ECLI:NL:RBOVE:2025:925

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
11220917 \ CV EXPL 24-1518
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gemeenschapsschulden en opbrengst gezamenlijke auto na echtscheiding

In deze zaak zijn partijen, die in gemeenschap van goederen getrouwd zijn geweest, in 2022 gescheiden. De man vordert dat de vrouw de helft van de gemeenschapsschulden aan hem betaalt, terwijl de vrouw vordert dat de man de helft van de opbrengst van de gezamenlijke auto aan haar betaalt. De kantonrechter wijst de vorderingen van de man af, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van gemeenschapsschulden die de vrouw aan de man verschuldigd is. De man heeft al meer dan de helft van de gemeenschapsschuld aan de schuldeiser betaald, maar kan niet bewijzen dat de schulden voor de inschrijving van het echtscheidingsverzoek zijn ontstaan. De vordering van de vrouw wordt toegewezen, omdat de man heeft erkend de auto te hebben verkocht en de opbrengst niet met de vrouw heeft gedeeld. De kantonrechter oordeelt dat de man de helft van de opbrengst van de auto aan de vrouw moet betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11220917 \ CV EXPL 24-1518
Vonnis van 18 februari 2025
in de zaak van
[de man],
wonende te [buitenland] , woonplaats gekozen te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
procederend in persoon,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. E.G. Blankestijn.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen getrouwd geweest. In 2022 zijn zij gescheiden. De man wil dat de vrouw de helft van de gemeenschapsschulden (aan hem) betaalt. De vrouw wil daarentegen dat de man de helft van de opbrengst van de gezamenlijke auto aan haar betaalt.
1.2.
De vorderingen van de man worden afgewezen, omdat de man pas een vordering op de vrouw heeft als sprake is van een gemeenschapsschuld en de man al meer dan de helft van die gemeenschapsschuld aan de schuldeiser heeft betaald. Dat bij de betreffende schulden aan allebei die voorwaarden is voldaan, is onvoldoende gebleken.
1.3.
De vordering van de vrouw wordt toegewezen, omdat de man heeft erkend de auto te hebben verkocht en hij de opbrengst niet met de vrouw heeft gedeeld. Bovendien slaagt zijn beroep op verrekening niet. De man moet dus de helft van de opbrengst van de auto aan de vrouw betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 5 november 2024.
2.2.
Op 20 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen waren daarbij aanwezig. De vrouw werd bijgestaan door mr. Blankestijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Blankestijn een brief van de gemeente Almelo (met daarin de inschrijvingsdatum van de echtscheidingsbeschikking) overhandigd.
2.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De situatie

3.1.
Partijen zijn in [datum] in gemeenschap van goederen getrouwd. Het echtscheidingsverzoek is op 27 januari 2022 ingediend bij de rechtbank. De echtscheiding is in datzelfde jaar uitgesproken.
3.2.
De man vordert van de vrouw:
een bedrag van € 17.560,48, te weten de helft van de gemeenschapsschulden;
een bedrag van € 597,82 aan wettelijke rente over het onder a) genoemde bedrag tot de datum van de dagvaarding;
een bedrag van € 6.500,00, te weten de helft van het gemeenschappelijk goud dat de vrouw heeft meegenomen;
een bedrag van € 1.150,23 aan buitengerechtelijke kosten;
vergoeding van de proceskosten;
de wettelijke rente over de bedragen, genoemd onder a), b) en d).
3.3.
De man voert daartoe aan dat partijen na de echtscheiding hadden afgesproken om de overgebleven schulden uit het huwelijk (waaronder een schuld aan zijn ouders) gezamenlijk te voldoen. Daarnaast komt op grond van de wet de helft van de schulden voor rekening van de vrouw. De man heeft al een deel van de schulden betaald. Tot slot heeft de vrouw het goud meegenomen, dat zij heeft gekregen in verband met het huwelijk tussen partijen.
3.4.
De vrouw betwist dat is afgesproken dat zij de helft van de schulden voor haar rekening zou nemen, dat de schulden tijdens het huwelijk zijn ontstaan, dat de schulden voor rekening van hen beiden zijn en dat de man al een deel van de schulden aan de schuldeiser(s) heeft betaald. Ook betwist zij dat sprake is van een schuld aan de ouders van de man. Het ontvangen goud zou zij al een jaar na de huwelijksvoltrekking hebben verkocht. Volgens de vrouw moeten de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.
3.5.
In reconventie vordert de vrouw van de man de helft van de opbrengst van de gemeenschappelijke auto, te weten een bedrag van € 3.500,00, en de wettelijke rente daarover.
3.6.
De man erkent dat hij de auto heeft verkocht, maar dan voor een bedrag van € 5.600,00. Hij stelt dit bedrag te hebben verrekend met de schuld die partijen hebben bij zijn ouders.

4.De beoordeling

In conventie (vorderingen van de man)
Afspraken over schulden
4.1.
De man vraagt om nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken, namelijk dat de vrouw de helft van de schulden voldoet. De kantonrechter kan niet vaststellen dat partijen dit zijn overeengekomen, aangezien de vrouw betwist dat partijen deze afspraak hebben gemaakt en de man onvoldoende heeft onderbouwd (met bijvoorbeeld stukken/verklaringen) dat partijen dit wel zijn overeengekomen.
De gemeenschapsschulden
-
het juridisch kader bij gemeenschapsschulden
4.2.
Voor gemeenschapsschulden geldt als hoofdregel dat beide echtgenoten in beginsel gelijk draagplichtig zijn, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Dit betekent dat de helft van de gemeenschapsschuld (uiteindelijk) voor rekening van de ene ex-echtgenoot komt, en de andere helft (uiteindelijk) voor rekening van de andere ex-echtgenoot. Hieruit vloeit echter niet voort dat de ene ex-echtgenoot de helft van het schuldenbedrag van de andere ex-echtgenoot kan vorderen. Pas als na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap een ex-echtgenoot meer dan de helft van een gemeenschapsschuld heeft betaald, kan deze ex-echtgenoot het teveel betaalde van de andere ex-echtgenoot vorderen.
4.3.
Daarbij moet de kantonrechter eerst vaststellen of een schuld vóór de inschrijving van het echtscheidingsverzoek (het moment van het eindigen van de gemeenschap) is ontstaan en de schuld dus een gemeenschapsschuld betreft. De ex-echtgenoot die geld vordert van de andere ex-echtgenoot heeft de bewijslast hiervan.
4.4.
Het voorgaande betekent dat als de man kan bewijzen dat een schuld vóór 27 januari 2022 is ontstaan en dat hij meer dan de helft van die gemeenschapsschuld heeft betaald, hij dit meerdere (in beginsel) van de vrouw kan terugvorderen.
-
schuld aan ouders van € 8.000,00
4.5.
De man stelt dat partijen tijdens het huwelijk een bedrag van zijn ouders hebben geleend. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij een verklaring van zijn moeder overlegd. Hij vordert van de vrouw betaling van de helft van dat bedrag.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat – voor zover al een schuld kan worden vastgesteld, nu dit door de vrouw wordt betwist – de man onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij al meer dan de helft van de schuld aan zijn moeder heeft betaald. Weliswaar verklaarde hij tijdens de mondelinge behandeling dat hij de schuld had ingelost, maar dit blijkt nergens uit; ook lijkt uit de verklaring van zijn moeder eerder het tegenovergestelde te volgen. Het is dan ook onvoldoende gebleken dat de man ten aanzien hiervan op dit moment een regresvordering heeft op de vrouw.
4.7.
De kantonrechter wijst deze vordering dan ook af.
Schuld Menzis van € 2.419,46
4.8.
Ten aanzien van de schuld aan Menzis stelt de man dat de schuld volledig door hem is afbetaald (deels via een beslag).
4.9.
Echter overweegt de kantonrechter dat de man geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt van wanneer de schuld bij Menzis dateert. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat de schuld vóór de inschrijving van het echtscheidingsverzoek is ontstaan, en de schuld aldus een gemeenschapsschuld is.
4.10.
De kantonrechter wijst deze vordering dan ook als onvoldoende onderbouwd gesteld af.
Schuld GGN van € 1.231,20
4.11.
De schuld aan GGN is (via inhouding op zijn WIA-uitkering) door de man voldaan, maar ook bij deze schuld is niet duidelijk wanneer deze is ontstaan en waar de schuld op ziet; daartoe heeft de man geen stukken overlegd.
4.12.
Ook deze vordering wijst de kantonrechter daarom als onvoldoende onderbouwd af.
Schuld Coteq van € 2.167,83
4.13.
De kantonrechter overweegt dat van de schuld bij Coteq vaststaat dat deze schuld dateert van 14 januari 2022, te weten vóór het inschrijven van het echtscheidingsverzoek. Dit betreft dan ook in beginsel een gemeenschapsschuld.
4.14.
Tussen partijen is in geschil of deze schuld voor rekening van beide partijen dient te komen, nu deze rekening hoger is dan normaal vanwege een wietplantage in de voormalig woning van partijen. De man stelt dat de wietplantage een gezamenlijk project van partijen was, maar de vrouw betwist dat zij hierbij betrokken was.
4.15.
De kantonrechter hoeft hier in deze procedure niet over te oordelen, aangezien de man tijdens de mondelinge behandeling verklaarde dat deze schuld nog openstaat. Aangezien de man dus nog niet meer dan de helft van de schuld aan Coteq heeft betaald, heeft hij (op dit moment) geen (regres)vordering op de vrouw.
4.16.
De kantonrechter wijst daarom ook deze vordering af.
Schuld belastingdienst € 20.421,00
4.17.
Een deel van de belastingschulden lijkt te dateren van na 27 januari 2022. Voor zover de man die vordering(en) al niet tijdens de mondelinge behandeling heeft ingetrokken, wijst de kantonrechter die vorderingen af.
4.18.
De overige bedragen (van in totaal € 13.468,00) lijken tijdens het huwelijk te zijn ontstaan en betreffen dan ook gemeenschappelijke schulden. Echter verklaarde de man dat de schuld nog niet is afbetaald. Van een regresvordering op de vrouw is op dit moment dan ook geen sprake.
4.19.
Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
Schuld Vattenfall van € 881,47
4.20.
De kantonrechter kan niet beoordelen of de schuld aan Vattenfall een schuld betreft van vóór 27 januari 2022 en aldus een gemeenschapsschuld betreft; daartoe zijn geen stukken overlegd.
4.21.
Ook deze vordering wijst de kantonrechter daarom als onvoldoende onderbouwd af.
Verdeling (bruids)goud
4.22.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de man zijn eis te willen vermeerderen. Hij stelde dat de vrouw in verband met het huwelijk van partijen rond de € 13.000,- aan goud heeft ontvangen. De vrouw zou dit hebben meegenomen.
4.23.
Een eisvermeerdering is ook tijdens de mondelinge behandeling in beginsel toegestaan, maar dan moet daar wel een onderbouwing aan ten grondslag liggen. Nu de man zijn vordering niet heeft onderbouwd (met stukken/verklaringen e.d.), kan de vrouw zich onvoldoende verweren en is de eisvermeerdering in strijd met de goede procesorde. Of de vrouw de waarheid spreekt dat zij het goud een jaar na het huwelijk heeft verkocht en wat de waarde is van het goud, zal de kantonrechter dan ook niet in deze procedure over oordelen.
4.24.
De kantonrechter wijst de vordering van de man af.
Bewijsopdracht
4.25.
De man heeft een bewijsaanbod gedaan. Een partij krijgt echter alleen de gelegenheid om zijn stellingen nader te bewijzen als hij zijn stellingen in eerste instantie al voldoende heeft onderbouwd. Dat is in dit geval niet gebeurd, waardoor aan (nadere) bewijslevering niet wordt toegekomen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.26.
Nu de vorderingen van de man worden afgewezen, heeft de man ook geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
4.27.
Gelet op de (gewezen) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie (vordering van de vrouw)
Helft opbrengst auto
4.28.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend de gezamenlijke auto te hebben verkocht voor een bedrag van € 5.600,00 en de opbrengst niet met de vrouw te hebben gedeeld. Hij verklaarde dat hij de opbrengst heeft verrekend met de schuld aan zijn ouders.
4.29.
Het verrekeningsverweer van de man gaat echter niet op, nu onvoldoende onderbouwd is gesteld dat partijen een bedrag van de ouders van de man hebben gekregen en dat het een lening betrof. De man heeft weliswaar ter onderbouwing een verklaring van zijn moeder overlegd, maar dat geld door partijen is ontvangen en dat sprake is van een lening, wordt door de vrouw betwist. De man heeft vervolgens geen nadere stukken overlegd om zijn stelling te onderbouwen. Bovendien verklaarde de man tijdens de mondelinge behandeling dat zijn vader het geld voor zijn dood aan zijn kinderen had verdeeld om te helpen met de afbetaling van de hypotheek. Ook hieruit blijkt niet dat het om een lening ging.
4.30.
De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat de auto meer heeft opgeleverd dan € 5.600,00. De vordering van de vrouw wordt daarom alleen toegewezen tot een bedrag van € 2.800,00. De man moet dit bedrag dus aan de vrouw betalen.
4.31.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van de conclusie van antwoord, te weten 24 september 2024.
Proceskosten
4.32.
Gelet op de (gewezen) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van de man af;
in reconventie
5.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 2.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2024;
5.3.
verklaart hetgeen onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en in reconventie,
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025. (JK)