ECLI:NL:RBOVE:2025:958

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/08/311627 / HA ZA 24-97
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van onrechtmatige hinder door wateroverlast tussen buren

In deze zaak vorderen eisers, buren van gedaagden, de opheffing van een situatie die zij als onrechtmatig beschouwen. Dit is ontstaan doordat gedaagden sloten hebben gedempt en hun grond hebben opgehoogd, wat heeft geleid tot ernstige wateroverlast voor eisers. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, zelfs als er voor de eigendomsoverdracht van gedaagden al een waterafvoer tussen de percelen was, dit niet leidt tot onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:39 en artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de wateroverlast het gevolg is van de handelingen van gedaagden. De rechtbank wijst erop dat de wateroverlast ook kan worden veroorzaakt door andere factoren, zoals de lokale bodemgesteldheid en het niet aansluiten van de hemelwaterafvoer van eisers op het riool. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/311627 / HA ZA 24-97
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
allebei wonende te [woonplaats 1],
eisende partijen,
hierna te noemen: [eiser 1], [eiser 2] en gezamenlijk [eisers],
advocaat: mr. P. Feenstra,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
allebei wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 1], [gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden],
advocaat: mr. A. Buth.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de aanvullende stukken (waaronder videomateriaal) van partijen,
de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 22 oktober 2024, waarbij partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt.
1.2.
De zaak is enige tijd aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om een minnelijke regeling te treffen. Dit is niet gelukt. Daarom is vonnis bepaald op vandaag.

2.Samenvatting

Partijen zijn buren van elkaar. [eisers] willen opheffing van een in hun ogen onrechtmatige situatie die is ontstaan doordat [gedaagden] sloten hebben gedempt en gronden hebben opgehoogd, waardoor zij ernstige wateroverlast ervaren. De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af. Ook indien wordt aangenomen dat er al voordat [gedaagden] eigenaar waren van het perceel [adres 1] sprake was van een situatie waarbij via een sloot of een greppel tussen de percelen van [eisers] en [gedaagden] (enige vorm van) waterafvoer van het perceel van [eisers] was, kan naar het oordeel niet worden geconcludeerd dat er op dit moment sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:39 en artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank licht haar beslissing hieronder toe.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn buren. [eisers] zijn sinds 2019 eigenaar van de onroerende zaak te aan de [adres 2]. [1] [gedaagden] zijn sinds 2016 eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1]. [2] Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de percelen aan:
[afbeelding]
3.2.
Voordat [gedaagden] eigenaar zijn geworden van het perceel was het in gebruik als akkerbouwgrond. Nadat [gedaagden] het perceel kochten zijn er tot en met 2021 diverse grondwerkzaamheden uitgevoerd op dat perceel. Deze werkzaamheden zijn (onder andere) verricht voor het realiseren van een schuur met paardenstallen en een paardenbak.
3.3.
Bij brief van 26 september 2021 hebben [eisers] [gedaagden] - kort gezegd en onder andere - meegedeeld dat zij wateroverlast ondervinden en verzocht om binnen 14 dagen te reageren en/of het op te lossen. Bij brief van 7 november 2021 hebben zij [gedaagden] een herinnering gestuurd en gevraagd om binnen tien dagen te bevestigen dat zij samen met hen een oplossing zullen zoeken. Deze oplossing houdt volgens de brief in dat er drainage wordt aangelegd met afvoer op het nog aanwezige slootdeel dat in verbinding staat met het Lateraalkanaal.
3.4.
Bij brief van 25 november 2021 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagden] verzocht en voor zover nodig gesommeerd om binnen drie weken maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om de onrechtmatige wateroverlast een halt toe te roepen.
3.5.
Bij brief van 10 december 2021 is door de toenmalige advocaat van [gedaagden] gereageerd op de brief van 25 november 2021 en is iedere verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.6.
Bij besluit van 31 mei 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand is aan [gedaagden] een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een paardenbak (met lichtmasten). [eisers] hebben daartegen bezwaar gemaakt. De bezwaren van [eisers] zijn ongegrond verklaard.
3.7.
Op verzoek van [eisers] heeft Twin B.V. onderzoek verricht. Twin heeft op
24 januari 2024 een rapport uitgebracht.
3.8.
Op verzoek van [gedaagden] heeft Aequator Groen + Ruimte B.V. onderzoek verricht. Aequator heeft op 17 juni 2024 gerapporteerd.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om:
primair:
binnen twee maanden na betekening van het te wijzen vonnis de door [gedaagden]
gedempte sloot zoals (voorheen) gelegen tussen hun eigendom en het eigendom van [eisers] alsmede de sloot zoals (voorheen) gelegen tussen hun eigendom en het eigendom van IJsclub Eendracht te Vriezenveen vakkundig, deugdelijk en professioneel te herstellen en terug te brengen in de (oorspronkelijke) situatie zoals deze was voor 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
subsidiair:
binnen twee maanden na betekening van het te wijzen vonnis de door Twin in haar rapportage van 24 januari 2024 geadviseerde combinatie van een drain met drain-koffer met een afvoermogelijkheid te realiseren en al die (repeterende) bouwkundige maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om de ongestoorde afwatering van het (hemel)water van [eisers] naar het perceel van [gedaagden] voor de toekomst te waarborgen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
althans een zodanige beslissing neemt die zij rechtens juist en billijk acht,
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding, en tot betaling van een bedrag van € 3.448,50 aan buitengerechtelijke kosten.
4.2.
[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers]in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
In de kern verwijten [eisers] [gedaagden] dat zij voor de realisatie van de paardenbak watergangen hebben gedempt en de grond hebben opgehoogd, waardoor de natuurlijke afwatering van het (grond)water uit hun tuin ernstig wordt belemmerd en zij wateroverlast ervaren. Ter onderbouwing van hun stellingen verwijzen [eisers] naar de het door Twin opgestelde rapport en het door hen overgelegde foto- en videomateriaal.
5.2.
[gedaagden] betwisten dat er, toen zij eigenaar werden van het perceel, een sloot was tussen hun perceel en de percelen van de buren, waaronder [eisers] Hooguit was er als gevolg van de uitoefening van landbouwwerkzaamheden een zogenoemde “ploegvoor” (een sleuf of een kleine greppel) ontstaan, maar dat is geen sloot. Dit is bevestigd door de rechtsvoorganger van [gedaagden], Hemmink, van wie een verklaring is overgelegd. De “ploegvoor” had geen afwateringsfunctie. Voor de bouw van een schuur hebben [gedaagden] in 2016 in overleg en met toestemming van de gemeente een tijdelijke sloot gegraven. Deze sloot liep langs het perceel van [eisers] en de tussenliggende buren, richting het Lateraalkanaal. Nadat de paardenbak is gerealiseerd hebben [gedaagden] de tijdelijke sloot, na de aanleg van een afvoerbuis in combinatie met enkele drainagebuizen, gedempt. Ook de sloot die in noordelijke richting loopt is gedeeltelijk gedempt, namelijk het gedeelte dat langs de paardenbak liep. Daarvoor in de plaats zijn (langs de paardenbak) twee afvoerbuizen (van 120 mm en 160 mm) op afschot aangelegd. [gedaagden] betwisten dat [eisers] na het dempen van de sloot ernstige wateroverlast ondervinden. Niet duidelijk is wanneer de vermeende wateroverlast zou zijn ontstaan. De omvang, ernst en duur daarvan wordt ook niet toegelicht. [gedaagden] en de buren van de percelen [nummer 1] en [nummer 2] ervaren op hun percelen zo nu en dan ook enige vernatting. Dat is niet opzienbarend in een gebied met veen in de bodem en een hoge grondwaterstand van nature. De inhoud van het rapport van Twin wordt betwist. Uit het rapport van Aequator volgt dat de gestelde vernatting bij [eisers], aangenomen dat er sprake is van enige vernatting, wordt veroorzaakt door de lokale bodemopbouw van het perceel. Niet kan worden aangetoond dat het dempen van de sloot in combinatie met de aanleg van de paardenbak de vermeende vernatting bij [eisers] veroorzaakt. Om het risico van waterstagnatie op de veenlaag te verminderen zou er volgens Aequator een aanvullende drain door het laagste deel van de tuin van [eisers] kunnen worden aangelegd. Deze drain zou dan kunnen worden aangesloten op de afvoerbuis en de draaikolk. Dat hebben [eisers] niet gedaan. Volgens [gedaagden] blijkt uit niets dat het dempen van de sloot de natuurlijke waterloop heeft gewijzigd. Bovendien blijkt nergens uit dat dat hierdoor onrechtmatige hinder wordt toegebracht aan [eisers] en dat als gevolg daarvan ernstige wateroverlast op het perceel van [eisers] ontstaat. [eisers] hebben zelf een afvoerprobleem gecreëerd door de hemelwaterafvoer van hun schuur niet aan te sluiten op het riool en door obstakels op hun perceel op te werpen die de waterafvoer negatief beïnvloeden, aldus [gedaagden]
5.3.
Voor de beoordeling van dit geschil zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
  • volgens artikel 5:37 BW mag de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen,
  • volgens artikel 5:38 BW moeten lagere erven het water ontvangen dat van hoger gelegen erven van nature afloopt,
  • artikel 5:39 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen door wijziging te brengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over zijn erf stromend water of van het grondwater, dan wel door gebruik van water dat zich op zijn erf bevindt en in open gemeenschap staat met het water op een erf van een ander.
5.4.
Uit de aansluiting die in artikel 5:39 BW wordt gezocht bij de open norm van artikel 6:162 BW volgt dat niet iedere wijziging in de waterloop of afwatering verboden is. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Het is verder aan [eisers] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij als gevolg van de grondwerkzaamheden door [gedaagden] dermate hinder ondervinden van (grond- of regen)water dat sprake is van onrechtmatigheid.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] onvoldoende hebben onderbouwd dat sprake is van onrechtmatige hinder Zij hebben onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij als gevolg van het dempen van de sloten en het ophogen van de grond, ernstige hinder hebben ondervonden in de vorm van wateroverlast. [eisers] verwijzen aar het rapport van Twin, maar daaraan kan naar het oordeel niet de waarde worden gehecht die zij eraan toekennen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Twin zich hoofdzakelijk lijkt te baseren op de in paragraaf 1.3 van het rapport vermelde openbare bronnen en op de zienswijze van [eisers] Uit het rapport blijkt niet dat Twin zelf onderzoek ter plaatse heeft verricht. Zo heeft zij bijvoorbeeld geen boringen verricht en/of bodemkundig onderzoek verricht. In het rapport is ook geen aandacht geschonken aan de vraag in welke mate de watertoevoer of -afvoer naar of van het perceel van [eisers] is gewijzigd ten opzichte van de situatie voor de grondwerkzaamheden. In dat kader kan er niet aan voorbij worden gegaan dat, zoals ook volgt uit het rapport van Aequator, de percelen van partijen in een gebied liggen dat bekend staat om (restanten) veen in de (onder)grond waardoor de afvoer van (grond)water wordt bemoeilijkt. Aequator vermeldt in haar rapport dat de veenlaag van het perceel van [eisers] aanzienlijk dikker is dan die van de percelen [nummer 1] en [nummer 2]. Het foto- en videomateriaal van [eisers] laat weliswaar enige plasvorming zien op het perceel van [eisers], maar dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf nog niet de conclusie dat dit zijn oorzaak vindt in de grondwerkzaamheden die [gedaagden] hebben verricht. Daarbij is ook van belang dat [gedaagden] naar voren hebben gebracht dat er ook bij hen en de buren van de percelen [nummer 1] en [nummer 2] van tijd tot tijd sprake is van vernatting vanwege het veen in de bodem. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat er in de afgelopen jaren sprake is geweest van extreem natte weersomstandigheden. Verder hebben [gedaagden] aangevoerd dat [eisers] de hemelwaterafvoer van hun schuur niet op het riool hebben aangesloten en dat daardoor een afvoerprobleem is gecreëerd. [eisers] hebben niet betwist dat deze afvoer niet is aangesloten op het riool. Afgezien van de vraag sprake is van andere obstakels op het perceel van [eisers] die de waterafvoer negatief beïnvloeden is evident dat het niet aansluiten van de afvoer op het riool de waterafvoer in ieder geval niet positief beïnvloedt en in die zin wel (in enige mate) bijdraagt aan de door [eisers] ervaren overlast. In het licht van de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van [gedaagden] had het op de weg van [eisers] gelegen om hun stellingen c.s. nader te onderbouwen. Dat hebben zij niet gedaan. Bij deze stand van zaken wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.6.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is van onrechtmatige hinder bij [eisers] die kan worden aangemerkt als onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 BW van de zijde van [gedaagden] Of er een sloot aanwezig was (op de korte zijde) voordat [gedaagden] hun perceel in eigendom verkregen kan gelet op het voorgaande in het midden worden gelaten.
Slotsom
5.7.
Een en ander leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eisers] worden afgewezen.
Proceskosten
5.8.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.042,00
(2 punten × € 521,00)
- nakosten
163,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.530,00
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 2.530,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 85,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart de dictumonderdelen 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Voetnoten

1.Kadastraal bekend gemeente Vriezenveen, sectie I nummer 436.
2.Kadastraal bekend gemeente Vriezenveen, sectie I nummer 807.