3.3Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De situatie in de paardentrailer
Naar aanleiding van een melding hebben verbalisanten op 24 april 2019 vier honden aangetroffen in een paardentrailer op een parkeerplaats tussen de [adres 3] en [adres 2] . Bij aankomst zagen verbalisanten een aan elkaar gekoppelde auto en paardentrailer. De auto stond op naam van verdachte en samen met de paardentrailer werden deze volgens een buurtbewoner om 10:45 uur geparkeerd. Verbalisanten ontvingen omstreeks 13:30 uur de melding.
Verbalisanten hoorden uit de paardentrailer gekrabbel en gehijg komen. Zij zagen dat de paardentrailer in de zon stond zonder enige beschutting. Op het dashboard van de politieauto werd een temperatuur van 22,5 graden Celsius gemeten. Volgens de verbalisanten was de paardentrailer geheel overdekt. De plek waar over het algemeen glas zit bij een paardentrailer, was nu afgeplakt met duct tape. Volgens verbalisant [verbalisant 1] was er geen luchtventilatie in de paardentrailer aanwezig en was de gehele paardentrailer luchtdicht. In de paardentrailer stonden twee zwarte emmers, die leeg en droog waren. Volgens verbalisant [verbalisant 2] was de vloer van de trailer bevuild en hing er een penetrante lucht.
Uit de paardentrailer werden twee grote honden en twee Franse bulldogs gehaald. Eén grote hond was volgens verbalisant [verbalisant 1] suf en traag aan het lopen. Ook waren aldus zijn waarneming beide grote honden hard aan het hijgen. De twee Franse bulldogs waren versuft, hard aan het hijgen en hadden rode ogen. Ook hadden zij een vochtige vacht.Hondengeleider [verbalisant 3] zag dat de twee Franse bulldogs erg last hadden van de warmte en te lange nagels hadden. Ook had het teefje ernstige ontstekingen aan beide ogen.
Situatie in de woning [adres 2]
Naar aanleiding van de omstandigheden waarin de honden in de paardentrailer zijn aangetroffen en de op naam staande auto van verdachte, brachten verbalisanten een bezoek aan de nabij gelegen woning waarop verdachte stond ingeschreven.Verbalisanten betraden de woning vanaf de achterzijde en constateerden, voor zover relevant, het volgende.
In de achtertuin hing volgens verbalisanten een enorm stinkende lucht van uitwerpselen en urine. Er vlogen veel vliegen tegen de binnenzijde van de tuindeur. Bij het binnentreden van de woning werden verbalisanten overvallen door een overweldigende geur van ammoniak, hondenstront en urine. De oorspronkelijke witte tegelvloer van de woning was besmeurd met een bruinige brij bestaande uit ‘plaketten’ van hondenpoep vermengd met hondenurine. Vanwege de penetrante geur hebben verbalisanten menthol onder hun neus gesmeerd. Bij het weghalen van dieren moesten de verbalisanten regelmatig naar buiten om frisse lucht in te ademen.
In de eerste kamer die verbalisant na binnenkomst via de achtertuin betrad trof verbalisant [verbalisant 4] een bak met water aan met daarin ontlasting en zand. Volgens de verbalisant leek de bak met water er al enkele dagen te staan. In deze ruimte bevonden zich drie jonge hondjes: twee Franse bulldogjes en één Maltezer pup. Deze hondjes waren volgens verbalisanten ernstig vermagerd, angstig, zaten onder de stront en gedroegen zich mensenschuw.
Tussen de eerste kamer en de aangrenzende gang bevond zich een afscheiding in de vorm van een doorzichtige plastic plaat. Deze plaat zat aan beide zijden onder de ontlasting en haren van honden. In de aangrenzende gang werden vijf honden aangetroffen: een grijze volwassen Franse bulldog waarvan de lens van het linkeroog troebel was, een zwarte Franse bulldog, een volwassen Maltezer, een zwart/wit hondje, gelijkend op een Maltezer, en een Maltezer van een aantal maanden oud.Bij het doorzoeken van de woning trof verbalisant [verbalisant 3] in deze ruimte vier honden aan. Deze honden hadden stront en knopen in hun haren en te lange nagels om de pootjes goed neer te kunnen zetten.
Achter de deur van de gang naar de hal werden door de verbalisanten twee zelf getimmerde houten hokken van ongeveer vijftig bij vijftig centimeter aangetroffen. Ook deze vloer zat onder de stront, urine en vliegen. In de twee houten hokken bevonden zich:
- een zeer magere, beige Franse bulldog teef met een witte vlek in haar nek, zij had duidelijk recent een keizerssnede ondergaan en sporen van een infuus aan haar poot;
- een zeer magere, volwassen beige Franse bulldog teef, zij had duidelijk recent pups gekregen en sporen van een infuus aan haar poot;
- twee pups van twee à drie weken oud;
- drie pups van ongeveer tien dagen oud.
De pups waren volgens verbalisanten levend, maar oogden levenloos. Zij gaven namelijk weinig tot geen reactie bij het overzetten uit de woning. Gezien de conditie van de moeder teef en de tengere bouw van de pups waren zij kennelijk aan het verhongeren. Eén van de moeder teefjes had enorm grote opgezwollen tepels, waardoor zij volgens verbalisant niet voldoende dan wel helemaal geen voeding kon geven aan haar pups.In de keuken onder het gasfornuis trof verbalisant nog een witte Maltezer pup aan.
In de gang van de woning werd achter een deur een badkamer aangetroffen. In deze badkamer troffen verbalisanten twee witte katten aan, gelijkend op een Oosterse korthaar. Volgens de verbalisanten zaten de katten opgesloten in de badkamer en stroomde de kattenbak over van de uitwerpselen.
Volgens verbalisant [verbalisant 4] vertoonden alle honden uiterlijke kenmerken van ernstige ondervoeding. Om de dieren uit de woning te lokken, is verbalisant op zoek gegaan naar hondenvoer. Deze is op geen enkele zichtbare plek aangetroffen. Uiteindelijk zijn de honden gelokt met een verpakking kattenvoer.
De dieren in de woning werden volgens verbalisanten stelselmatig verwaarloosd. De dieren hadden geen beschikking over schoon water, voer of frisse lucht, en hadden geen schoon kleed om op te slapen. Zowel hondengeleider [verbalisant 3] als verbalisant [verbalisant 4] geven aan dat de situatie in de woning duidt op broodfokken, waarbij de regels omtrent het fokken en houden van dieren op geen enkele wijze zijn nageleefd dan wel getracht zijn na te leven.
Van de bovengenoemde bevindingen zijn door verbalisanten foto’s gemaakt en opgenomen in een zich in het dossier bevindend fotoblad.Deze foto’s bevestigen de beschrijvingen van de verbalisanten die ter plaatse zijn geweest.
De dierengeneeskundige verklaringen
De in de woning aangetroffen dieren zijn in beslag genomen.Vervolgens zijn zij medisch onderzocht. Daarbij is, zover relevant, geconstateerd dat:
- twaalf honden en twee katten geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de leeftijd geschikt voer kregen toegediend die passen bij het ontwikkelingsstadium van het dier, nu deze dieren te mager waren en een schrale voedingsconditie hadden, te weten hond 2 (Franse bulldog reu, kleur black & tan), hond 3 (kruising groot reu. kleur wit beige), hond 4 (Franse bulldog teef, kleur zwart), hond 5 (Franse bulldog teef, kleur blauw/zwart), hond 6 (anatolische Herder teef, kleur wit beige), hond 7 (Franse bulldog teef, kleur zwart/wit), hond 8 (Maltezer teef, kleur wit), hond 9 (Maltezer teef, kleur zwart wit), hond 10 (Maltezer teef reu. kleur wit), hond 12 (Franse bulldog teef, kleur bruin), hond 18 (Franse bulldog teef, kleur bruin), en hond 21 (Maltezer teef, kleur wit), kat 26 (Siamees korthartig, kleur bruin) en kat 27 (Siamees kortharig, kleur beige);
- één hond een zogenoemde ‘cherry-eye’ had, te weten hond 7 (Franse bulldog, teef, kleur zwart/wit);
- twee katten een ernstige ontsteking met teruggetrokken tandvlees hadden, welke binnen enkele weken onder narcose moet worden verwijderd om onomkeerbare veranderingen van het tandvlees te voorkomen.
In de dierengeneeskundige verklaringen is vastgesteld dat in verband met de huisvesting, de ondervoeding/vermagering, de tandvleesontsteking (voor wat betreft de twee katten) en de conditie van de dieren zonder direct medisch ingrijpen de conditie van de dieren zou verslechteren. Ten aanzien van deze dieren was sprake van de onthouding van zorg.
Voor wat betreft de situatie in de woning heeft verdachte verklaard dat zijn dochter (medeverdachte [medeverdachte] ) uit haar huis was gezet en hij haar heeft opgevangen. Vanaf oktober 2018 is verdachte naar Duitsland gegaan en verbleef hij daar. Volgens hem zou zijn dochter er elke dag zijn en was zij verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren. Hij heeft verklaard dat de Franse bulldog met drie pups van hem waren. De overige honden waren verdachte onbekend.
Met betrekking tot de aangetroffen honden in de paardentrailer heeft verdachte verklaard dat de twee grote honden van hem waren en de twee Franse bulldogs van medeverdachte
[medeverdachte] . Verdachte was naar Nederland gekomen om de woning aan de [adres 2] op te ruimen. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto en de paardentrailer rond 12:00 uur heeft geparkeerd. De honden in de paardentrailer had hij meegenomen, omdat hij de dieren niet in Duitsland kon achterlaten. Hij kon de honden niet in de tuin plaatsen, omdat volgens de verdachte de buren dan gaan klagen. Ook kon hij de honden niet binnen plaatsen, omdat deze dan gaan vechten met de al aanwezige honden in de woning. Verdachte heeft verklaard dat hij de honden niet in de trailer had moeten laten zitten en daar spijt van heeft.
De ten laste gelegde periode
Door de raadsman is aangevoerd dat in het dossier geen wettig bewijs aanwezig is voor de gehele ten laste gelegde periode.
De rechtbank overweegt dat de daadwerkelijke waarneming van de omstandigheden waaronder de dieren zijn aangetroffen er alleen is op het moment van ‘instappen’. Uit de aangetroffen situatie kan echter niet anders worden afgeleid dan dat deze situatie niet van de een op de andere dag is ontstaan en dus eerder al door de ondergrens van het toelaatbare is gezakt, hetgeen ook bevestigd wordt door de resultaten uit het buurtonderzoek.
De rechtbank zal dan ook de gehele ten laste gelegde periode bewezen verklaren.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de daar genoemde dieren niet beschikten over voer, (schoon) drinkwater, frisse lucht, een hygiënische huisvesting en de juiste medische verzorging. Bij sommige dieren was sprake van een combinatie van deze omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze dieren de nodige verzorging onthouden in de zin van artikel 2.2, achtste lid van de Wet dieren.
Artikel 1.1. eerste lid van de Wet dieren bepaalt dat onder houder wordt verstaan de eigenaar, houder of hoeder.
Ten aanzien van de dieren in de woning heeft verdachte verklaard dat hij eigenaar was van de Franse bulldog en de drie pups. Als eigenaar van de dieren heeft verdachte een zorgplicht. Verdachte kan zich niet aan deze zorgplicht onttrekken door simpelweg naar het buitenland te reizen, de honden achter te laten en de zorg over te laten aan zijn dochter. Het ligt voor de hand om goede afspraken te maken voor de verzorging van de honden en de controleren of deze afspraken ook worden nageleefd. Als eigenaar van de honden heeft verdachte nagelaten er voldoende voor te zorgen en erop toe te zien dat de dieren correct werden verzorgd.
Voor wat betreft de dieren in de paardentrailer heeft verdachte verklaard dat de twee grote honden van hem waren. Verdachte kan worden aangemerkt als eigenaar van beide honden. De twee Franse bulldogs waren volgens verdachte van medeverdachte [medeverdachte] , maar waren in het bezit van verdachte. Verdachte kan ten aanzien van deze twee honden worden aangemerkt als houder, nu hij de feitelijke macht over (de verzorging van) deze dieren uitoefende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van de hiervoor genoemde dieren als houder in de zin van artikel 1.1, eerste lid van de Wet dieren kan worden aangemerkt en daarmee als pleger van het ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onthouden van zorg voor de overige dieren genoemd in de tenlastelegging, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte - in welke hoedanigheid dan ook - houder is geweest van deze dieren.
Om tot medeplegen te kunnen komen, moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ten minste twee personen. Daarnaast moet de intellectuele of materiële bijdrage van de medepleger(s) van voldoende gewicht zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij de zorg voor de dieren heeft uitbesteed aan zijn dochter. Hoewel zowel verdachte als zijn dochter de zorg droegen voor (een aantal van) de dieren in de woning, maakt dat nog niet dat zij daarin gezamenlijk optrekken. Het ligt voor de hand dat tussen beiden goede afspraken zijn gemaakt over de verzorging van de dieren. De rechtbank kan echter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat deze afspraken er waren dan wel wat de inhoud van deze afspraken is geweest.
Gelet op voorgaande kan de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking vaststellen tussen verdachte en/of anderen, gericht op het gezamenlijk onthouden van de verzorging van dieren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van medeplegen.
Op grond van de hiervoor vastgestelde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat verdachte vier honden enkele uren in een luchtdichte en afgeplakte paardentrailer heeft achtergelaten, terwijl sprake was van en buitentemperatuur van 22,5 graden Celsius.
De rechtbank overweegt dat uit de bevindingen van verbalisanten en de bijbehorende afbeeldingen is gebleken dat de honden versuft en traag waren, last hadden van de warmte en geen beschikking hadden tot drinkwater of een goeie luchtventilatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met het achterlaten van de honden in de paardentrailer met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is de gezondheid en het welzijn van die vier honden benadeeld.
Daarmee is sprake van dierenmishandeling zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet dieren.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten, voor wat betreft feit twee in primaire vorm, heeft begaan, zoals hieronder nader omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat - met betrekking tot de vier honden aangetroffen in de paardentrailer - bij beide feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.