Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met een motorvoertuig. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 9 april 2024 te Enschede, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een ander zwaar te mishandelen door met zijn busje op hem af te rijden. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging.
Tijdens de zitting op 28 januari 2025 heeft de rechtbank de verklaringen van getuigen en camerabeelden beoordeeld. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en de camerabeelden gaven geen overtuigend bewijs dat de verdachte opzettelijk op de aangever afreed. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar waren, omdat zij zich in een positie bevonden die vragen opriep over hun waarnemingen. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte met verhoogde snelheid reed of opzettelijk de aangever bedreigde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de poging tot zware mishandeling als de bedreiging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.