ECLI:NL:RBOVE:2025:7557

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
08.307224.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een drugsdealende organisatie met vrijspraak voor wapenbezit

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte 1], die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 heeft deelgenomen aan deze organisatie, die onder andere verantwoordelijk was voor de verkoop van amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en MDMA. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 18 maanden gekregen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk was. De verdachte is vrijgesproken van het bezit van een onklaar gemaakt wapen, omdat dit wapen niet meer als vuurwapen kon worden geclassificeerd volgens de geldende wetgeving. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafoplegging, waarbij ook rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de stappen die hij heeft ondernomen om zijn leven te beteren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.307224.24 (P)
Datum vonnis: 23 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
3 november 2025, 10 november 2025 en 15 december 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 31 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van drugsgerelateerde misdrijven;
feit 2:in de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 samen met anderen of alleen heeft gedeald in amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA;
feit 3:op 24 september 2024 opzettelijk 87,47 gram GHB voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 24 september 2024 een verboden wapen, zijnde een AK47, in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 te Almelo, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe, onder andere hij, verdachte en/of
- [verdachte 2] ,
- [verdachte 3] ,
- [verdachte 4]
- [verdachte 5] en/of
één of meer andere perso(o)n(en), behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet, te weten (telkens)
- het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of, afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 te Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA, in elk geval een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 24 september 2024 te Almelo, althans in Nederland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 87,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 24 september 2024 te Almelo, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een geweer, van het merk Staatsarsenaal, type AK 47 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
In de dagvaarding wordt verdachte onder feit 1 verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd door een samenwerkingsverband van de in de tenlastelegging benoemde natuurlijke personen ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’.
De rechtbank is van oordeel dat niet duidelijk is wie wordt of worden bedoeld met ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’ onder feit 1 is dan ook onvoldoende duidelijk en begrijpelijk, en voldoet daarom op dit punt niet aan de eisen waaraan een dagvaarding op grond van artikel 261 Sv moet voldoen. De rechtbank verklaart de dagvaarding daarom in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van onderzoek Blanco24. In dit onderzoek is tegen de vier nu vervolgde personen, te weten verdachte, [verdachte 3] , [verdachte 5] en [verdachte 2] , de verdenking gerezen dat zij zich – onder meer – hebben bezig gehouden met grootschalige handel in harddrugs en dat zij daarbij een criminele organisatie hebben gevormd. Verdachte en zijn medeverdachten zouden samen betrokken zijn geweest bij een drugslijn die bekend stond als [organisatie] . Via Whatsapp werd een menukaart verspreid van [organisatie] met daarop diverse soorten drugs. Een afnemer kon via Whatsapp bestellen, waarna de drugs werd bezorgd. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de personen in dit onderzoek -voor zover mogelijk- aanduiden met de achternaam.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle vier ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde an sich niet wordt betwist maar dat er nuances zijn te maken ten aanzien van de rol die aan verdachte wordt toebedeeld. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 kan een bewezenverklaring volgen omdat [verdachte 1] deze feiten heeft bekend.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 4 nu het wapen niet kan worden gecategoriseerd als een wapen uit categorie III onder 1, dan wel verzocht om ontslag van alle rechtsvervolging nu het bezit van dit wapen niet strafbaar is gelet op de Europese regelgeving en artikel 18 van het EVRM.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.4.1
Feit 1 en feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen (in onderling verband en samenhang bezien), waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [alias 1] ” van 8 oktober 2024, (map 1) pagina 515 e.v. en
het proces-verbaal van bevindingen ‘Aanpassing proces-verbaal 338’ van 24 oktober 2025, (map 1) pagina 524;
3.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [alias 2] ” van 1 mei 2024, (map 1) pagina 455 e.v.;
4.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [alias 3] ” van 13 mei 2024, (map 1) pagina 463 e.v.;
5.
Het proces-verbaal ‘Identificatie “ [alias 4] ” van 27 mei 2024, (map 1) pagina 480 e.v.;
6.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘periodes per lid binnen [organisatie] ’, (map 4) pagina 1831 e.v.;
7.
Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen goederen chalet camping [camping]
, (map 3) pagina 1167 e.v.;
8.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen en gefotografeerde goederen doorzoeking [adres 2] , (map 3) pagina 1030 e.v.;
9.
Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen goederen doorzoeking [adres 3] , (map 3) pagina 1379 e.v.;
10.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen en gefotografeerde goederen doorzoeking [adres 4] van 29 november 2024, (map 3) pagina 1412 e.v.;
11.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2024, (map 3) pagina 1433 e.v.;
12.
Het proces-verbaal van aanhouding [naam 1] van 25 december 2023 met fotobladen, (map 1) pagina 154 e.v.;
13.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] van 1 november 2024, (map 7) pagina 2461 e.v.;
14.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘artikel 11B Opiumwet’ van 23 september 2024, (map 2) pagina 894 e.v.;
15.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘menukaarten [organisatie] ’ van 13 februari 2024, (map 2) pagina 886 e.v.;
16.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2025, (map 5) pagina 2035;
17.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon iPhone X van 5 september 2024 (map 1) pagina 412 e.v.;
18.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘artikel 2 Opiumwet’ van 19 september 2024, (map 2) pagina 849 e.v.;
19.
Het proces-verbaal omzet dealen van 15 augustus 2024, (map 2) pagina 1009 e.v.;
20.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 17 juni 2022, (map 2) pagina 846 e.v.;
21.
Het proces-verbaal van bevindingen verhoor [naam 2] van 24 oktober 2024, (map 5) pagina 1926 e.v.;
22.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘telefoons [naam 3] van 3 juni 2024, (map 1) pagina 619 e.v.:
23.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, gevonden iPhone 8, van 19 september 2024, (map 1) pagina 563 e.v.;
24.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon iPhone 8 van 5 september 2024, (map 1) pagina 423 e.v.
4.4.2
Feit 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen (in onderling verband en samenhang bezien), waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen goederen doorzoeking [adres 3] , (map 3) pagina 1379 e.v.;
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 16 januari 2025, (map 4) pagina 1652 en 1657 – 1658;
4.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 16 januari 2025 opgemaakt door ing. [verbalisant] , (map 4) pagina 1659;
5.
Het deskundigenverslag, te weten een Rapport NFiDENT van 16 januari 2025 opgemaakt door ing. [verbalisant] , (map 4) pagina 1661.
4.4.3
Feit 4
Verdachte wordt onder 4 verweten het voorhanden hebben van een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie (WWM).
- Wettelijk kader
Artikel 1 aanhef en onder sub 3 WWM bepaalt dat onder een vuurwapen wordt verstaan: een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
In artikel 18 van de Regeling wapens en munitie is bepaald dat een vrijstelling wordt verleend voor het voorhanden hebben van een vuurwapen dat voor gebruik ongeschikt is gemaakt op de wijze, beschreven in Bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn. [2]
Ten aanzien van onbruikbaar gemaakte vuurwapen is in de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/337 van de Commissie [3] onder meer het volgende bepaald:
(7) Met de technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens moet worden voorkomen dat deze met behulp van gewoon gereedschap weer bruikbaar kunnen worden gemaakt.
(8) De technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens zijn gericht op de onbruikbaarmaking van de essentiële onderdelen van vuurwapens als gedefinieerd in Richtlijn 91/477/EEG [4] .
- De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Dat verdachte een wapen van het merk Staatsarsenaal, type AK 47, voorhanden heeft gehad staat in deze zaak niet ter discussie. Evenmin staat ter discussie dat dit wapen voorgoed onbruikbaar is gemaakt conform de Europese regelgeving. De forensisch onderzoeker van de politie heeft daarnaast geconcludeerd dat ten gevolge van de huidige staat van het wapen, het niet mogelijk is om met dit wapen projectielen door een loop te verschieten.
De vraag die voorligt is of deze AK-47 van verdachte een wapen betreft van categorie III, onder 1, WWM zoals ten laste is gelegd.
Zoals benoemd is het wapen thans niet meer in staat om, middels een scheikundige ontploffing projectielen door de loop af te schieten. Nu het wapen voorgoed onbruikbaar is gemaakt (en hiervan melding is gedaan bij de korpschef) is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen de geschiktheid, maar ook bestemming aan het vuurwapen komen te ontvallen. Het wapen kan aldus niet worden gecategoriseerd als een wapen uit categorie III onder 1 WWM. Dat verdachte na het onklaar maken de patroonhouder heeft losgehaald van het wapen doet naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niet af. Het wapen blijft evengoed onbruikbaar.
- De conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande niet bewezen wat aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe, onder andere hij, verdachte en
- [verdachte 2] ,
- [verdachte 3] en
- [verdachte 5]
behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en 10a eerste lid Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben en vervaardigen van hoeveelheden middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- het voorbereiden en bevorderen van feiten als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 maart 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en/of MDMA, zijnde amfetamine, GHB, cocaïne, LSD, 2C-B en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 24 september 2024 te Almelo opzettelijk aanwezig heeft gehad 87,47 gram GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10 en 11b van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf:het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan [verdachte 1] een gevangenisstraf van achttien maanden op te leggen waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die zijn uiteengezet in het adviesrapport van Reclassering Nederland van 16 oktober 2025.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een verweer gevoerd strekkende tot strafvermindering vanwege onherstelbare vormverzuimen ex artikel 359a Sv. De raadsman heeft betoogd dat de politie onderzoek heeft verricht aan onder [verdachte 1] in beslag genomen mobiele telefoons en een laptop, waarbij onder andere foto’s en uitgewisselde communicatie zijn verkregen, zonder dat daaraan voorafgaand toestemming is verleend door een rechter-commissaris. Dit is een vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte ex artikel 8 EVRM. In deze diepgaande inbreuk op zijn privéleven schuilt het nadeel. Vanwege het telkens ontbreken van de vereiste voorafgaande machtiging door een rechter-commissaris, is sprake van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. [verdachte 1] heeft hierdoor nadeel geleden te weten vergaande inmenging in zijn persoonlijke levenssfeer door de overheid.
De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met de volgende omstandigheden, te weten de beperkte rol die verdachte heeft bekleed, namelijk de rol van runner, het feit dat hij op eigen initiatief zijn werkzaamheden voor [organisatie] heeft gestaakt, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de omstandigheid dat sprake is van meerdaadse samenloop en met hetgeen door de reclassering is gerapporteerd. De raadsman heeft voorts betoogd dat de in het reclasseringsrapport opgenomen bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd, met dien verstande dat de volzin over het innemen van de medicijnen wordt geschrapt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
7.3.1
Vormverzuimen ex artikel 359a Sv
Indien ingevolge artikel 359a Sv blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, moet de rechtbank beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij moet de rechtbank rekening houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a Sv. Door onderzoek te doen aan de telefoons en laptop van verdachte lag een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte in de rede. Die inbreuk heeft zich ook daadwerkelijk voorgedaan, nu door het onderzoek aan de telefoon inzicht is verkregen in onder meer chatgesprekken inclusief afbeeldingen. Als naar redelijke verwachting is te voorzien – zoals in onderhavig geval – dat het onderzoek een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer meebrengt, dan is een voorafgaande toetsing door de rechter-commissaris vereist. Dit volgt uit het zogenaamde Landeck-arrest van het Europese Hof van Justitie van 4 oktober 2024 en het daaropvolgende arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2025. [5] Hoewel het arrest van de Hoge Raad geruime tijd na de start van het onderzoek aan de telefoons en laptop van verdachte is gewezen, gaat het niet om een nieuwe rechtsregel, maar om uitleg van reeds bestaand recht. Daarom was de door de officier van justitie gegeven toestemming niet voldoende, maar had de rechter-commissaris voorafgaand aan het uitvoeren van onderzoek aan de gegevensdragers toestemming moeten geven.
De vragen die nu voorliggen zijn (1) tot welk nadeel het vormverzuim heeft geleid en (2) of en in hoeverre aan het vormverzuim een consequentie moet worden verbonden. In deze zaak is het belang van de privacy van [verdachte 1] geraakt, maar dit nadeel is alleen in algemene zin door de verdediging onderbouwd. Niet is gesteld of gebleken dat er zich een zodanige concrete schending van de privacy van verdachte heeft voorgedaan dat niet kan worden volstaan met het enkele constateren van het vormverzuim. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een verdergaand gevolg aan het verzuim te verbinden en volstaat met de constatering van het vormverzuim.
7.3.2
De strafmaatoverwegingen
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft ruim tien maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige handel in diverse harddrugs. De professioneel opgezette organisatie met de naam [organisatie] verstrekte via Whatsapp Business aan haar afnemers een uitgebreide menukaart, met daarop verschillende soorten beschikbare harddrugs, waaronder cocaïne, LSD, MDMA en amfetamine. De van de menukaart bestelde drugs werd vervolgens door de verschillende runners, zoals verdachte, bij de afnemers thuisbezorgd. Verdachte deed echter nog meer dan het vervullen van de rol van runner. Verdachte had namelijk niet alleen de beschikking over een handelsvoorraad van diverse harddrugs die hij verkocht aan afnemers maar produceerde ook zelf drugs. Daarnaast maakte hij de werkroosters voor de runners, prepareerde hij werktelefoons voor de runners en hielp met voorbereidende handelingen zoals het kopen van caustic soda en het vouwen van ponypacks. Ook diende hij als aanspreekpunt en vraagbaak voor anderen binnen de organisatie.
De grootschaligheid en winstgevendheid van de drugshandel bij [organisatie] blijkt niet alleen uit het grote klantenbestand van ruim 1400 afnemers maar ook uit de in de verschillende woningen van leden van [organisatie] en de auto van [verdachte 5] aangetroffen aanzienlijke hoeveelheden harddrugs en uit de in woningen van [verdachte 2] aangetroffen grote hoeveelheden contant geld. Bovendien had ook verdachte zelf in zijn woning GHB verstopt in de kruipruimte.
Het is algemeen bekend dat harddrugs gevaren voor de gezondheid van gebruikers opleveren. Door zijn deelname aan deze organisatie heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het illegale criminele circuit waarbinnen deze handel in en de productie van harddrugs plaatsvindt. Dit rekent de rechtbank hem aan. Verdachte heeft op zitting grotendeels openheid van zaken gegeven. De rechtbank weegt dit mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank mee bij de strafbepaling. De rechtbank houdt, conform het bepaalde in artikel 63 Sr, ook rekening met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten de strafbeschikking van het CVOM van 2 april 2025, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van
€ 160,00.
Op deelname aan grootschalige georganiseerde handel in harddrugs wordt in de regel gereageerd met forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Enerzijds dient een dergelijke straf als vergelding en anderzijds als een waarschuwing om anderen ervan te weerhouden zich in te laten met de georganiseerde drugscriminaliteit. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten in deze zaak in beginsel ook het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Hoewel verdachte gedurende een aanzienlijke periode een grotere rol heeft vervuld dan die van enkel het zijn van runner, heeft hij ook laten zien op een gegeven moment zijn leven een andere wending te willen geven door uit eigen beweging uit dit circuit te stappen. Dit laatste blijkt uit de adviesrapporten van 20 november 2024, 27 februari 2025 en 16 oktober 2025 die de Reclassering Nederland over verdachte heeft opgemaakt. Uit deze rapporten volgt verder dat de reclassering verslavingsproblematiek en het blijven voorzien in middelengebruik ziet als mogelijke grondlegger voor de intrede in de criminele organisatie. Het middelengebruik, psychosociaal functioneren, zijn sociale netwerk en houding worden gezien als delictgerelateerde factoren. Dat verdachte stappen heeft ondernomen om zijn leven anders in te richten, door uit de criminele organisatie te stappen en hulp in te schakelen voor zijn verslavingsproblematiek is een positieve ontwikkeling. Zijn huidige relatie, dagbesteding en houding worden gezien als beschermende factoren. Het toezicht in de schorsingsperiode is goed verlopen. Continuering van toezicht wordt wenselijk geacht, zeker in geval van detentie, omdat de populatie in detentie in combinatie met het copingmechanisme van verdachte een risico op recidive na detentie kan geven. Reclasseringstoezicht kan dienen als stok achter de deur voor behoud van regie in het leven. Het inzetten van urinecontroles is nodig voor zicht op abstinentie van middelen en eventueel is een delictanalyse met behandeling in te zetten voor inzicht in het probleemoplossend vermogen. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden te weten een meldplicht, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten, het gegeven dat verdachte een aanzienlijke periode bewust en vrijwillig een prominente rol heeft vervuld binnen een criminele organisatie in grootschalige handel in harddrugs en gegeven de straffen die aan de drie medeverdachten worden opgelegd, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke detentiestraf langer dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank onderschrijft het door de reclassering beschreven belang van voortzetten van het reclasseringstoezicht, middelencontrole en ambulante behandeling en is van oordeel dat een dergelijk hulpverleningstraject de benodigde basis voor verdachte kan zijn om een positief, drugs- en delictvrij leven op te bouwen.
Alles overwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de Reclassering Nederland opgenomen in het rapport van 16 oktober 2025.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
nietigheid
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de zinsnede ‘en/of één of meer andere perso(o)n(en)’ onder feit 1;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf:het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 het misdrijfopzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met Reclassering Nederland, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor een eerste afspraak;
- zich ambulant laat behandelen door JusTact dan wel Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na de intakefase. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om te toetsen of er sprake blijft van abstinentie van middelen. Bij nieuwe signalen komt er met een middelencontrole zicht op het eventuele drugsgebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. R.A. Heblij en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2025.
Mr. D.K. ten Cate is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland onderzoek BLANCO24 / ON2R024013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.PbEU 2015, L333/62.
3.Uitvoeringsverordening (EU) 2018/337 van de Commissie van 5 maart 2018 tot wijziging van de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn.
4.Richtlijn 91/447/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens.
5.HvJ EU 4 oktober 2024, C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830