In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 december 2025 uitspraak gedaan in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. De veroordeelde, geboren in 1994, had eerder een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd gekregen, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De reclassering had toezicht gehouden op de naleving van deze voorwaarden, maar de veroordeelde heeft onvoldoende meegewerkt. De officier van justitie diende op 3 december 2025 een vordering in tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, die op 18 december 2025 werd behandeld. Tijdens de zitting werd de reclasseringswerker gehoord, die de problematiek van de veroordeelde toelichtte. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet aan de voorwaarden had voldaan en dat er geen reden was om aan de inhoud van het reclasseringsrapport te twijfelen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot tenuitvoerlegging moest worden toegewezen, omdat de veroordeelde zijn kansen had verspeeld door herhaaldelijk de voorwaarden te overtreden en strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden bevolen.