ECLI:NL:RBOVE:2025:882

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
10588012 \ CV EXPL 23-2586
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht over echtheid handtekening in civiele zaak

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter op 11 februari 2025 een eindvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht over de echtheid van de handtekening van de gedaagde onder een inkoopverklaring. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. Spoler, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder ANGLR. B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Engels. De procedure begon met een tussenvonnis op 26 maart 2024, waarin een deskundige werd benoemd om de echtheid van de handtekening te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de handtekening onder de inkoopverklaring afkomstig was van de gedaagde, wat leidde tot de toewijzing van een groot deel van de vordering van de eiser.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de inkoopverklaring een onderhandse akte is met dwingende bewijskracht. De eiser heeft bewezen dat zij de auto van de gedaagden heeft gekocht, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door de auto als gestolen te registreren en niet af te staan aan de eiser. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiser heeft geleden, inclusief een schadevergoeding van € 4.951,88, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn ook toegewezen aan de eiser, die op basis van een toevoeging heeft geprocedeerd.

De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en markeert een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot de echtheid van handtekeningen en de aansprakelijkheid van partijen in een koopovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10588012 \ CV EXPL 23-2586
Vonnis van 11 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T.M. Spoler,
tegen

1.ANGLR. B.V.,

te Eindhoven,
2.
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: Anglr., [gedaagde] en gezamenlijk: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. J. Engels.

1.Samenvatting

1.1.
In het tussenvonnis van 26 maart 2024 heeft de kantonrechter een deskundige benoemd om te rapporteren over de echtheid van de handtekening van [gedaagde] onder de inkoopverklaring. De kantonrechter volgt de conclusie van de deskundige dat de handtekening onder de inkoopverklaring afkomstig is van [gedaagde] . De vordering van [eiser] zal daarom voor een belangrijk deel worden toegewezen. De kantonrechter legt hieronder uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2024;
- het deskundigenbericht;
- de akte na deskundigenbericht van [eiser] ;
- de akte na deskundigenbericht van [gedaagden]
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

Bewijsopdracht [eiser]
3.1.
In het tussenvonnis van 27 februari 2024 heeft de kantonrechter [eiser] opgedragen te bewijzen dat zij de auto van [gedaagden] heeft gekocht. In het tussenvonnis van 26 maart 2024 heeft de kantonrechter drs. P.L. Zevenbergen (Justitiana Forensisch Schriftexperts) als deskundige benoemd en hem opgedragen onderzoek te doen naar onder andere de echtheid van de handtekening van [gedaagde] onder de inkoopverklaring. De deskundige heeft het aan hem opgedragen onderzoek verricht en heeft een op 16 augustus 2024 gedateerd rapport uitgebracht. Partijen hebben vervolgens op het deskundigenrapport kunnen reageren.
Deskundigenrapport
3.2.
In het rapport concludeert de deskundige als volgt:
Op basis van het onderzoek en aan de hand van het mij ter beschikking gestelde materiaal ben ik van mening dat:
1.
Het extreem veel waarschijnlijker is dat de handtekening rechts onderaan de inkoopverklaring geplaatst is door [gedaagde] dan dat deze handtekening geplaatst is door een willekeurig ander persoon.
2.1.
Het extreem veel waarschijnlijker is dat het handschrift naast het kopje “Verkoper”op de inkoopverklaring afkomstig is van [gedaagde] , dan dat dit handschrift afkomstig is van een willekeurig ander persoon.
2.2.
Het extreem veel waarschijnlijker is dat het handschrift naast het kopje “Koper” op de inkomensverklaring afkomstig is van [eiser] , dan dat dit afkomstig is dan een willekeurig ander persoon.
2.3.
Het extreem veel waarschijnlijker is dat het handschrift naast het kopje “Product” op de inkoopverklaring afkomstig is van een willekeurig ander persoon dan dat dit handschrift afkomstig is van [gedaagde] of [eiser] .
2.4.
a. Het extreem veel waarschijnlijker is dat het handschrift onder het kopje “Totaalbedrag” afkomstig is van een willekeurig ander persoon dan dat dit handschrift afkomstig is van [gedaagde] of [eiser] .
2.4.
b. Geen uitspraak kan worden gedaan over wie de schrijver is van het bedrag 2800,-.
3. Het vraagstuk of de inkoopverklaring gelijktijdig is ingevuld met de handtekeningvan [eiser] en/of [gedaagde] niet binnen mijn competentie als schriftexpert valt.
3.3.
[eiser] kan zich vinden in de conclusie van de deskundige en concludeert dat zij in haar bewijsopdracht geslaagd is. [gedaagden] volharden in het eerder ingenomen standpunt dat [gedaagde] niet aanwezig was bij het invullen van de inkoopverklaring. Volgens [gedaagden] volgt uit het rapport dat er waarschijnlijk drie personen betrokken waren bij het invullen van de inkoopverklaring en dat geen duidelijkheid kan worden gegeven over wanneer welke informatie daarin terecht is gekomen. Niet uitgesloten kan worden dat [gedaagde] in een eerder stadium haar gegevens en handtekening heeft ingevuld op een blanco inkoopverklaring en dat hier nadien de gegevens van de koper en productinformatie op zijn ingevuld. Omdat niet vaststaat wie de productgegevens van het voertuig heeft ingevuld kan dit ook [naam] zijn, aldus [gedaagden]
3.4.
De kantonrechter neemt de conclusie van de deskundige onder 1. over en stelt vast dat de handtekening onder de inkoopverklaring van [gedaagde] afkomstig is. Dat betekent dat de inkoopverklaring, gelet op wat de kantonrechter in het tussenvonnis van 27 februari 2024 onder r.o. 4.5. heeft overwogen, een onderhandse akte is waaraan tussen partijen dwingende bewijskracht toekomt.
3.5.
De kantonrechter volgt [gedaagden] niet in hun stelling dat [naam] de inkoopverklaring mogelijk zonder medeweten van [gedaagde] heeft ingevuld. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit dat afgeleid kan worden. Dat hebben [gedaagden] niet gedaan. Zij hebben alleen aangevoerd dat het een mogelijkheid is, maar hebben niet onderbouwd dat van die situatie daadwerkelijk sprake is geweest. Gelet op het voorgaande is [eiser] geslaagd in haar bewijsopdracht dat zij de auto heeft gekocht.
3.6.
De kantonrechter overweegt dat uit de inkoopverklaring niet ondubbelzinnig volgt of [gedaagde] of Anglr. de verkoper is van de auto. In de inkoopverklaring zijn onder ‘verkoper’ alleen de gegevens van [gedaagde] opgenomen. Omdat [eiser] beide partijen aanspreekt op grond van wanprestatie en onrechtmatige daad, moet eerst vastgesteld worden wie verkoper van de auto was. [eiser] stelt in de dagvaarding dat de auto verkocht is door [gedaagde] en/of Anglr. maar schrijft onder randnummer 10 van de dagvaarding en randnummer 14 van de spreekaantekeningen van mr. Spoler, dat de auto door Anglr. te koop werd aangeboden, op naam van Anglr. geregistreerd stond en ook door Anglr. verkocht werd. In de conclusie van antwoord gaan [gedaagden] er vanuit dat – indien er een koopovereenkomst is gesloten – de auto door Anglr. verkocht is. Omdat beide partijen er vanuit gaan dat Anglr. de eigenaar en verkoper van de auto was en de auto bovendien werd aangeboden door Anglr. en ook op haar naam geregistreerd stond, stelt de kantonrechter vast dat Anglr. verkoper van de auto was.
Onrechtmatige daad en wanprestatie
3.7.
Nu vast is komen te staan dat [eiser] de auto heeft gekocht van Anglr., komt de kantonrechter toe aan de vraag of Anglr. tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, dan wel of Anglr. en/of [gedaagde] onrechtmatig hebben gehandeld door de auto terug te nemen en daarmee schadeplichtig zijn.
Onrechtmatige gedraging
3.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Anglr. onrechtmatig gehandeld door de auto, nadat deze in eigendom was overgedragen aan [eiser] , als gestolen te registreren en na inbeslagname door de politie, zelf in ontvangst te nemen. Ook heeft zij onrechtmatig gehandeld door de auto niet af te staan aan [eiser] . Zij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] . De kantonrechter overweegt daarbij dat de feitelijke handelingen van [gedaagde] als bestuurder van de vennootschap, aan te merken zijn als gedragingen van Anglr.
3.9.
De kantonrechter is verder van oordeel dat [gedaagde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt en zij daarom ook in privé onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . [gedaagde] heeft in de wetenschap dat [eiser] eigenaar was van de auto, de auto als gestolen geregistreerd en namens Anglr. aanspraak gemaakt op de auto na inbeslagname door de politie. Ook heeft zij namens Anglr. geweigerd de auto aan [eiser] af te staan. [gedaagde] wist, of behoorde te weten, dat zij door dit handelen [eiser] schade zou toebrengen. Dit handelen – in essentie: het doen van een valse aangifte met als oogmerk dat [eiser] de auto die zij heeft gekocht weer kwijtraakt, en dat Anglr. daar weer over komt te beschikken – is een zodanig grove inbreuk op de rechten van [eiser] , en wijkt in zo vergaande mate af van het gedrag dat in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar kan worden bestempeld, dat het niet slechts als onrechtmatig, maar zelfs als ernstig verwijtbaar moet worden bestempeld. [gedaagde] kan zich onder deze omstandigheden niet aan aansprakelijkheid onttrekken met het argument dat zij heeft gehandeld als bestuurder van Anglr., omdat dit handelen, als gezegd, dusdanig ernstig verwijtbaar is dat dit ook haar persoonlijke aansprakelijkheid tot gevolg moet hebben. Gelet op het voorgaande hebben zowel Anglr. als [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.
Schade
3.10.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade en een schadevergoeding van € 6.006,31 te vermeerderen met de wettelijke rente. De schade bestaat volgens [eiser] uit meerdere posten, die de kantonrechter hierna zal bespreken.
Aankoopsom en inruilwaarde Ford
3.11.
[eiser] vordert ten eerste het deel van de koopsom dat zij in contanten voor de auto heeft betaald, van € 2.800,-. Omdat dit bedrag ook volgt uit de inkoopverklaring en door [gedaagden] als zodanig niet is betwist, zal dit bedrag worden toegewezen. [eiser] stelt verder dat zij bij de koop haar Ford Mondeo Wagon (hierna de Ford) heeft ingeruild en dat die een waarde had van € 1.000,-. Ter onderbouwing van die waarde verwijst zij naar een autowebsite waar zij de gegevens van de Ford heeft ingevuld en waaruit volgt dat de Ford een waarde van tussen de € 0,- en € 1.000,- heeft. [gedaagden] betwisten dat. Zij voeren aan dat er geen auto is ingeruild en dat uit de historie van de Ford bovendien blijkt dat deze kort na overschrijving is gesloopt. Als de Ford al zou zijn ingeruild zou die daarom geen waarde van € 1.000,- hebben. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de inkoopverklaring voldoende dat de Ford is ingeruild. Omdat in de inkoopverklaring geen waarde van de Ford is opgenomen en [gedaagden] gemotiveerd hebben aangevoerd dat de Ford op 16 november 2022 is gesloopt, acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat de Ford ten tijde van de inruil een waarde had van € 1.000,-. De kantonrechter zal de waarde daarom op basis van de door [eiser] overgelegde waarde indicatie schattenderwijs vaststellen op € 500,-.
Verzekeringspenningen en belastingen
3.12.
[eiser] vordert een bedrag van € 18,06 aan betaalde verzekeringspenningen tot 14 oktober 2022. Verder vordert zij een bedrag van € 758,- aan (na)heffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en boetebeschikkingen. [gedaagden] betwisten deze bedragen en stellen dat [eiser] die verzekeringspenningen en belastingen niet verschuldigd is omdat het voertuig geschorst zou zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] haar vordering voldoende heeft onderbouwd met de overgelegde (na)heffingsaanslagen. [gedaagden] hebben hun betwisting daartegenover niet onderbouwd. De kantonrechter zal de bedragen voor de verzekeringspenningen en belastingen daarom toewijzen. [eiser] vordert ook een bedrag van € 234,40 aan garagekosten voor het onderhoud van de Volvo. Omdat [eiser] de facturen voor de betreffende kosten heeft overgelegd en [gedaagden] deze kosten niet hebben betwist zal de kantonrechter ook dit bedrag toewijzen.
GBLT, tenaamstellingskosten, reiskosten en BIK
3.13.
[eiser] vordert een bedrag van € 316,13 wegens de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding van de GBLT. Volgens [eiser] is het verzoek om kwijtschelding afgewezen omdat de auto op haar naam stond terwijl zij deze niet kon gebruiken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] deze schadepost onvoldoende onderbouwd. Uit de beschikking blijkt namelijk niet dat de afwijzing het gevolg is van (alleen) de auto die op haar naam geregistreerd stond. De kantonrechter zal de schadepost daarom afwijzen.
3.14.
[eiser] vordert verder een bedrag van € 6,33 voor de tenaamstellingskosten van de auto. [gedaagden] betwisten deze kosten en stellen dat – indien zij de auto zouden hebben verkocht – zij die kosten zouden dragen. [eiser] heeft de betaling van deze kosten voldoende onderbouwd door overlegging van stukken van het RDW. De kantonrechter zal dit bedrag daarom toewijzen. [eiser] vordert verder een bedrag van € 71,28 voor de reiskosten naar de garage Houtermann Wijchen, waar de auto na inbeslagname door de politie neergezet was. Volgens [eiser] moest zij naar de garage toe om vast te stellen dat de auto inmiddels aan [gedaagden] was afgegeven. [gedaagden] betwisten deze post omdat onduidelijk is waarom het voor [eiser] noodzakelijk was naar de garage te gaan. De kantonrechter volgt [gedaagden] daarin niet. Door de onrechtmatige gedraging van [gedaagden] was [eiser] genoodzaakt zelf actie te ondernemen en bij de garage langs te gaan om vast te stellen dat de auto daar niet langer was. De kantonrechter wijst het bedrag van € 71,28 daarom toe.
3.15.
[eiser] vordert tot slot een bedrag van € 643,11 aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagden] betwisten die kosten. [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat haar gemachtigde werkzaamheden heeft verricht die zien op vaststelling van schade en aansprakelijkheid en verkrijging van voldoening buiten rechte. De kantonrechter wijst conform het rapport BGK-Integraal een bedrag van € 563,81 toe.
Conclusie
3.16.
Gelet op het voorgaande hebben [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld waardoor zij schade heeft geleden. De kantonrechter zal de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden en nog te lijden schade daarom toewijzen. Ook zal de kantonrechter betaling van een bedrag van € 4.951,88 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding (20 juni 2023) tot aan de dag van volledige betaling. Omdat [gedaagden] schadeplichtig zijn op grond van onrechtmatige daad komt de kantonrechter niet toe aan bespreking van het beroep op wanprestatie.
3.17.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zullen [gedaagden] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
847,50
(2,5 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.068,50
3.18.
Omdat een bedrag van € 4.483,05 voor de schadeloosstelling en het loon van de deskundige door de griffier uit de Rijkskas is betaald en voorlopig in debet is gesteld, zullen [gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld om dit bedrag aan de griffier te voldoen.
3.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.20.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens [eiser] voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade op grond van onrechtmatige daad,
4.2.
veroordelen [gedaagden] hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.951,88, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
4.3.
veroordelen [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 5.551,55, waarvan:
- te voldoen aan de griffier € 4.483,05 aan in debet gestelde deskundigenkosten, nadat [gedaagden] daarvoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak hebben ontvangen, en te betalen binnen de daarvoor op de nota gestelde termijn,
- te voldoen aan [eiser] € 1.068,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.4.
veroordelen [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.(mb)