ECLI:NL:RBOVE:2025:7402

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
11852141 \ CV EXPL 25-1506
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten na niet-betaling van brandstof en broodjes

In deze zaak heeft gedaagde bij een tankstation brandstof getankt en twee broodjes meegenomen. Tijdens het afrekenen van het totaalbedrag van € 56,-- werkte de pinautomaat niet, waardoor het bedrag niet van zijn rekening is afgeschreven. Gedaagde merkte dit niet en reed weg zonder te betalen. Het tankstation heeft de vordering op gedaagde overgedragen aan het bedrijf van eiser, dat gedaagde meerdere keren heeft aangeschreven om het bedrag te betalen. Gedaagde heeft uiteindelijk het bedrag van € 56,-- betaald, maar weigerde de bijkomende kosten die het bedrijf van eiser had gemaakt om hem aan te schrijven. Eiser vorderde in deze procedure betaling van deze kosten, stellende dat gedaagde een onrechtmatige daad had gepleegd door de brandstof en broodjes te 'stelen'. De kantonrechter oordeelde echter dat gedaagde geen diefstal had gepleegd, aangezien hij niet opzettelijk had nagelaten te betalen. De kantonrechter wees de vordering van eiser af, omdat er geen sprake was van een onrechtmatige daad. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11852141 \ CV EXPL 25-1506
Vonnis van 16 december 2025
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [bedrijf van eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [bedrijf van eiser] ,
gemachtigde: D.S. de Jonge, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] heeft bij een tankstation brandstof getankt en twee broodjes meegenomen. Tijdens het afrekenen van het totaalbedrag van € 56,-- heeft de pinautomaat niet gewerkt, waardoor het geldbedrag niet van zijn rekening is afgeschreven. [gedaagde] heeft dit niet gemerkt en is weggereden. Het tankstation wil dat het bedrag alsnog wordt betaald. Zij heeft haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan [bedrijf van eiser] . [bedrijf van eiser] heeft [gedaagde] meerdere malen aangeschreven en hem gevraagd te betalen. Zij heeft kosten gemaakt om [gedaagde] aan te schrijven en zij wil dat [gedaagde] die kosten betaalt. [gedaagde] heeft het bedrag van € 56,-- uiteindelijk betaald, maar weigert de kosten die [bedrijf van eiser] heeft gemaakt te betalen. [bedrijf van eiser] vordert in deze procedure dat [gedaagde] ook de door haar gemaakte kosten betaalt.
1.2.
[bedrijf van eiser] heeft als grondslag voor haar vordering aangevoerd dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, omdat hij de brandstof en broodjes heeft gestolen. De kantonrechter is echter van oordeel dat [gedaagde] geen diefstal heeft gepleegd. Dat hij niet heeft betaald is per ongeluk gegaan. Er is dus geen sprake van een onrechtmatige daad. De kantonrechter wijst daarom de vordering van [bedrijf van eiser] af. De kantonrechter legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 mei 2025, met producties 1 en 2;
- de conclusie van antwoord van 28 mei 2025, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van repliek van 21 oktober 2025, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van dupliek van 4 november 2025.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 25 januari 2024 heeft [gedaagde] getankt bij tankstation [tankstation] in [vestigingsplaats]. In de winkel bij het tankstation heeft hij ook twee saucijzenbroodjes willen kopen. [gedaagde] heeft geprobeerd contactloos het totaalbedrag van € 56,-- te betalen. De betaaltransactie is toen niet gelukt. [gedaagde] heeft dit niet gemerkt en is uiteindelijk weggereden zonder te betalen.
3.2.
[bedrijf van eiser] is de rechtsopvolger onder bijzondere titel van het tankstation, zij heeft de vordering van het tankstation op [gedaagde] overgenomen.
3.3.
Namens [bedrijf van eiser] is [gedaagde] op 26 januari 2024 door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven en gesommeerd het bedrag van € 56,-- te betalen, verhoogd met incassokosten, informatiekosten, rente en btw.
3.4.
[gedaagde] heeft op 5 februari 2024 het bedrag van € 56,-- betaald. Hij heeft per mail aangegeven dat hij de overige kosten niet zal betalen.
3.5.
Namens [bedrijf van eiser] is [gedaagde] op een aantal momenten gesommeerd om de overige kosten te betalen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.
3.6.
Op 15 mei 2025 heeft [bedrijf van eiser] [gedaagde] gedagvaard.

4.Het geschil

4.1.
[bedrijf van eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
  • tot betaling aan [bedrijf van eiser] van € 73,37, bestaande uit de rente over de reeds betaalde hoofdsom van € 4,97, incassokosten van € 40,--, btw van € 8,40 en informatiekosten van € 20,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 14 mei 2025;
  • in de proces- en nakosten van deze procedure.
4.2.
[bedrijf van eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij schade heeft geleden die zij op [gedaagde] wenst te verhalen. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld ten opzichte van het tankstation door niet te betalen voor de door hem getankte brandstof en meegenomen saucijzenbroodjes. [bedrijf van eiser] heeft de vordering van het tankstation overgenomen en vervolgens kosten moeten maken om de identiteitsgegevens van [gedaagde] te achterhalen en hem aan te schrijven. [gedaagde] moet deze kosten vergoeden. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan waardoor hij rente en kosten verschuldigd is geworden.
4.3.
[gedaagde] betwist dat hij een onrechtmatige daad heeft gepleegd en dus dat hij gehouden zou zijn deze kosten en de rente te betalen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Geen onrechtmatige daad
5.1.
[bedrijf van eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is geweest van diefstal en dat [gedaagde] daarom onrechtmatig heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW. [gedaagde] betwist dat er sprake is van een onrechtmatige daad. Hij voert daartoe gemotiveerd aan dat hij nooit de intentie heeft gehad om de brandstof en de broodjes weg te nemen zonder te betalen. Hij heeft immers zijn betaalpasje wel aangeboden aan het pinautomaat. Dit moet ook te zien zijn op de videobeelden van het tankstation, die [bedrijf van eiser] stelt in haar bezit te hebben, maar die zij niet heeft gedeeld. [gedaagde] stelt zich bovendien gemotiveerd op het standpunt dat er een (koop)overeenkomst tot stand is gekomen tussen hem en het tankstation. Hij heeft immers de wil gehad om de benzine en de broodjes te kopen. Ook dit blijkt uit het feit dat hij zijn pasje heeft aangeboden aan het pinautomaat.
5.2.
Gelet op dit gemotiveerde verweer van [gedaagde] had het op de weg van [bedrijf van eiser] gelegen om nader toe te onderbouwen dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen. [bedrijf van eiser] heeft echter enkel genoemd dat [gedaagde] had moeten controleren of hij daadwerkelijk had betaald en dat hij dit niet heeft gedaan. Dit is echter onvoldoende om te kunnen spreken van diefstal, omdat daaruit niet volgt dat [gedaagde] de intentie had om zich de brandstof en broodjes onrechtmatig toe te eigen. Bovendien volgt ook uit het mailbericht van 5 februari 2024 van dat [bedrijf van eiser] bekend was met het feit dat [gedaagde] niet de intentie had om zich de brandstof en broodjes onrechtmatig toe te eigenen. In deze mail staat onder andere: “
U bent bij de kassa geweest en u heeft getracht te betalen(..)
Omdat het tankstation van mening is geweest dat u niet opzettelijk heeft nagelaten te betalen hebben zij de helft van de kosten voor haar rekening genomen”. In het licht van het (bij [bedrijf van eiser] bekende en schijnbaar ook erkende) verweer van [gedaagde] en bij gebreke van een nadere toelichting heeft [bedrijf van eiser] onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld.
5.3.
[bedrijf van eiser] heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] geen andere grondslag naar voren gebracht, bijvoorbeeld het niet nakomen van de (koop)overeenkomst, als onderbouwing van de rest van haar vordering. Bij gebreke van een deugdelijke grondslag zal de vordering van [gedaagde] daarom in haar geheel worden afgewezen.
5.4.
Gelet op dit oordeel kunnen de overige gevoerde verweren van [gedaagde] onbesproken blijven.
De proceskosten
5.5.
[bedrijf van eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van haarzelf en [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- salaris gemachtigde
40,00
(1 punt × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
60,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [bedrijf van eiser] af,
6.2.
veroordeelt [bedrijf van eiser] in de proceskosten van € 60,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bedrijf van eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. ter Riet en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.