. Volgens de verbalisanten was de paardentrailer geheel overdekt. De plek waar over het algemeen glas zit bij een paardentrailer, was nu afgeplakt met duct tape. Volgens verbalisant [verbalisant 1] was er geen luchtventilatie in de paardentrailer aanwezig en was de gehele paardentrailer luchtdicht. In de paardentrailer stonden twee zwarte emmers, die leeg en droog waren. Volgens verbalisant [verbalisant 2] was de vloer van de trailer bevuild en hing er een penetrante lucht. [3]
Uit de paardentrailer werden twee grote honden en twee Franse bulldogs gehaald. Eén grote hond was volgens verbalisant [verbalisant 1] suf en traag aan het lopen. Ook waren aldus zijn waarneming beide grote honden hard aan het hijgen. De twee Franse bulldogs waren versuft, hard aan het hijgen en hadden rode ogen. Ook hadden zij een vochtige vacht. [4] Hondengeleider [verbalisant 3] zag dat de twee Franse bulldogs erg last hadden van de warmte en te lange nagels hadden. Ook had het teefje ernstige ontstekingen aan beide ogen. [5]
Situatie in de woning [adres 2]
Naar aanleiding van de omstandigheden waarin de honden in de paardentrailer zijn aangetroffen en de op naam staande auto van verdachte, brachten verbalisanten een bezoek aan de nabij gelegen woning waarop verdachte stond ingeschreven. [6] Verbalisanten betraden de woning vanaf de achterzijde en constateerden, voor zover relevant, het volgende.
In de achtertuin hing volgens verbalisanten een enorm stinkende lucht van uitwerpselen en urine. Er vlogen veel vliegen tegen de binnenzijde van de tuindeur. Bij het binnentreden van de woning werden verbalisanten overvallen door een overweldigende geur van ammoniak, hondenstront en urine. De oorspronkelijke witte tegelvloer van de woning was besmeurd met een bruinige brij bestaande uit ‘plaketten’ van hondenpoep vermengd met hondenurine. Vanwege de penetrante geur hebben verbalisanten menthol onder hun neus gesmeerd. Bij het weghalen van dieren moesten de verbalisanten regelmatig naar buiten om frisse lucht in te ademen. [7]
In de eerste kamer die verbalisant na binnenkomst via de achtertuin betrad trof verbalisant [verbalisant 4] een bak met water aan met daarin ontlasting en zand. Volgens de verbalisant leek de bak met water er al enkele dagen te staan. In deze ruimte bevonden zich drie jonge hondjes: twee Franse bulldogjes en één Maltezer pup. Deze hondjes waren volgens verbalisanten ernstig vermagerd, angstig, zaten onder de stront en gedroegen zich mensenschuw. [8]
Tussen de eerste kamer en de aangrenzende gang bevond zich een afscheiding in de vorm van een doorzichtige plastic plaat. Deze plaat zat aan beide zijden onder de ontlasting en haren van honden. In de aangrenzende gang werden vijf honden aangetroffen: een grijze volwassen Franse bulldog waarvan de lens van het linkeroog troebel was, een zwarte Franse bulldog, een volwassen Maltezer, een zwart/wit hondje, gelijkend op een Maltezer, en een Maltezer van een aantal maanden oud. [9] Bij het doorzoeken van de woning trof verbalisant [verbalisant 3] in deze ruimte vier honden aan. Deze honden hadden stront en knopen in hun haren en te lange nagels om de pootjes goed neer te kunnen zetten. [10]
Achter de deur van de gang naar de hal werden door de verbalisanten twee zelf getimmerde houten hokken van ongeveer vijftig bij vijftig centimeter aangetroffen. Ook deze vloer zat onder de stront, urine en vliegen. In de twee houten hokken bevonden zich:
- een zeer magere, beige Franse bulldog teef met een witte vlek in haar nek, zij had duidelijk recent een keizerssnede ondergaan en sporen van een infuus aan haar poot;
- een zeer magere, volwassen beige Franse bulldog teef, zij had duidelijk recent pups gekregen en sporen van een infuus aan haar poot;
- twee pups van twee à drie weken oud;
- drie pups van ongeveer tien dagen oud.
De pups waren volgens verbalisanten levend, maar oogden levenloos. Zij gaven namelijk weinig tot geen reactie bij het overzetten uit de woning. Gezien de conditie van de moeder teef en de tengere bouw van de pups waren zij kennelijk aan het verhongeren. Eén van de moeder teefjes had enorm grote opgezwollen tepels, waardoor zij volgens verbalisant niet voldoende dan wel helemaal geen voeding kon geven aan haar pups. [11] In de keuken onder het gasfornuis trof verbalisant nog een witte Maltezer pup aan. [12]
In de gang van de woning werd achter een deur een badkamer aangetroffen. In deze badkamer troffen verbalisanten twee witte katten aan, gelijkend op een Oosterse korthaar. Volgens de verbalisanten zaten de katten opgesloten in de badkamer en stroomde de kattenbak over van de uitwerpselen. [13]
Volgens verbalisant [verbalisant 4] vertoonden alle honden uiterlijke kenmerken van ernstige ondervoeding. Om de dieren uit de woning te lokken, is verbalisant op zoek gegaan naar hondenvoer. Deze is op geen enkele zichtbare plek aangetroffen. Uiteindelijk zijn de honden gelokt met een verpakking kattenvoer. [14]
De dieren in de woning werden volgens verbalisanten stelselmatig verwaarloosd. De dieren hadden geen beschikking over schoon water, voer of frisse lucht, en hadden geen schoon kleed om op te slapen. Zowel hondengeleider [verbalisant 3] als verbalisant [verbalisant 4] geven aan dat de situatie in de woning duidt op broodfokken, waarbij de regels omtrent het fokken en houden van dieren op geen enkele wijze zijn nageleefd dan wel getracht zijn na te leven. [15]
Van de bovengenoemde bevindingen zijn door verbalisanten foto’s gemaakt en opgenomen in een zich in het dossier bevindend fotoblad. [16] Deze foto’s bevestigen de beschrijvingen van de verbalisanten die ter plaatse zijn geweest.
De dierengeneeskundige verklaringen
De in de woning aangetroffen dieren zijn in beslag genomen. [17] Vervolgens zijn zij medisch onderzocht. Daarbij is, zover relevant, geconstateerd dat:
- twaalf honden en twee katten geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de leeftijd geschikt voer kregen toegediend die passen bij het ontwikkelingsstadium van het dier, nu deze dieren te mager waren en een schrale voedingsconditie hadden, te weten hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black & tan), hond 3 (kruising groot reu. kleur wit beige), hond 4 (Franse bulldog teef, kleur zwart), hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart wit), hond 10 (Maltezer teef reu. kleur wit), hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en hond 21 (Maltezer teef, kleur wit), kat 26 (Siamees korthartig, kleur bruin) en kat 27 (Siamees kortharig, kleur beige); [18]
- één hond een zogenoemde ‘cherry-eye’ had, te weten hond 7 (Franse bulldog, teef, kleur zwart/wit); [19]
- twee katten een ernstige ontsteking met teruggetrokken tandvlees hadden, welke binnen enkele weken onder narcose moet worden verwijderd om onomkeerbare veranderingen van het tandvlees te voorkomen. [20]
In de dierengeneeskundige verklaringen is vastgesteld dat in verband met de huisvesting, de ondervoeding/vermagering, de tandvleesontsteking (voor wat betreft de twee katten) en de conditie van de dieren zonder direct medisch ingrijpen de conditie van de dieren zou verslechteren. Ten aanzien van deze dieren was sprake van de onthouding van zorg. [21]
Verklaring van verdachte
Voor wat betreft de situatie in de woning heeft verdachte verklaard dat zijn dochter (medeverdachte [medeverdachte] ) uit haar huis was gezet en hij haar heeft opgevangen. Vanaf oktober 2018 is verdachte naar Duitsland gegaan en verbleef hij daar. Volgens hem zou zijn dochter er elke dag zijn en was zij verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren. Hij heeft verklaard dat de Franse bulldog met drie pups van hem waren. De overige honden waren verdachte onbekend. [22]
Met betrekking tot de aangetroffen honden in de paardentrailer heeft verdachte verklaard dat de twee grote honden van hem waren en de twee Franse bulldogs van medeverdachte
[medeverdachte] . Verdachte was naar Nederland gekomen om de woning aan de [adres 2] op te ruimen. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto en de paardentrailer rond 12:00 uur heeft geparkeerd. De honden in de paardentrailer had hij meegenomen, omdat hij de dieren niet in Duitsland kon achterlaten. Hij kon de honden niet in de tuin plaatsen, omdat volgens de verdachte de buren dan gaan klagen. Ook kon hij de honden niet binnen plaatsen, omdat deze dan gaan vechten met de al aanwezige honden in de woning. Verdachte heeft verklaard dat hij de honden niet in de trailer had moeten laten zitten en daar spijt van heeft. [23]
Overwegingen
Feit 1
De ten laste gelegde periode
Door de raadsman is aangevoerd dat in het dossier geen wettig bewijs aanwezig is voor de gehele ten laste gelegde periode.
De rechtbank overweegt dat de daadwerkelijke waarneming van de omstandigheden waaronder de dieren zijn aangetroffen er alleen is op het moment van ‘instappen’. Uit de aangetroffen situatie kan echter niet anders worden afgeleid dan dat deze situatie niet van de een op de andere dag is ontstaan en dus eerder al door de ondergrens van het toelaatbare is gezakt, hetgeen ook bevestigd wordt door de resultaten uit het buurtonderzoek. [24]
De rechtbank zal dan ook de gehele ten laste gelegde periode bewezen verklaren.
Onthouden van zorg
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de daar genoemde dieren niet beschikten over voer, (schoon) drinkwater, frisse lucht, een hygiënische huisvesting en de juiste medische verzorging. Bij sommige dieren was sprake van een combinatie van deze omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze dieren de nodige verzorging onthouden in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
Houder van dieren
Artikel 1.1. eerste lid van de Wet dieren bepaalt dat onder houder wordt verstaan de eigenaar, houder of hoeder.
Ten aanzien van de dieren in de woning heeft verdachte verklaard dat hij eigenaar was van de Franse bulldog en de drie pups. Als eigenaar van de dieren heeft verdachte een zorgplicht. Verdachte kan zich niet aan deze zorgplicht onttrekken door simpelweg naar het buitenland te reizen, de honden achter te laten en de zorg over te laten aan zijn dochter. Het ligt voor de hand om goede afspraken te maken voor de verzorging van de honden en de controleren of deze afspraken ook worden nageleefd. Als eigenaar van de honden heeft verdachte nagelaten er voldoende voor te zorgen en erop toe te zien dat de dieren correct werden verzorgd.
Voor wat betreft de dieren in de paardentrailer heeft verdachte verklaard dat de twee grote honden van hem waren. Verdachte kan worden aangemerkt als eigenaar van beide honden. De twee Franse bulldogs waren volgens verdachte van medeverdachte [medeverdachte] , maar waren in het bezit van verdachte. Verdachte kan ten aanzien van deze twee honden worden aangemerkt als houder, nu hij de feitelijke macht over (de verzorging van) deze dieren uitoefende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van de hiervoor genoemde dieren als houder in de zin van artikel 1.1, eerste lid van de Wet dieren kan worden aangemerkt en daarmee als pleger van het ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onthouden van zorg voor de overige dieren genoemd in de tenlastelegging, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte - in welke hoedanigheid dan ook - houder is geweest van deze dieren.
Medeplegen
Om tot medeplegen te kunnen komen, moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ten minste twee personen. Daarnaast moet de intellectuele of materiële bijdrage van de medepleger(s) van voldoende gewicht zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij de zorg voor de dieren heeft uitbesteed aan zijn dochter. Hoewel zowel verdachte als zijn dochter de zorg droegen voor (een aantal van) de dieren in de woning, maakt dat nog niet dat zij daarin gezamenlijk optrekken. Het ligt voor de hand dat tussen beiden goede afspraken zijn gemaakt over de verzorging van de dieren. De rechtbank kan echter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat deze afspraken er waren dan wel wat de inhoud van deze afspraken is geweest.
Gelet op voorgaande kan de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking vaststellen tussen verdachte en/of anderen, gericht op het gezamenlijk onthouden van de verzorging van dieren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van medeplegen.
Feit 2
Op grond van de hiervoor vastgestelde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat verdachte vier honden enkele uren in een luchtdichte en afgeplakte paardentrailer heeft achtergelaten, terwijl sprake was van en buitentemperatuur van 22,5 graden Celsius.
De rechtbank overweegt dat uit de bevindingen van verbalisanten en de bijbehorende afbeeldingen is gebleken dat de honden versuft en traag waren, last hadden van de warmte en geen beschikking hadden tot drinkwater of een goeie luchtventilatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met het achterlaten van de honden in de paardentrailer met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is de gezondheid en het welzijn van die vier honden benadeeld.
Daarmee is sprake van dierenmishandeling zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet dieren.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten, voor wat betreft feit twee in primaire vorm, heeft begaan, zoals hieronder nader omschreven.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat - met betrekking tot de vier honden aangetroffen in de paardentrailer - bij beide feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 01 december 2018 tot en met 24 april 2019 te Hoofddorp, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer, als houder van 7 honden, aan deze honden de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij, verdachte, er geen zorg voor gedragen dat:
- 7 honden werden gehouden in een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers was de woning (gelegen aan het perceel de [adres 2] ) en hokken en paardentrailer, althans behuizing waarin die honden werden gehouden, (ernstig) vervuild met onder meer ontlasting en urine, en
- 4 honden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers was er in de hondenkooi en paardentrailer waarin die honden verbleven geen water beschikbaar en de emmers waren leeg, en
- 4 honden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit en op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de waterbakken vervuild en vertroebeld, en
- 4 honden toegang hadden tot voldoende verse lucht en zuurstof, immers werden zij gehouden in een afgesloten en dicht getapete paardentrailer, en
- een hond, te weten hond 7 (Franse Bulldog, teef, kleur zwart/wit), zijnde een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd, immers had de hond een ‘cherry-eye’, zulks terwijl geen dierenarts is geraadpleegd en/of (medische) behandeling heeft plaatsgevonden, en
- 5 honden, te weten
o hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black&tan), en/of
o hond 3 (kruising groot reu, kleur wit beige), en/of
o hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), en/of
o hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), en/of
o hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), of
o hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin),
een voor die dieren toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van die dieren, immers waren de honden mager en hadden een schrale voedingsconditie;
2.
hij op 24 april 2019 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer zonder redelijk doel bij meerdere dieren, te weten vier honden de gezondheid en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die honden (enige uren) achter te laten in een paardentrailer in de (volle) zon (buitentemperatuur 22-24 graden Celsius) waarbij de ramen van de paardentrailer waren afgeplakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid, artikel 8.11, eerste lid en artikel 8.12, eerste lid (oud) van de Wet dieren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2 primair
eendaadse samenloop van de misdrijven
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
en
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan de eerste twee jaren van de proeftijd koppelt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden van een algeheel houdverbod voor dieren en de medewerking van verdachte aan controles van de hiervoor genoemde voorwaarde.
Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd voor de duur van honderdtwintig uren, te vervangen door zestig dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) uitvoert.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte niet meer dan een taakstraf van korte duur op te leggen, gelet op de hem bepleite vrijspraak, de schending van de redelijke termijn en de ondergeschikte rol van verdachte in het geheel. Ook bepleit de raadsman om geen voorwaardelijk deel op te leggen met daaraan gekoppeld een houdverbod via een bijzondere voorwaarden, nu gelet op de justitiële documentatie van verdachte geen sprake is van een situatie waarbij ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een soortgelijk strafbaar feit zal plegen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als houder van verschillende honden in meerdere opzichten tekort geschoten in de verzorging van de van hem afhankelijk dieren. De honden hadden geen toegang tot schoon drinkwater en voldoende voer en moesten in hun eigen ontlasting en urine staan en liggen. Ook hing er een indringende ammoniaklucht in de woning. De wijze van huisvesting en verzorging hebben negatieve gevolgen gehad voor de honden. Zij waren te mager, honden hadden een vervuilde en verklitte vacht en bij de hond met een ‘cherry eye’ was een chirurgische ingreep noodzakelijk.
Verdachte is als houder van dieren verantwoordelijk voor een goede verzorging, ook bij een langdurig vertrek naar het buitenland. Van verdachte mag worden verwacht dat hij, als hij zelf niet fysiek zorgt voor zijn dieren, afspraken maakt over de verzorging en controleert of deze afspraken worden nageleefd. Verdachte is daarin ernstig tekort geschoten. Het dossier omschrijft de schrijnende situaties waarin de dieren hebben verkeerd. De afbeeldingen tonen het onnodige leed dat de dieren is aangedaan.
Tegelijkertijd heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan dierenmishandeling door vier honden in de volle zon achter te laten in een luchtdichte paardentrailer. Door zijn handelen is het welzijn en de gezondheid van deze dieren benadeeld. Deze dieren zijn volledig van verdachte afhankelijk en kunnen zich zonder hem op geen enkele wijze onttrekken aan de situatie. Echter, niet door ingrijpen van verdachte, maar door het ingrijpen van buurtbewoners en de politie is de nadelige situatie voor de dieren tot een einde gekomen. Verdachte heeft er blijk van gegeven zich te weinig te bekommeren om het welzijn van de dieren. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Verdachte is op 24 april 2019 in verzekering gesteld. Verdachte kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 24 april 2019 de redelijke termijn, waarbinnen verdachte dient te worden berecht, is aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis is 20 februari 2025. Van bijzondere omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank slechts in geringe mate sprake, doordat verdachte - zonder een legitieme, met (deugdelijke) stukken onderbouwde reden - geen gevolg heeft gegeven aan een bevel om ter zitting van 16 september 2024 persoonlijk te verschijnen, wat tot een afdoening op 30 september 2024 zou hebben geleid. Dat brengt mee dat de redelijke termijn meer dan drie-en-een-half jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen.
Zoals hiervoor overwogen, mag van een persoon die dieren houdt mede om daarmee inkomsten te verwerven, worden verwacht dat hij oog heeft voor het welzijn van de door hem gehouden dieren en deze bij zijn afwezigheid niet alleen adequaat laat verzorgen maar zich er ook daadwerkelijk van vergewist dat dit gebeurt. Dit heeft verdachte nagelaten, hetgeen de rechtbank hem kwalijk neemt. Daarbij betrekt de rechtbank dat ten tijde van het onderhavige feit al sprake was van een tendens om misstanden met betrekking tot de zorg voor dieren strikter aan te pakken. Deze tendens heeft zijn weerslag gevonden in de in 2024 ingevoerde wijziging van de Wet dieren, die niet alleen voorziet in hogere straffen bij feiten als deze, maar ook in een houdverbod als mogelijk op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande en mede gezien de ruime overschrijding van de redelijke termijn die en de omstandigheid dat verdachte op enkele onderdelen van het hem ten laste gelegde wordt vrijgesproken acht de rechtbank, alles afwegend, passend en geboden dat aan verdachte met toepassing van een korting van twintig (20) uren wegens de overschrijding van de redelijke termijn naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren gezien de structurele wijze waarop de feiten hebben plaatsgevonden en het gemak waarmee de verantwoordelijkheid aan een ander wordt overgelaten een taakstraf van honderdtwintig (120) uur zal opleggen, te vervangen door zestig dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) uitvoert en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, een en ander zoals hierna geformuleerd.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt zwaar en is van zeer groot belang dat dierenleed in de toekomst wordt voorkomen. Anders dan de raadsman heeft bepleit, zal de rechtbank gelet op de strafmodaliteiten zoals die ten tijde van het onderhavige feit golden, aan het op te leggen voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde een algeheel houdverbod voor de eerste twee jaren van de proeftijd verbinden, alsmede de verplichting dat verdachte meewerkt aan de controles op die voorwaarde door de ambtenaren van de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID), een en ander zoals hierna te melden.
Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte erkent dat hij de dieren die in de woning zijn aangetroffen heeft gehouden om te fokken voor geldelijk gewin. De verantwoordelijkheid voor de verzorging van deze dieren heeft verdachte echter volledig afgeschoven op zijn dochter. De dieren die hij bij zich had in de paardentrailer en waarvoor hij wel de directe zorg droeg, heeft hij uit praktische overwegingen in een onhoudbare situatie overgelaten aan hun lot. Deze gedragingen en de houding van de verdachte jegens dierenwelzijn, baart de rechtbank ernstig zorgen. Deze zorgen worden mede worden gevoed doordat verdachte in deze strafzaak opnieuw blijk ervan heeft gegeven geen verantwoordelijkheid te willen afleggen door zich feitelijk onzichtbaar te maken en geen gevolg te geven aan een tweemaal afgegeven bevel om persoonlijk te verschijnen. Een en ander in onderling verband en samenhang bezien rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dat eveneens als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een algeheel houdverbod wordt opgelegd.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat zij bij tijdige afdoening honderdveertig (140) uur taakstraf in combinatie met de hiervoor genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf en daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden zou hebben opgelegd.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen dieren verbeurd moeten worden verklaard.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen dieren.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde dieren (nr. 1 t/m 28) moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen – in de zin van artikel 33a Sr - betreffen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d en 55 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2 primair
eendaadse samenloop van de misdrijven
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
en
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende
de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende
de eerste twee jaren van de proeftijd geen dieren houdt of laat houdenen;
- meewerkt aan de controles op bovengenoemde voorwaarde door de ambtenaren van de
Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) en daartoe - voor zover de controles ertoe dienen toezicht te houden op de gestelde voorwaarde - aan genoemde ambtenaren toegang verschaft tot het erf, de woning en de overige op het erf aanwezige gebouwen.
- draagt het Openbaar Ministerie op om de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) in kennis te stellen van het aan de verdachte opgelegd houdverbod en haar toezichthoudende taak in deze;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen - in de zin van artikel 33a Sr - te weten de op de beslaglijst genoemde dieren onder de nummers 1 tot en met 28.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.
Buiten staat
Mr. D. ten Boer en mr. L. Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Holland met nummer PL110-2019077700. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] van 25 april 2019, pag. 778, eerste drie alinea’s en de laatste alinea, en pag. 779, derde alinea.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] van 25 april 2019, pag. 778, vijfde alinea, pagina 779, vierde en zesde alinea, pagina 780, eerste twee alinea’s, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 25 april 2019, pag. 824, onder ‘situatie trailer’.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] van 25 april 2019, pag. 779,een na laatste alinea en pagina 780, tweede alinea.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 816, tweede alinea.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] van 25 april 2019, pag. 778, laatste twee alinea’s.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] van 25 april 2019, pag. 779, eerste alinea, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 820, een na laatste en laatste alinea.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 816, laatste alinea in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, tweede alinea.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, derde alinea.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 817, eerste alinea.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 817, tweede alinea in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, derde alinea.
12.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, vijfde alinea.
13.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, zesde alinea.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, een na laatste alinea.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 25 april 2019, pag. 817, laatste alinea in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 25 april 2019, pag. 821, laatste alinea.
16.Een geschrift, te weten foto’s behorend bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] van 25 april 2019, pag. 782 t/m 814, , waargenomen door de rechtbank en besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
17.Het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 24 april 2019, pag. 1293 t/m 1301.
18.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, pag. 843 t/m 955, pag. 975 t/m 990 en pag. 1084 t/m 1101 en pag. 1141 t/m 1161.
19.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, pag. 916 t/m 927.
20.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, pag. 1141 t/m 1161.
21.Een geschrift, te weten de dierengeneeskundige verklaringen van 26 april 2019, bijlage 11, pag. 832 t/m 1166.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 26 april 2019, pag. 1324, vijfde alinea, pag. 1325, eerste, derde en een na laatste alinea, pag. 1326, twee na laatste alinea, pag. 1327, zesde alinea.
23.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 26 april 2019, pag. 1324, vijfde alinea, en pag. 1325, een na laatste alinea.
24.Zie de verschillende proces-verbalen van getuigenverklaringen buurtbewoners, pagina’s 1191 t/m 1224.