ECLI:NL:RBOVE:2025:87

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
AK_23_2587
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening tijdelijke omgevingsvergunning voor bouwen en afgraven grond met vrees voor geluidsoverlast

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eisers tegen de aan Landtgoed VOF verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen, het afgraven van grond en het realiseren van een grondwal. Eisers vrezen geluidsoverlast en hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning. De rechtbank behandelt het beroep op 5 december 2024, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigden van het college en de vergunninghouder, aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning op 6 februari 2023 correct heeft verleend, ondanks de vrees voor geluidsoverlast. Het akoestisch onderzoek toont een overschrijding van 1 dB(A) van de richtwaarde van 40 dB(A), maar deze wordt gecompenseerd door een geluidsafschermende voorziening. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de geluidsnormen en dat er geen motiveringsgebrek is. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de vergunning blijft staan. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2587

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en mevrouw [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr.ing. B. Brandenburg-Stroo),
en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte, het college

(gemachtigde: [gemachtigde 1], [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Landtgoed VOF uit Raalte (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. A.D. Haja).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de aan Landtgoed VOF verleende (tijdelijke) omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen, het afgraven van grond en realiseren van een grondwal en het strijdig gebruiken van gebouwen en gronden op het perceel [adres].
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 november 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven, onder aanvulling van de motivering.
1.2.
Eisers hebben beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en hun gemachtigde, de gemachtigden van het college en de vergunninghouder, verschenen bij [naam 1] en [naam 2] en de gemachtigde van de vergunninghouder, vergezeld door ing. [naam 3].

Totstandkoming van het besluit

2. Op 21 oktober 2022 heeft Landtgoed VOF bij het college een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van gebouwen, het afgraven van grond en realiseren van een grondwal en het afwijken van het met het bestemmingsplan strijdig gebruik van gebouwen en gronden voor maximaal 3 jaar aan de [adres].
3. Bij besluit van 6 februari 2023, met aanvulling op 22 februari 2023, heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
4. Op 15 maart 2023, met aanvulling op 14 april 2023 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de vergunning. Op 20 maart 2023, met aanvulling op 15 april 2023, heeft ook de vergunninghouder bezwaar gemaakt tegen de vergunning.
5. Naar aanleiding van het advies van de commissie bezwaarschriften heeft de vergunninghouder op 12 september 2023 de aanvraag voor wat betreft de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ aangevuld voor wat betreft het plaatsen van een erfafscheiding/geluidswerend scherm.
6. Het college heeft met de beslissing op de bezwaren van eisers en vergunninghouder van 3 november 2023 besloten om de in rechtsoverweging 5 genoemde aanvraag te verlenen. Het besluit van 6 februari 2023, met aanvulling op 22 februari 2023, heeft het college in de beslissing op bezwaar in stand gelaten, onder aanvulling van de motivering.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning van 6 februari 2023, met aanpassing van 22 februari 2023, heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
8. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
9. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
10. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 21 oktober 2022. De aanvullende aanvragen dateren van voor 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
11. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage die onderdeel van deze uitspraak uitmaakt.
Het beroep
12. Ter zitting hebben eisers enkel hun beroepsgronden ten aanzien van de geluidsoverlast van het terras, gelegen aan de westzijde van het clubgebouw, en het akoestische onderzoek gehandhaafd. De rest van de beroepsgronden hebben zij ingetrokken.
13. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college bij de vergunningverlening van een akoestisch rapport is uitgegaan waaraan uitgangspunten ten grondslag liggen die een onderschatting geven van de geluidsremissie van de inrichting. Eisers verwijzen daartoe naar een second opinion, uitgevoerd door LBP/Sight waarin kanttekeningen bij het akoestisch rapport dat bij de aanvraag is overgelegd worden geplaatst. Volgens eisers is op voorhand niet duidelijk of aan de richtwaarde van 40 dB(A) in de avondperiode kan worden voldaan. Verder sluit het akoestisch onderzoek dat het college hanteert als onderbouwing aan bij de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’, maar onderbouwt het college niet waarom niet naar de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’ is gekeken. Het besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. In het akoestisch rapport behorend bij de omgevingsvergunning is de omgeving aangeduid als ‘rustige woonwijk, rustig buitengebied’, terwijl dit op grond van de ligging ‘landelijk gebied’ zou moeten zijn. Daarbij hoort een richtwaarde van 35 dB(A) in de avond. Tot slot voeren eisers aan dat de vergunningsvoorschriften ten aanzien van ‘geluidsvolume’ en ‘versterkte muziek’ onduidelijk en niet handhaafbaar zijn.
13.1.
De rechtbank overweegt dat het college bij het vaststellen van de geluidsnormen uit heeft mogen gaan van de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’. Het college heeft geen beleid ten aanzien van welke geluidsnormen gehanteerd worden bij vergunningverlening, maar heeft voldoende onderbouwd dat er sprake is van een vaste gedragslijn dat de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ wordt gehanteerd. Het college had daarom niet expliciet hoeven te onderbouwen waarom er niet naar de (richt)waardes uit de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’ is gekeken.
13.2.
In tegenstelling tot hetgeen eisers betogen, kleeft er geen motiveringsgebrek aan het bestreden besluit.
13.3.
Het college heeft verder naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat hij bij het verlenen van de omgevingsvergunning uit heeft kunnen gaan van het omgevingstype ‘rustige woonwijk, rustig buitengebied’. Daartoe is mede van belang dat op de locatie al een buitensportcentrum planologisch is toegestaan, dat er meerdere agrarische bedrijven in de buurt aanwezig zijn en er een doorgaande weg in de nabijheid is gelegen. Bij de vergunningverlening heeft het college daarom uit kunnen gaan van een langtijdgemiddeld geluidsniveau van 40 dB(A) als richtwaarde in de avondperiode. Uit het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de omgevingsvergunning (d.d. 30 augustus 2023) wordt geconcludeerd dat er een overschrijding van 1 dB(A) is van de richtwaarde van 40 dB(A) voor het langtijdgemiddeld geluidsniveau. Deze overschrijding wordt echter teniet gedaan door het plaatsen van een geluidsafschermende voorziening. Eisers hebben dit ook niet betwist.
13.4.
De voorschriften uit de omgevingsvergunning acht de rechtbank tot slot voldoende duidelijk en handhaafbaar. In de voorschriften is opgenomen dat er voldaan dient te worden aan de uitgangspunten en voorwaarden zoals opgenomen in het in opdracht van het college door VandB Advies uitgevoerde akoestisch onderzoek van 30 augustus 2023. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat er toezicht kan worden gehouden op de daarin opgenomen uitgangspunten, zoals richt- en grenswaarden. Hoe de scheidingswand is uitgevoerd en of dit in overeenstemming is met de voorschriften is een kwestie van handhaving en kan niet in het kader van deze procedure beoordeeld worden.
13.5.
De beroepsgrond van eisers slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
(…)
Bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht

Artikel 4

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.