In deze zaak vordert de eiser, een huurder, dat de gedaagde, de verhuurder, wordt veroordeeld tot het verhelpen van diverse gebreken in het door haar gehuurde appartement. De kantonrechter heeft op 7 januari 2025 in een kort geding geoordeeld dat er sprake is van gebreken aan het gehuurde, die op grond van artikel 7:206 BW moeten worden hersteld. De eiser heeft sinds januari 2023 een appartement gehuurd van de gedaagde voor een maandelijkse huurprijs van € 750,00. Vanaf november 2023 heeft de eiser herhaaldelijk gebreken gemeld, waaronder lekkage en een defecte airco, maar de gedaagde heeft hier niet naar behoren op gereageerd. De eiser heeft haar huurprijs verlaagd naar € 535,00 per maand in afwachting van herstel van de gebreken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, aangezien haar woongenot wordt aangetast door de gebreken. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser grotendeels toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld om binnen bepaalde termijnen de gebreken te herstellen en een dwangsom te betalen voor het geval van niet-nakoming. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.