In deze civiele zaak heeft de kantonrechter op 11 februari 2025 een eindvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht over de echtheid van de handtekening van de gedaagde onder een inkoopverklaring. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. Spoler, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder ANGLR. B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Engels. De procedure begon met een tussenvonnis op 26 maart 2024, waarin een deskundige werd benoemd om de echtheid van de handtekening te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de handtekening onder de inkoopverklaring afkomstig was van de gedaagde, wat leidde tot de toewijzing van een groot deel van de vordering van de eiser.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de inkoopverklaring een onderhandse akte is met dwingende bewijskracht. De eiser heeft bewezen dat zij de auto van de gedaagden heeft gekocht, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door de auto als gestolen te registreren en niet af te staan aan de eiser. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiser heeft geleden, inclusief een schadevergoeding van € 4.951,88, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn ook toegewezen aan de eiser, die op basis van een toevoeging heeft geprocedeerd.
De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en markeert een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot de echtheid van handtekeningen en de aansprakelijkheid van partijen in een koopovereenkomst.