ECLI:NL:RBOVE:2025:893

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
08.068066.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging met een mes tegen gemeenteambtenaren en een politieagent

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 58-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor bedreiging met een mes. De verdachte heeft in de periode van 28 februari tot 7 maart 2023 meerdere bedreigingen geuit aan zijn buurman, gemeenteambtenaren en een politieagent. Tijdens een openbare terechtzitting op 31 januari 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsman hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn woorden en gedragingen, de slachtoffers in redelijke vrees heeft gebracht voor hun leven. De bedreigingen waren van dien aard dat de slachtoffers zich ernstig bedreigd voelden, vooral gezien het feit dat de verdachte een mes bij zich droeg. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de onvoorspelbaarheid van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is lijdend aan een ernstige verstandelijke beperking, wat zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapporten die de vermindering van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.068066.23 (P)
Datum vonnis: 14 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, als gemachtigde advocaat namens verdachte naar voren is gebracht. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 28 februari 2023 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2 en feit 3:op 6 maart 2023 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 4: op 7 maart 2023 [slachtoffer 4] heeft bedreigd.
Voluit luidt de, gewijzigde, tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Goor, gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (medewerker bij gemeente Hof van Twente) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk ten overstaan van [getuige] (tevens medewerker bij gemeente Hof van Twente):
- dreigend de woorden geuit:"Als ik [slachtoffer 1] zie, ga ik haar slaan en dan loop ik zelf wel naar de politie",
- (vervolgens) te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had en/of
- (vervolgens) zijn broekspijp omhoog te trekken, waardoor een bobbel in zijn sok zichtbaar werd,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en) en/of dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 1] kennis heeft genomen;
2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Goor, gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, ten overstaan van [slachtoffer 3] (brigadier bij politie Eenheid Oost-Nederland), [slachtoffer 2] (medewerker bij de gemeente Hof van Twente) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden geuit:"Als die man van de gemeente hier aan de deur komt, maak ik hem dood! 200 procent, ik maak hem dood ja!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en)/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 2] kennis heeft genomen;
3
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Goor, gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, [slachtoffer 3] (brigadier bij politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij hier komt morgen, ik maak jou dood. 200 procent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Goor, gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft, hij, verdachte,
- die voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak jou dood. Ik pak mijn mes en ik steek jou. En jij moet oppassen, anders ga je in de kist!" en/of "Als ik jou dood wil, wil ik daar gerust een paar jaar voor zitten" en/of "Jij moet oppassen. Ik ga jou doodmaken",
- (vervolgens) heeft hij, verdachte, een of meerdere malen naar zijn enkel gewezen en/of
- (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 4] , dreigend de woorden toegevoegd: "Kijk, ik heb een mes", althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Feit 1
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd en het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 februari 2023 wordt [getuige] (hierna: [getuige] ) op de parkeerplaats voor het gemeentehuis in Goor aangesproken door verdachte. Verdachte vraagt aan [getuige] of zij [slachtoffer 1] kent. Nadat [getuige] dit heeft bevestigd zegt verdachte: "Als ik [slachtoffer 1] zie ga ik haar slaan en dan loop ik zelf wel naar de politie". Verdachte zegt tegen [getuige] dat hij in zijn sok een mes heeft. Hij trekt zijn broekspijp omhoog en laat zijn sok zien. [getuige] ziet een bobbel in de sok van verdachte. [getuige] heeft nadat verdachte vertrokken was haar collega [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) gebeld om haar te waarschuwen.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de bewoordingen van verdachte, in samenhang met zijn gedragingen, van dien aard en vonden deze plaats onder zodanige omstandigheden, dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat haar dermate geweld zou worden aangedaan dat zij het leven zou kunnen laten. De rechtbank is verder van oordeel dat het opzet van verdachte gericht was op het teweegbrengen van een zodanige indruk, zodat er sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
3.2
Feit 2 en feit 3
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 maart 2023 zijn [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), namens de gemeente Hof van Twente, en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), in zijn functie als politieagent, bij de woning van verdachte geweest. Op 6 maart 2023 werd [slachtoffer 3] door verdachte gebeld. Verdachte vroeg waarom [slachtoffer 3] samen met de man van de gemeente bij zijn woning was gekomen en zei: “Als die man van gemeente hier aan de deur komt, ik maak hem dood! 200 Procent, ik maak hem dood ja!”. Hierop werd het gesprek door [slachtoffer 3] beëindigd. [slachtoffer 3] heeft [slachtoffer 2] op 6 maart 2023 over de bedreiging door verdachte geïnformeerd.
Kort na het eerste gesprek werd [slachtoffer 3] opnieuw door verdachte gebeld. [slachtoffer 3] was op dat moment in het bijzijn van collega’s die meeluisterden met het gesprek tussen verdachte en [slachtoffer 3] . Verdachte zei toen tegen [slachtoffer 3] : “Als jij hier komt morgen ik maak jou dood. 200 Procent”.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de bewoordingen van verdachte van dien aard en vonden deze plaats onder zodanige omstandigheden, dat bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat hen dermate geweld zou worden aangedaan dat zij het leven zouden kunnen laten. De rechtbank is verder van oordeel dat het opzet van verdachte gericht was op het teweegbrengen van een zodanige indruk, zodat er sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreigingen.
3.3
Feit 4
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 28 februari 2023 te Goor, gemeente Hof van Twente, [slachtoffer 1] (medewerker bij gemeente Hof van Twente) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling, door opzettelijk ten overstaan van [getuige] (tevens medewerker bij gemeente Hof van Twente):
- dreigend de woorden te uiten:"Als ik [slachtoffer 1] zie, ga ik haar slaan en dan loop ik zelf wel naar de politie",
- (vervolgens) te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had en
- (vervolgens) zijn broekspijp omhoog te trekken, waardoor een bobbel in zijn sok zichtbaar werd,
van welke bedreiging en dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 1] kennis heeft genomen;
2
hij op 6 maart 2023 in Nederland, ten overstaan van [slachtoffer 3] (brigadier bij politie Eenheid Oost-Nederland), [slachtoffer 2] (medewerker bij de gemeente Hof van Twente) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden geuit:"Als die man van de gemeente hier aan de deur komt, maak ik hem dood! 200 procent, ik maak hem dood ja!", van welke bedreiging/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 2] kennis heeft genomen;
3
hij op 6 maart 2023 in Nederland [slachtoffer 3] (brigadier bij politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij hier komt morgen, ik maak jou dood. 200 procent";
4
hij op 7 maart 2023 te Goor, gemeente Hof van Twente, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft, hij, verdachte,
- die voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak jou dood. Ik pak mijn mes en ik steek jou. En jij moet oppassen, anders ga je in de kist!" en "Als ik jou dood wil, wil ik daar gerust een paar jaar voor zitten" en "Jij moet oppassen. Ik ga jou doodmaken",
- (vervolgens) heeft hij, verdachte, een of meerdere malen naar zijn enkel gewezen en
- (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 4] , dreigend de woorden toegevoegd: "Kijk, ik heb een mes".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling;
feit 2, feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd - rekening houdend met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte - dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte, het gegeven dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel heeft geen toegevoegde waarde. Bij een bewezenverklaring van alle feiten is een gevangenisstraf voor de duur van een maand een passende straf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een reeks van bedreigingen van zijn buurman, gemeenteambtenaren en een politieagent. Dit zijn akelige feiten. Uit de verklaringen van de slachtoffers, maar ook van andere personen die daarbij werden betrokken, blijkt dat de feiten hebben geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid. Ook omdat bekend was dat verdachte een mes bij zich droeg. Gelet op de persoon van verdachte en zijn onvoorspelbare gedrag hielden de slachtoffers er rekening mee dat verdachte de bedreigingen daadwerkelijk zou kunnen uitvoeren. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 30 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. Artikel 63 Sr is van toepassing, gelet op de strafbeschikking van 10 maart 2023.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van:
- een pro Justitia rapport van 12 oktober 2023, opgemaakt door drs. M.C.G. Smeets,
GZ-Psycholoog;
- een pro Justitia rapport van 13 augustus 2024, opgemaakt door C.J.F. Kemperman,
psychiater.
Het rapport van de psycholoog houdt samengevat het volgende in. Verdachte is lijdend aan een ernstige verstandelijke beperking en er worden neurocognitieve problemen en disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsproblemen geconstateerd. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte lijdend aan deze stoornissen. Het is zeer waarschijnlijk dat verdachte vanuit zijn stoornissen in een stressvolle situatie tot de ten laste gelegde feiten is gekomen en dat er sprake is van een doorwerking. De beperkingen in het onderzoek bemoeilijken een zorgvuldige onderbouwing van de toerekenbaarheid. Er wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive in geweld, ernstig lichamelijk letsel en acuut dreigend gevaar wordt ingeschat als hoog als verdachte uit detentie komt en naar huis gaat. Indien verdachte in een op zijn behoeftes afgestemde woonvorm met begeleiding wordt opgenomen en substantiële ondersteuning krijgt bij verzorging, dagstructuur en daginvulling, wordt voornoemd risico ingeschat op laag-matig.
Geadviseerd wordt voor verdachte een beschermde woonvorm voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking in combinatie met gedrags- en cognitieve problematiek te zoeken, waarbij 24-uurs zorg aanwezig is. Daarnaast is verdachte gebaat bij gestructureerde dagbesteding. Ook wordt geadviseerd om een bewindvoerder en een mentor aan te stellen voor het behartigen van de belangen van verdachte. Verder wordt geadviseerd om op basis van de Wet forensische zorg een Rechterlijke Machtiging af te geven volgens de Wet zorg en dwang om de geadviseerde interventies en interventiecondities vorm te geven. Eventueel kunnen in aansluiting op de rechterlijke machtiging reclasseringsvoorwaarden worden opgelegd om toe te werken naar resocialisatie onder toezicht.
Het rapport van de psychiater houdt samengevat het volgende in. Bij verdachte is sprake van een verstandelijke beperking en daarnaast bestaan diverse psychosociale problemen (inadequate behuizing, ouder-kind problemen, partner-relatieproblemen). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bestond daarnaast een disruptieve impulsbeheersings- en andere gedragsstoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte lijdend aan deze stoornissen. Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is een zwakzinnige man die met onvoorspelbare emotie en agressie kan reageren op voor hem niet goed te hanteren stresssituaties. Er wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten verdachte in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Zolang verdachte in een structuur met daginvulling is ingebed en kan terugvallen op
hulpverlening is het recidiverisico laag. Als echter de ‘stuttende’ factoren wegvallen, dan is het recidiverisico matig-hoog. Verdachte kan zich niet goed zelfstandig handhaven door
zijn verstandelijke beperking, zijn zwakzinnigheid, en is dan ook gebaat bij een beschermde woonvoorziening, waar hij 24 uur per dag op iemand kan terugvallen met vragen en
problemen. Tevens is een gestructureerde dagbesteding van belang. Ook bewindvoering en mentorschap zouden nader onderzocht kunnen worden. Geadviseerd wordt de mogelijkheid te onderzoeken tot het afgeven van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet Zorg en
Dwang. Daarnaast wordt geadviseerd een reclasseringstoezicht op te leggen als extra stok achter de deur en om toezicht te houden op het traject.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bevindingen van de deskundigen voldoende onderbouwd om daar conclusies aan te verbinden. Dat betekent dat het voor de rechtbank vast staat dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat deze feiten daardoor in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het (aanvullend) reclasseringsadvies van 22 november 2024, opgemaakt door de reclasseringswerker [reclasseringswerker] . Het reclasseringsadvies houdt samengevat in dat verdachte een kwetsbare man is die door zijn beperkingen niet in staat is zelfstandig te functioneren. Zolang verdachte niet de zorg krijgt die hij nodig heeft, is er risico op recidive, omdat hij vanuit onmacht onvoldoende in staat is adequate coping en zelfcontrole toe te passen. Echter zodra passende zorg geboden wordt, is de kans op recidive en geweld laag. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Verdachte verblijft sinds 9 januari 2025 met een rechterlijke machtiging in een 24-uursvoorziening.
Gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling;
feit 2, feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.
Buiten staat
Mr. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023104083. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 2 maart 2023, pagina 29 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben werkzaam bij de gemeente Hof van Twente. Op 28 februari 2023 werd ik gebeld door mijn collega [naam] . Ik hoorde [naam] zeggen dat zij op de parkeerplaats was aangesproken door een man die vroeg of zij [slachtoffer 1] kende. Deze man sprak gebrekkig Nederlands. [naam] vroeg de man of hij [slachtoffer 1] bedoelde. De man zei dat dit het geval was. [naam] vertelde mij dat de man vervolgens had gezegd dat hij boos op mij was, dat hij zijn vrouw en kinderen al heel lang niet had gezien en dat hij mij ging slaan. Ook had de man tegen [naam] gezegd dat hij een mes bij zich droeg in zijn sok.
Op basis van hetgeen [naam] mij omschreef, een man die gebrekkig Nederlands sprak en waar zijn vrouw en kinderen uit huis zijn gegaan, wist ik direct dat het [verdachte] betrof.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 3] , van 7 maart 2023, pagina 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
In het gesprek met aangever [slachtoffer 1] hoorde ik haar zeggen dat zij bang was voor verdachte [verdachte] . Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat zij sinds de bedreiging tussen de middag niet meer het centrum van Goor in loopt, hetgeen zij daarvoor wel regelmatig deed. Ook hoorde ik haar zeggen dat zij aan het einde van haar werkdag niet alleen naar haar auto loopt, maar dat er altijd een collega met haar mee loopt omdat ze bang is dat verdachte [verdachte] haar opwacht.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , van 3 maart 2023, pagina 32 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik ben werkzaam bij de gemeente Hof van Twente. Op 28 februari 2023, liep ik vanaf het gemeentehuis, te Goor, naar mijn auto. Toen ik bij mijn auto aankwam passeerde mij een man. Ik hoorde dat de man mij vroeg of ik [slachtoffer 1] kende. Ik vroeg hem of hij [slachtoffer 1] bedoelde. Ik hoorde dat de man dit bevestigde. Ik hoorde de man op enig moment zeggen: "Als ik [slachtoffer 1] zie ga ik haar slaan en dan loop ik zelf wel naar de politie".. Ik kan me wel heel duidelijk herinneren dat hij zei dat hij [slachtoffer 1] ging slaan. Ook hoorde ik de man tussendoor zeggen dat hij een mes bij zich had in zijn sok. Ik zag dat hij hierbij zijn broekspijp omhoog deed en zijn sokken liet zien. Ik zag in zijn sok een bobbel. Het was voor mij duidelijk dat hij iets in zijn sok droeg. Hij zei zelf dat dit een mes was. Gezien de vorm die ik in zijn sok zag kan dit goed een mes zijn.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, van 8 maart 2023, pagina 56 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
O: Door mevrouw [slachtoffer 1] van de gemeente Hof van Twente is aangifte gedaan ter zake
bedreiging. Jij zou tegen haar collega verteld hebben dat jij geprobeerd had om aangeefster te bereiken, dat je boos op haar was en dat je haar zou gaan slaan. Ook zou je gezegd hebben dat je een mes bij je draagt in je sok. Aangeefster heeft zich door deze uitspraken bedreigd gevoeld en aangifte gedaan.
A: Ja ik weet waar je het over hebt. Ik hebt gesproken met een collega van haar op de parkeerplaats van het gemeentehuis. Ik heb haar gevraagd of ze [slachtoffer 1] kende. Ik heb gezegd dat ik [slachtoffer 1] zou gaan slaan omdat ze tegen mij zegt dat mijn vrouw niet terug komt. Ik heb haar wel verteld dat ik wel eens een mes bij me heb en heb haar laten zien dat ik het mes dan in de sok draag.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 7 maart 2023, pagina’s 24 en 25 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben werkzaam bij de gemeente Hof van Twente. Ik ben in die hoedanigheid betrokken bij de casus omtrent de heer [verdachte] . Vorige week, 2 maart, ben ik samen met de wijkagent, [slachtoffer 3] , bij de heer [verdachte] aan de deur geweest. Gisteren, 6 maart 2023, werd ik gebeld door [slachtoffer 3] . Hij vertelde mij dat de heer [verdachte] bedreigende taal had geuit jegens mij. De heer [verdachte] had gerefereerd aan het bezoek van 2 maart. [verdachte] had tegen [slachtoffer 3] gezegd dat de man van de gemeente niet meer aan zijn deur mocht komen. Dat ging dus om mij. [verdachte] had gezegd dat als ik weer zou komen hij mij dood zou maken. Het is mij bekend dat enige tijd geleden de heer [verdachte] mogelijk een mes bij zich droeg. Ik voel me wel door hem bedreigd. Ik weet dat hij regelmatig rond het gemeentehuis struint. Hij maakt op mij een onberekenbare indruk en dat maakt dat ik nu heel erg alert ben. Ik zal nu voorkomen dat ik in een één op één situatie met hem kom.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [slachtoffer 3] , van 6 maart 2023, pagina 40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 2 maart 2023 ging ik als wijkagent met een medewerker van de gemeente
mee naar het adres van meneer [verdachte] aan de [adres] . Maandag 6 maart 2023 begon ik aan mijn late dienst. Bij aanvang van de dienst schakelde ik de mobiele werktelefoon in. Om 13.42 uur werd ik teruggebeld. Ik nam op en zei: "Goedemiddag, [slachtoffer 3] van de politie Hof van Twente, met wie spreek ik". Ik hoorde dat er werd gereageerd met: "Jij weet wie ik ben?". Ik hoorde nogmaals: "Ja jij weet wie ik ben?" Hierop hoorde ik aan de woordkeuze, de klank van de stem en het accent dat het meneer [verdachte] betrof. Ik hoorde meneer [verdachte] zeggen: "Waarom jij was hier donderdag met die man van gemeente". Hierop hoorde ik meneer [verdachte] zeggen: "Als die man van gemeente hier aan de deur komt, ik maak hem dood! 200 procent, ik maak hem dood ja!".
Feit 3
1
Het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [slachtoffer 3] , van 6 maart 2023, pagina 40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Vandaag, 6 maart 2023 begon ik omstreeks 13.30 uur aan mijn late dienst. Om 13.51 uur werd ik nogmaals gebeld door het nummer van meneer [verdachte] . Ik had inmiddels een aantal collega's gevraagd om het gesprek met mij mee te luisteren omdat [verdachte] bedreigingen had geuit. Ik nam de telefoon op, zette hem op de luidspreker en zei vervolgens: "Hallo [verdachte] , met [slachtoffer 3] . De telefoon staat op de luidspreker." Ik hoorde [verdachte] vervolgens zeggen: "Als jij hier komt morgen ik maak jou dood. 200 procent.” Hoewel ik niet bang ben voor meneer [verdachte] zie ik wel dat zijn gedrag escaleert. Meneer [verdachte] komt op mij over als iemand die moeite heeft om zichzelf te redden. Hij komt daardoor over als iemand die weinig te verliezen heeft. Daarom ben ik bang dat [verdachte] in zijn huidige geestestoestand zeker kan proberen om iemand dood te maken. Hij heeft reeds twee keer aan mensen laten zien dat hij een mesje bij zich draagt in een sok.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 6 maart 2023, pagina 44, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op 6 maart 2023 was ik aanwezig in het politiebureau gelegen te Goor. Ik hoorde dat mijn collega [slachtoffer 3] een telefoongesprek voerde en dit gesprek vervolgens op de luidspreker zette. Ik hoorde dat collega [slachtoffer 3] de beller [verdachte] noemde. Ik hoorde deze man zeggen dat als collega [slachtoffer 3] bij hem zou komen, hij hem dood zou maken. Ik hoorde de man daarna zeggen dat hij hem voor 200% dood zou maken.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , van 6 maart 2023, pagina 46, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Ik hoorde dat [verdachte] tegen collega [slachtoffer 3] via de telefoon zei dat hij hem dood ging maken. Ik hoorde dat hij zei dat hij dit voor tweehonderd procent ging doen.
Feit 4
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van 7 maart 2023, pagina 7;
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, van 8 maart 2023, pagina 56.