ECLI:NL:RBOVE:2025:902

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
21.000143.23 (08.147506.22)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in een strafzaak betreffende de naleving van bijzondere voorwaarden door de veroordeelde

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een tussenuitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde die onderworpen is aan bijzondere voorwaarden na een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De officier van justitie had op 15 januari 2025 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, die op 31 januari 2025 werd behandeld. Tijdens deze zitting zijn de veroordeelde, de officier van justitie, de raadsman en een reclasseringswerker gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van relevante documenten, waaronder een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een advies van Reclassering Nederland.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn proeftijd zijn verbonden. De reclassering heeft gerapporteerd dat de veroordeelde na een aanvankelijke stabiele periode is afgegleden en niet meer in beeld is bij de reclassering. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en heeft een nieuwe zitting gepland op 6 maart 2025 om 12.00 uur. De rechtbank heeft de oproeping van de veroordeelde en de reclasseringswerker voor deze zitting bevolen.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, en de griffier heeft de uitspraak in het openbaar gedaan. De rechtbank heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om de veroordeelde en de reclasseringswerker opnieuw te horen voordat er een definitieve beslissing kan worden genomen over de vordering tot tenuitvoerlegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 21.000143.23 (08.147506.22)
Tussenuitspraak van de meervoudige strafkamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[de veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in [verblijfsplaats] ,
verder te noemen: de veroordeelde,
bijgestaan door mr. Karapetyan, advocaat te Hengelo (O).

1.Het verloop van de procedure

Op 15 januari 2025 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van een aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 31 januari 2025
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsman gehoord.
Ook is als deskundige gehoord [reclasseringswerker] , werkzaam bij Reclassering Nederland en belast met het reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen de veroordeelde. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juni 2023;
  • het advies tot voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht van Reclassering Nederland van 19 december 2024.

2.De standpunten van de officier van justitie en de raadsman

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen, namelijk voor een periode van drie maanden en daarnaast aanvulling van de bijzondere voorwaarden met de voorwaarde alcohol- en drugsverbod.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

3.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden arrest van 7 juni 2023 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De proeftijd is gesteld op drie jaren en is ingegaan op 22 juni 2023.
Als bijzondere voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de
reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig
acht;
- verblijft in het [locatie] (of een soortgelijke instelling voor begeleid
wonen of een instelling voor maatschappelijke opvang), te bepalen door de
reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het
dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft
opgesteld;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te
bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel
korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. In het geval een
eventuele verslavingsbehandeling door zowel behandelaren als de reclassering als
geïndiceerd wordt gezien, dan zal verdachte meewerken aan een ambulante
behandeling door Tactus of een soortgelijke zorgverlener;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering en/of
het Openbaar Ministerie;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe
en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan (het verkrijgen van) dagbesteding en zich daarbij houdt aan de
gemaakte afspraken. Ook draagt verdachte zorg voor een eigen inkomen en lost zijn
schulden af. Mocht het geïndiceerd blijken, dan werkt verdachte mee aan
schuldhulpverlening en/of bewindvoering.
De rapportage over de veroordeelde
De reclassering rapporteert dat de veroordeelde na zijn detentie is verhuisd naar zelfstandige huisvesting (een appartement) van de RIBW. Dat ging het eerste half jaar goed. De veroordeelde stelde zich begeleidbaar op, was open en eerlijk over het gebruik van middelen, had dagbesteding in de vorm van werk en kwam de meldplichten goed na. Er leek sprake te zijn van een stabiele situatie. Nadat de veroordeelde in juni 2024 ontslag nam is hij afgegleden op meerdere gebieden. De veroordeelde is niet meer in beeld bij de reclassering en de RIBW, heeft geen inkomen en geen dagbesteding. Daarnaast is er sprake van middelengebruik (alcohol en drugs) en zijn er meerdere zorgsignalen vanuit de RIBW en politie. De veroordeelde kreeg meerdere officiële waarschuwingen naar aanleiding van overtredingen. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de veroordeelde uit contact blijft ondanks de door de reclassering ingezette interventies. Er zijn risicofactoren op de gebieden van huisvesting, ontbreken van dagbesteding en inkomen, sociale contacten en middelengebruik. Er zijn geen beschermende factoren. Het risico op recidive en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De veroordeelde heeft meerdere voorwaarden overtreden. De reclassering acht het noodzakelijk dat de veroordeelde hulp krijgt, maar daarvoor is wel contact nodig. De reclassering ziet geen mogelijkheden om het toezicht voort te zetten vanwege het ontbreken van verantwoordelijkheid bij de veroordeelde om dit contact te onderhouden en adviseert voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht.
De toelichting van de reclasseringswerker ter zitting
Ter terechtzitting heeft [reclasseringswerker] , onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat de veroordeelde heeft aangegeven verder te willen met het toezicht en de reclassering nog mogelijkheden ziet voor gedragsverandering en risicobeperking. Mede gelet op de jonge leeftijd van de veroordeelde en de goede start die hij aan het begin van het toezicht heeft gehad. Tenuitvoerlegging van gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is onwenselijk. De veroordeelde kan mogelijk worden geplaatst bij de RIBW Transfore in Deventer waar behandeling en wonen op hetzelfde terrein plaatsvindt en waar meer toezicht aanwezig is. Voor een plaatsing bij deze RIBW geldt echter wel als harde voorwaarde dat een alcohol- en drugsverbod als bijzondere voorwaarde moet worden opgenomen. Bij overtreding van die voorwaarde kan de veroordeelde niet meer bij die RIBW verblijven. Gelet op het middelengebruik van de veroordeelde zal het voor hem moeilijk zijn om zich aan een alcohol- en drugsverbod te houden, maar die voorwaarde is wel noodzakelijk. Het is de veroordeelde eerder gelukt om geen middelen te gebruiken. Indien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, dan kan die tijd mogelijk gebruikt worden om een andere RIBW te vinden voor de veroordeelde die wellicht meer passend is bij zijn alcohol- en drugsproblematiek. De veroordeelde is in staat om werk te verrichten indien er tevens sprake zou zijn van een gedeeltelijke omzetting van de gevangenisstraf naar een taakstraf. Dat past in de huidige bijzondere voorwaarde van dagbesteding.
De verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting
De veroordeelde heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij elke dag softdrugs gebruikt om rustig te worden en dat het heel lastig voor hem zal worden om met het gebruik te stoppen. De veroordeelde wil geholpen worden met zijn problematiek en graag een tweede kans krijgen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat uit het hiervoor genoemde reclasseringsadvies en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is gebleken dat veroordeelde de gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De veroordeelde heeft dat ook erkend.
In beginsel zou dit voldoende aanleiding kunnen zijn om een al dan niet gedeeltelijke tenuitvoerlegging te gelasten van de aan veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank op 10 februari 2025 een e-mailbericht ontvangen van de reclasseringswerker [reclasseringswerker] waarin zij onder meer schrijft dat zij na de terechtzitting telefonisch contact heeft gehad met veroordeelde en hem in de P.I. heeft bezocht. De veroordeelde heeft aan de reclasseringsweker laten weten dat hij niet wil meewerken aan het plan wonen en behandeling bij Transfore te Deventer. Veroordeelde wil zijn voorwaardelijk strafdeel uit zitten. Hieruit zou kunnen volgen dat veroordeelde geen tweede kans wil en de volledige 12 maanden gevangenisstraf wil uitzitten. Dit is echter niet ter zitting besproken.
Gelet op dit bericht acht de rechtbank het noodzakelijk dat de veroordeelde en de reclasseringswerker [reclasseringswerker] opnieuw ter terechtzitting worden gehoord voordat op de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden beslist.

4.Schorsing onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd

De rechtbank zal het onderzoek ter terechtzitting in verband hiermee heropenen, bevelen dat het onderzoek ter terechtzitting op 6 maart 2025 om 12.00 uur zal worden hervat en het onderzoek derhalve schorsen tot die datum en tijd.

5.De beslissing

De rechtbank:
-
beveeltdat het onderzoek ter terechtzitting wordt heropend;
-
schorsthet heropende onderzoek tot 6 maart 2025 om 12.00 uur voor hervatting;
-
stelthet dossier in handen van de officier van justitie;
-
beveeltde oproeping van veroordeelde voor die nadere zitting en verzoekt de kennisgeving van die zittingsdatum aan de raadsman;
-
beveeltde oproeping van de deskundige [reclasseringswerker] voor die nadere zitting.
Deze beslissing is genomen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.
Buiten staat
Mr. Jordaans en mr. Heijink zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.