ECLI:NL:RBOVE:2025:781

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
08-240280-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot zware mishandeling en bedreiging met motorvoertuig

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met een motorvoertuig. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 9 april 2024 te Enschede, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een ander zwaar te mishandelen door met zijn busje op hem af te rijden. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

Tijdens de zitting op 28 januari 2025 heeft de rechtbank de verklaringen van getuigen en camerabeelden beoordeeld. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en de camerabeelden gaven geen overtuigend bewijs dat de verdachte opzettelijk op de aangever afreed. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar waren, omdat zij zich in een positie bevonden die vragen opriep over hun waarnemingen. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte met verhoogde snelheid reed of opzettelijk de aangever bedreigde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de poging tot zware mishandeling als de bedreiging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-240280-24 (P)
Datum vonnis: 11 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:geprobeerd heeft [aangever] (hierna: [aangever]) zwaar te mishandelen door als bestuurder van een motorvoertuig op hem af te rijden, dan wel dat hij die [aangever] hierdoor heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:[aangever] heeft mishandeld door als bestuurder van een motorvoertuig op hem af te rijden en hem aan te rijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 9 april 2024 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van
een motorvoertuig:
- (met hoge snelheid) dat motorvoertuig te sturen in de richting van die [aangever]
en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) (recht) op die voornoemde [aangever] is
afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 april 2024 te Enschede
[aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een motorvoertuig (met hoge snelheid) in de richting van voornoemde [aangever] gereden en/of (vervolgens) aangereden, terwijl die [aangever] voor, althans dichtbij, voornoemde motorvoertuig stond;
2
hij op of omstreeks 9 april 2024 te Enschede
[aangever] heeft mishandeld door (met hoge snelheid) een motorvoertuig te sturen in de richting van die [aangever] en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) (recht) op die voornoemde [aangever] is afgereden en/of aangereden.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs. Het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde (bedreiging) kan wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, omdat verdachte met zijn rijgedrag een zeer bedreigende situatie heeft gecreëerd. Verder dient vrijspraak te volgen voor het onder feit 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden, omdat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat op 9 april 2024 een verkeersruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangever [aangever], waar ook de vriendin van [aangever] bij betrokken was.
Behalve aangever en zijn vriendin heeft een aantal getuigen verklaard dat verdachte met zijn bestelbus op aangever probeerde in te rijden. De rechtbank weegt deze verklaringen met behoedzaamheid omdat de redenen van wetenschap niet duidelijk zijn, omdat getuigen zich in een positie bevonden, bijvoorbeeld binnenshuis en/of op een aanzienlijke afstand van de verkeersruzie, die vragen oproept over wat deze getuigen uit eigen waarneming van het incident hebben meegekregen. Ook de camerabeelden en de daarvan opgemaakte processen-verbaal roepen vragen op. Zo is op de beelden die door de vriendin van aangever zijn gemaakt, niet te zien dat verdachte op aangever afrijdt of hem aanrijdt. Uit de beelden die zijn gemaakt met een camera aan een woning in de [adres], kan evenmin worden opgemaakt wat zich precies heeft afgespeeld. Hoewel te zien is dat de witte bestelbus van verdachte door de straat rijdt, en in de richting van aangever lijkt te rijden, is ook te zien dat aangever richting de bus rent. Niet valt vast te stellen of verdachte ook daadwerkelijk richting aangever stuurt en of verdachte met verhoogde snelheid rijdt. De beelden lijken in tijd te verspringen, gelet op de tijdsaanduiding rechtsboven in beeld. Er lijkt ook een stuk van ongeveer vijf seconden te ontbreken. Verder staat vast dat juist verdachte degene is die tijdens de verkeersruzie minutenlang met 112 heeft gebeld omdat hij zich bedreigd voelde door aangever en zijn vriendin. De inhoud van dit gesprek is niet uitgewerkt en ontbreekt in het dossier.
Gelet op dit alles heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank, in navolging van de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en
spreekthem daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. R.A. Heblij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.