ECLI:NL:RBOVE:2025:923

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
11071799 \ CV EXPL 24-996
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor reclamewerkzaamheden

In deze zaak vordert eiseres, een vennootschap onder firma, betaling van drie onbetaalde facturen door gedaagde, die werkzaamheden heeft laten verrichten voor reclame en promotie. De werkzaamheden omvatten onder andere gevelbekleding en promotiemateriaal voor de onderneming van gedaagde, die actief was in de verkoop van voedingssupplementen en massages. Gedaagde heeft de facturen, die in totaal € 4.457,64 bedragen, onbetaald gelaten. Eiseres heeft de werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd en vordert nu betaling, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde (de ondernemer) opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden en dat hij als opdrachtgever moet worden aangemerkt. Gedaagde heeft erkend dat hij een deel van de facturen verschuldigd is, maar betwist de facturen voor gevelbekleding en promotiemateriaal. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet kan ontkomen aan zijn verplichtingen, gezien de omstandigheden en de communicatie tussen partijen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de gevorderde rente en kosten, en gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.224,83, inclusief proceskosten van € 1.447,54.

Het vonnis is uitgesproken door mr. A.M. van Diggele op 18 februari 2025, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11071799 \ CV EXPL 24-996
Vonnis van 18 februari 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.D. Otte,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.N. Sahebdien.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident (vrijwaring),
- de conclusie van antwoord,
- de nagekomen productie 23 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van de zaak op 22 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een onderneming die zich bezig houdt met het ontwerpen, bedrukken en verkopen van promotie materiaal en reclame-uitingen. [gedaagde] handelde in de periode 31 juli 2023 tot en met 30 oktober 2023 onder de naam [bedrijf] . [gedaagde] hield zich onder meer bezig met de verkoop van voedingssupplementen en het geven van massages.
2.2.
Vast staat dat [eiseres] werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [bedrijf] , ten aanzien van gevelbekleding aan het pand van [gedaagde] , promotiemateriaal en bestickering van auto’s.
2.3.
Ook staat vast dat [gedaagde] destijds een samenwerking was aangegaan met de heer
[naam 1] , een bodybuilder die ook wel bekend staat als “ [alias] ” (hierna: [naam 1] ). [gedaagde] zou kort gezegd voedingssupplementen en massages verzorgen en [naam 1] was, als bekend bodybuilder, het gezicht op de reclame-uitingen van de onderneming van [gedaagde] (gemaakt door [eiseres] ). Op termijn was de bedoeling dat [gedaagde] en [naam 1] ook formeel samen zouden gaan en [naam 1] ook als huurder op het huurcontract zou komen te staan maar daarvan is het niet gekomen; de samenwerking is niet goed verlopen en werd beëindigd.
2.4.
[eiseres] heeft de werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd. Zij heeft [gedaagde] voor haar werkzaamheden gefactureerd, op 28-09-2023 voor het promotiemateriaal
(€ 972,84), op 4-10-2023 voor gevelbekleding (€ 2.710,40) en op 16-10-2023 en 14-11-2023 voor de bestickering van twee auto’s (twee maal € 387,20), in totaal € 4.457,64.
[gedaagde] heeft de facturen onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
[eiseres] vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en kosten, en om [gedaagde] daarbij ook te veroordelen in de proceskosten. Volgens [eiseres] moet het verweer van [gedaagde] , dat hij geen althans niet volledig, opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden, te worden verworpen.
3.2.
Het verweer
[gedaagde] concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering voor zover deze ziet op de posten gevelbekleding en promotiemateriaal. Daarvoor heeft hij geen opdracht gegeven. Hij erkent één van de facturen voor de auto’s verschuldigd te zijn, maar door betalingsproblemen heeft hij die betaling nog niet kunnen doen.

4.De beoordeling door de kantonrechter

4.1.
[gedaagde] heeft (deels) erkend opdracht te hebben gegeven voor de bestickering van de twee auto’s en heeft ook erkend daarvoor te moeten betalen aan [eiseres] .
[gedaagde] erkende in zijn conclusie van antwoord dat beide bedragen verschuldigd te zijn. Er zou alleen nog niet betaald zijn door betalingsproblemen. Tijdens de mondelinge behandeling, waar [gedaagde] zelf niet bij aanwezig was, heeft zijn gemachtigde het verweer aangepast in die zin dat [gedaagde] slechts nog erkent éénmaal € 387,20 te zijn verschuldigd voor beide auto’s. [gedaagde] stelt dat hij de prijsopgave zo heeft opgevat en ook heeft mogen opvatten. De tweede factuur wordt dus betwist. [eiseres] heeft het aangepaste verweer ter zitting weersproken.
4.2.
De kantonrechter zal deze post toewijzen zoals door [eiseres] is gevorderd.
[eiseres] heeft ter zitting gesteld dat een bedrag per auto is besproken en dat is door [gedaagde] of zijn gemachtigde op zich niet betwist. Het pas ter zitting geuite verweer van [gedaagde] strookt niet met zijn eerdere standpunt en evenmin met zijn email van 15 november 2023, waarin hij ten aanzien van deze post wel schrijft dat hij hiervoor een aparte factuur wil hebben, maar niet protesteert tegen het tweemaal in rekening gebracht zijn van € 387,20. Dit (late) verweer wordt dus verworpen.
4.3.
Ook de andere posten gevelbekleding en promotiemateriaal zullen worden toegewezen omdat uit de omstandigheden voldoende blijkt dat [gedaagde] daarvoor opdracht heeft gegeven danwel dat [gedaagde] als opdrachtgever moet worden aangemerkt. Dat licht de kantonrechter als volgt toe. Uit het Kamer van Koophandel uittreksel volgt dat de partner van [gedaagde] volledig gevolmachtigd was te handelen voor (de eenmanszaak van) [gedaagde] en zo stelde zij zich ook op. In één van haar Whatsappberichten (d.d. 10 oktober 2023, 15:44 uur) aan [eiseres] over het promotiemateriaal, schrijft zij bijvoorbeeld:
“Je mag mij ook altijd berichten hoor, ik ben de directrice hahaha”.
4.4.
Op 25 augustus 2023 hebben partijen gesproken over het ontwerpen en aanbrengen van gevelbekleding op het pand van [gedaagde] . Daarbij waren aanwezig [eiseres] , [gedaagde] , de partner van [gedaagde] en [naam 1] . Diezelfde dag stuurt [gedaagde] , althans zijn partner, verzonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres] bestanden/logo’s voor de gevelbekleding, met de tekst
“Hoi hoi, hierbij de bestanden, Met vriendelijke groet, [naam 2] en [gedaagde] ”( [gedaagde] en zijn partner, ktr.). De gevelbekleding is hierna aangebracht op het pand van [gedaagde] en [gedaagde] heeft daartegen niet geprotesteerd. Integendeel, op door [eiseres] overgelegde foto’s poseren [gedaagde] en [naam 1] voor het pand met de gevelbekleding. Uit deze omstandigheden leidt de kantonrechter af dat de opdracht voor de gevelbekleding en de plaatsing daarvan door [gedaagde] , als eigenaar van de onderneming en huurder van het pand, is gegeven en hij als opdrachtgever moet worden aangemerkt. [gedaagde] wijst, overigens pas na het verbreken van de samenwerking met [naam 1] , in de richting van [naam 1] als mogelijke opdrachtgever, maar dat verweer gaat niet op. Ten tijde van het geven en uitvoeren van de opdracht was de onderneming ‘ [bedrijf] ’ alleen van [gedaagde] en zijn de werkzaamheden van [eiseres] , gelet op de ontwerpen, ten behoeve van die onderneming verricht. [eiseres] mocht ervan uit gaan dat [gedaagde] , die overal bij was, niet protesteerde en de bestanden zelf aanleverde, zijn contractuele wederpartij was. Daar doet niet aan af dat de (gevolmachtigde) partner van [gedaagde] en mogelijk ook [naam 1] zich hebben bemoeid met het ontwerp of de plaatsing van de gevelbekleding. Dat [gedaagde] in dit verband handelde en mocht handelen namens [naam 1] , blijkt uit niets.
4.5.
Het promotiemateriaal is eveneens ten behoeve van de onderneming van [gedaagde] (met dezelfde logo’s) geproduceerd. Om dezelfde redenen als hierboven genoemd mocht [eiseres] ook hier er van uitgaan dat [gedaagde] zijn contractspartij was en niet [naam 1] . [gedaagde] heeft ook niet eerder dan in deze procedure verweer gevoerd tegen deze factuur, terwijl hij in een e-mail van 26 oktober 2023 met zoveel woorden erkende dat hij deze post is verschuldigd. In reactie op het herhaalde betalingsverzoek van [eiseres] schrijft [gedaagde] , althans zijn partner,
“Hallo, Sorry, ik ga het in orde maken. Nogmaals mijn excuses, met vriendelijke groet, [naam 2] ”. Dat [gedaagde] hiermee alleen maar bedoelde dat hij uit zou zoeken wie voor betaling hiervan zou zorg dragen, zoals hij stelt, is niet aannemelijk. Ook deze post is daarom toewijsbaar. De kantonrechter kan zich voorstellen dat [gedaagde] zich als eigenaar van [bedrijf] geconfronteerd ziet met de gevolgen van een misgelopen samenwerking met [naam 1] , maar [eiseres] mag daarvan niet de dupe worden.
4.6.
De vordering van [eiseres] wordt toegewezen inclusief de gevorderde handelsrente ex artikel 6:119a BW en buitengerechtelijke kosten, waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 524,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x tarief € 339,00)
- nakosten €
132,00
Totaal € 1.447,54.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.224,83 (bestaande uit de hoofdsom van € 4.457,64, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 29 februari 2024 van € 196,43 en de buitengerechtelijke kosten van € 570,76), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de openstaande facturen, vanaf 1 maart 2024 tot de dag waarop alles voldaan is,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.447,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.