ECLI:NL:RBOVE:2025:784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
10808636 \ CV EXPL 23-2675
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van advocaatkosten en verschotten in letselschadezaak met dwalingsverweer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Camps Advocatuur B.V. en een gedaagde partij. De eiser, Camps Advocatuur, vorderde betaling van advocaatkosten en verschotten in het kader van een letselschadezaak. De gedaagde had een beroep gedaan op dwaling, stellende dat hij niet voldoende was geïnformeerd over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van opdracht betreft, waarbij Camps een bedrag van € 12.698,90 aan advocaatkosten had gefactureerd. Van dit bedrag had de aansprakelijkheidsverzekeraar Univé € 4.520,51 vergoed. De gedaagde was van mening dat hij de resterende facturen van € 8.178,39 niet hoefde te betalen, omdat hij onvoldoende was geïnformeerd over de financiële consequenties van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het kostenbeding in de overeenkomst niet transparant was en dat Camps niet voldoende informatie had verstrekt over de te verwachten kosten. Hierdoor werd het kostenbeding als oneerlijk beschouwd en vernietigbaar verklaard. De vordering van Camps tot betaling van aanvullende advocaatkosten werd afgewezen, en de gedaagde werd enkel veroordeeld tot betaling van een verschottennota van € 435,60. Camps werd ook veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10808636 \ CV EXPL 23-2675
Vonnis van 11 februari 2025
in de zaak van
CAMPS ADVOCATUUR B.V.,
te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: Camps,
gemachtigde: mr. M.J.E.C. Camps,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M. Booij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 juli 2024
- de akte overlegging stukken van Camps met producties 12 tot en met 17
- de akte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 2 juni 2021 een verkeersongeval overkomen. Op 30 juni 2021 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten waarbij zij hebben afgesproken dat Camps [gedaagde] als advocaat zou bijstaan in zijn letselschadezaak tegen Univé als verzekeraar van de andere bij het ongeval betrokken partij.
2.2.
De overeenkomst van opdracht vermeldt verder voor zover relevant:
“1. Opdrachtgever verklaart door opdrachtnemer te zijn gewezen op de mogelijkheid
van gefinancierde rechtsbijstand en aanvaardt dat de opdrachtnemer niet op deze
basis voor opdrachtgever werkzaam zal zijn.
2. Opdrachtnemer zal zijn werkzaamheden verrichten voor een actueel uurtarief van thans € 250,00 vermeerderd met de wettelijke omzetbelasting 21% en medische en/of arbeidsdeskundige en/of actuariële kosten. (…) Facturen bevatten het aantal gewerkte uren, kosten van derden zoals medici, arbeidsdeskundigen etc. en de BTW en zij worden maandelijks verzonden.
(…)
4. Zolang de aansprakelijkheid/causaliteit door de verzekeraar niet geheel of slechts gedeeltelijk is erkend, dient de opdrachtgever rekening te houden met door hemzelf te betalen eigen kosten die bij de opdrachtgever periodiek in rekening worden gebracht.
5. Indien blijkt dat de verzekeraar om wat voor reden de betaling van de advocaatkosten op enig moment afwijst, bijv. vanwege causaliteitsvraagstukken etc., zullen opdrachtgever en Camps Advocatuur BV opnieuw afspraken maken over de kosten die opdrachtgever dan voor eigen rekening krijgen te betalen en wordt overlegd over het starten van het gerechtelijke proces bij de Rechtbank of enige andere bevoegde instantie. Bij het starten van een gerechtelijke procedure wordt een nieuwe dossier geopend omdat “de knop dan om moet”. De verzekeraar betaalt dan immers niet meer de kosten van de advocaat.”
2.3.
Voor de overige relevante feiten verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 30 juli 2024.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De overeenkomst tussen partijen is een overeenkomst van opdracht. Camps heeft op grond van die overeenkomst in totaal een bedrag van € 12.698,90 aan advocaatkosten gefactureerd ten behoeve van de belangenbehartiging van [gedaagde] in zijn letselschadezaak tegen Univé. Univé heeft daarvan als aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van artikel 6:96 BW een bedrag van € 4.520,51 rechtstreeks aan Camps vergoed. In deze zaak moet worden beoordeeld of [gedaagde] de resterende openstaande facturen van € 8.178,39 (te vermeerderen met kosten) aan Camps moet betalen.
3.2.
[gedaagde] heeft een beroep op dwaling gedaan. Volgens [gedaagde] heeft Camps hem niet voldoende geïnformeerd over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Aan de beoordeling van dat dwalingsverweer gaat nog een vraag vooraf. [gedaagde] is een consument en daarom moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of een bepaling in de overeenkomst van opdracht onder de Richtlijn oneerlijke bedingen [1] (hierna ‘de Richtlijn’) valt en, zo ja, of die bepaling oneerlijk is. Een richtlijnconforme uitleg brengt mee dat de kantonrechter een oneerlijke bepaling op grond van artikel 6:233 BW moet vernietigen. In het tussenvonnis van 30 juli 2024 heeft de kantonrechter in dat kader overwogen dat partijen zich mochten uitlaten over de Richtlijn en het arrest van het Hof van Justitie van 12 januari 2023 [2] .
Is het beding voldoende duidelijk en transparant?
3.3.
Het kostenbeding is een kernbeding. [3] Kernbedingen worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van de Richtlijn als zij niet transparant zijn. Van belang is dat de consument in staat wordt gesteld om de financiële consequenties in te schatten die voor hem uit dat beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor deze diensten zal moeten betalen. Bij die beoordeling betrekt de kantonrechter alle relevante feitelijke gegevens en omstandigheden rond het sluiten van de overeenkomst.
3.4.
In het arrest van 12 januari 2023 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie
– onder meer – overwogen dat een kostenbeding op basis van een uurtarief zonder verdere precisering niet transparant is, omdat de consument in dat geval niet in staat wordt gesteld om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien. De advocaat moet als dienstverlener aan de consument vóórdat de overeenkomst wordt gesloten alle informatie verstrekken die de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van de diensten te ramen. Daarbij kan worden gedacht aan een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen of tussentijdse verslagen te sturen waarin het aantal reeds gepresteerde werkuren wordt vermeld. [4]
3.5.
De kantonrechter zal eerst onderzoeken of het kostenbeding in de artikelen 2, 4 en 5 van de overeenkomst van opdracht (r.o. 2.2.) voldoende duidelijk en transparant is.
3.6.
Partijen zijn in artikel 2 van de overeenkomst van opdracht (r.o. 2.2.) alleen een uurtarief overeengekomen. Niet gesteld of gebleken is dat Camps daarbij een indicatie heeft gegeven van de omvang van de in totaal te verwachten kosten of van de aard en omvang van de te verwachten werkzaamheden. Bovendien is onduidelijk in hoeverre Camps bij het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde] heeft uitgelegd dat [gedaagde] waarschijnlijk ook een deel van de advocaatkosten zelf zou moeten betalen. In artikel 4 van de overeenkomst van opdracht staat daarover alleen:
‘zolang de aansprakelijkheid/causaliteit door de verzekeraar niet geheel of slechts gedeeltelijk is erkend, dient de opdrachtgever rekening te houden met door hemzelf te betalen eigen kosten’. Uit deze formulering blijkt niet duidelijk met welke kosten [gedaagde] rekening moet houden en over welke periode. Bovendien vordert Camps in deze procedure alle kosten, behoudens voor zover de kosten al zijn vergoed door Univé en niet alleen de kosten tot aan de erkenning van aansprakelijkheid. Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat Camps voorafgaand aan de overeenkomst een indicatie heeft gegeven van de omvang van de kosten die [gedaagde] zelf zou moeten betalen of bijvoorbeeld van de verhouding tussen de kosten die de verzekeraar vergoedt en de te verwachten eigen kosten. Het is gelet daarop onduidelijk of [gedaagde] de financiële gevolgen hiervan heeft kunnen overzien bij het aangaan van de overeenkomst.
3.7.
Camps heeft conform de opdrachtbevestiging wel tussentijds declaraties met specificaties gestuurd aan Univé en [gedaagde], maar dat is in dit geval ook niet voldoende. Camps heeft daarmee weliswaar het aantal uren inzichtelijk gemaakt dat zij in opdracht van [gedaagde] aan werkzaamheden heeft verricht, maar op basis van die declaraties was het voor [gedaagde] niet duidelijk welk bedrag aan advocaatkosten nog resteerde na de gedeeltelijke vergoeding door Univé en welk bedrag [gedaagde] nog rechtstreeks aan Camps zou moeten vergoeden. Bovendien was op basis van die declaraties voor [gedaagde] ook niet duidelijk wat het voorzienbare of minimale aantal uren was dat Camps nodig zou hebben om de rechtsbijstand te verlenen.
3.8.
Camps heeft in de akte nog toegelicht dat het arrest van het Hof van Justitie dateert van na de overeenkomst van opdracht met [gedaagde] en dat de tariefafspraken van Camps met andere cliënten na de uitspraak van het Hof van Justitie zijn aangepast aan die uitspraak. Dat is niet genoeg voor een ander oordeel in deze zaak, omdat de Richtlijn al dateert van voor het aangaan van de overeenkomst.
3.9.
De kantonrechter komt al met al tot de conclusie dat het kostenbeding in strijd is met het transparantievereiste, omdat Camps [gedaagde] voor het aangaan van de overeenkomst niet die informatie heeft gegeven die hem in staat stelde om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële consequenties van het sluiten van die overeenkomst zijn beslissing te nemen [5] .
Is het beding oneerlijk?
3.10.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het kostenbeding ook oneerlijk is. Het kostenbeding is in dat geval vernietigbaar op grond van artikel 6:233 sub a BW. Afdeling 6.5.3 moet in het licht van de Richtlijn worden uitgelegd. De kantonrechter moet met afweging van alle omstandigheden van het geval beoordelen of van die oneerlijkheid sprake is.
3.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval sprake van een oneerlijk beding. Op grond van de gedragsregels rust op de advocaat de verplichting om zijn cliënt behoorlijk te informeren over de financiële consequenties. Hiervoor is al overwogen dat Camps dat niet voldoende concreet heeft gedaan. Weliswaar kan het moeilijk zijn voor de advocaat om vooraf in te schatten hoe hoog de te verwachten advocaatkosten daadwerkelijk zullen zijn en welk deel door de aansprakelijke partij zal worden vergoed, maar Camps had [gedaagde] daar een indicatie van kunnen geven of op zijn minst met [gedaagde] moeten afspreken hoe hij hem tussentijds zou informeren over de hoogte van de vergoeding van de advocaatkosten door de aansprakelijkheidsverzekeraar. Dit is gelet op r.o. 3.7. ook gaandeweg niet duidelijk geworden, zodat [gedaagde] niet wist waar hij financieel aan toe was.
3.12.
Daarbij weegt ook mee dat de aansprakelijkheidsverzekeraar in de letselschadezaak al op 5 juli 2021 de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend. Camps heeft daarover aan [gedaagde] gemaild
: ‘Tot mijn verheuging kan ik u mededelen dat de WA verzekeraar Unive de aansprakelijkheid erkent. We kunnen nu uw schade gaan regelen. Uiteraard wacht ik uw geneesproces eerst af alvorens alles af te regelen. U moet een medisch eindstadium bereiken.’Deze e-mail kan in combinatie met artikel 4 uit de overeenkomst van opdracht de suggestie wekken dat de advocaatkosten vanaf dat moment volledig door de aansprakelijkheidsverzekeraar zouden worden vergoed. Met de aansprakelijkheidsverzekeraar ontstond echter discussie over causaal verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten van [gedaagde] en daarmee over de omvang van de schade. Daarom was de aansprakelijkheidsverzekeraar destijds niet bereid meer schade-uitkeringen te doen aan [gedaagde] en in het verlengde daarvan ook niet bereid alle gemaakte advocaatkosten te vergoeden. Camps heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd toegelicht dat hij niet expliciet met [gedaagde] heeft besproken dat de moeizame causaliteitsdiscussie ook gevolgen zou kunnen hebben voor de vergoeding van de advocaatkosten door de aansprakelijkheidsverzekeraar. Camps heeft [gedaagde] daar ook niet in e-mails op gewezen, terwijl daar wel aanleiding voor bestond mede gelet op artikel 4 en 5 van de overeenkomst van opdracht. [gedaagde] behoefde op grond van de overeenkomst en hetgeen partijen hebben besproken niet te verwachten dat alle overige advocaatkosten rechtstreeks bij hem in rekening zouden worden gebracht. Ten slotte weegt in dit kader mee dat Camps [gedaagde] in een eerdere zaak heeft bijgestaan op basis van een toevoeging (gefinancierde rechtsbijstand). Volgens Camps was die toevoeging in deze zaak niet geïndiceerd, omdat de aansprakelijkheid al direct was erkend en de verwachting bestond dat de advocaatkosten vergoed zouden worden. Vanwege de mogelijkheid van een causaliteitsdiscussie had het wel op de weg van Camps gelegen [gedaagde] explicieter op de gevolgen daarvan te wijzen.
3.13.
Deze omstandigheden brengen mee dat het kostenbeding ook oneerlijk is. Het gevolg daarvan is dat het buiten toepassing moet worden gelaten. Omdat de kantonrechter, op grond van de uitleg van de Richtlijn door het Hof van Justitie op dit punt de overeenkomst niet kan aanvullen, staat het de kantonrechter niet vrij om een andere bepaling over de vergoeding aan de overeenkomst toe te voegen. Deze verstrekkende sanctie moet worden bezien in het licht van wat de consument op grond van de overeenkomst mocht verwachten. In dit geval heeft [gedaagde] de eis in reconventie tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat hij het eerder door Camps ontvangen bedrag van € 4.520,51 in deze procedure niet (meer) terugvordert. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] meent dat Camps recht heeft op dat bedrag als redelijk loon voor de door hem verrichte diensten. Als sanctie heeft Camps geen recht meer op de vergoeding van de andere advocaatkosten.
3.14.
Dat [gedaagde] op enig moment de rechtsbijstand heeft beëindigd en Camps zodoende niet heeft verder kunnen onderhandelen met de aansprakelijkheidsverzekeraar, is niet genoeg voor een ander oordeel. De aansprakelijkheidsverzekeraar heeft namelijk op 7 juni 2023 aan Camps gemaild: ‘
Wat betreft de kosten buiten rechte hebben wij reeds de nodige voorschotten aan uw kantoor voldaan. Wij hebben zelfs meer aan uw kantoor betaald dan aan uw ex-opdrachtgever. Veel schade is er niet en de declaraties kunnen de redelijkheidstoets conform artikel 6:96 BW niet meer doorstaan.’
3.15.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van Camps tot betaling van aanvullende advocaatkosten zal worden afgewezen.
3.16.
Het hiervoor besproken kostenbeding is niet van toepassing op de kosten van de medisch adviseur die Camps heeft voorgeschoten. Camps heeft daarvoor meerdere verschottennota’s verstuurd, die gedeeltelijk door Univé als aansprakelijkheidsverzekeraar zijn betaald. Uit het overzicht in de dagvaarding blijkt dat de verschottennota’s met factuurnummer 31169 en 30530 door Univé zijn vergoed. De verschottennota van € 435,60 (factuurnummer 31488) is van na de laatste vergoeding door Univé en is nog niet door Univé vergoed. Dit bedrag moet [gedaagde] nog aan Camps betalen. Het dwalingsverweer van [gedaagde] wordt ten aanzien van deze verschottennota gepasseerd, omdat niet gesteld of gebleken is dat en tot welk bedrag deze verschottennota onder de gefinancierde rechtsbijstand zou vallen of dat [gedaagde] bij meer kennis hierover van het inschakelen van een medisch adviseur zou hebben afgezien. De wettelijke rente zal – conform vordering – worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
3.17.
De kantonrechter zal de vorderingen van Camps tot vergoeding van de advocaatkosten dan ook afwijzen en [gedaagde] alleen veroordelen tot betaling van de verschottennota van € 435,60.
Proceskosten
3.18.
Camps is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Het salaris is afgestemd op het bedrag dat is toegewezen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
205,00
(2,5 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
246,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 435,60 met verhoging van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 13 november 2023 tot aan de datum van betaling,
4.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
4.3.
veroordeelt Camps in de proceskosten van € 246,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Camps niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart onderdeel r.o. 4.1. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 11 februari 2025.

Voetnoten

1.Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29), zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 (PB 2011, L 304, blz. 64).
2.ECLI:EU:C:2023:14
3.HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 32.
4.HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 40 – 44.