ECLI:NL:RBOVE:2025:7319

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
08.074421.25, 08.209894.25, 08.216175.22 vnvv en 08.130964.23 vnvv (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man voor meerdere vuurwerkaanslagen en mishandeling van een opsporingsambtenaar

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met daarnaast de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan twee slachtoffers en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde werkstraf van tien dagen en een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van vier aanslagen met vuurwerk(brand)bommen bij de voordeur van drie woningen en de mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 december 2025, de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, tot deze uitspraak besloten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die niet alleen materiële schade hebben veroorzaakt, maar ook levensgevaar voor omwonenden hebben opgeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij de uitvoering van de delicten aanwezig is geweest en dat er sprake is van een gezamenlijke organisatie van de aanslagen, die voortkwamen uit een conflict in de drugswereld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.074421.25, 08.209894.25, 08.216175.22 vnvv en 08.130964.23 vnvv (P)
Datum vonnis: 16 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 december 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.E. Martinez Linnemann, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door mr. J. Klomp is aangevoerd, en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 5] door de heer [naam 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich al dan niet samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan:
08.074421.25
feit 1:opzettelijke brandstichting van een auto en;
feiten 2, 3, 4 en 5:ontploffingen teweeg brengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
08.209894.25
mishandeling van [slachtoffer 5] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.074421.25
1.
hij op of omstreeks 15 december 2024 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een auto, te weten een Opel Corsa met kenteken [kenteken] (toebehorende aan [slachtoffer 11] ) , die geparkeerd stond op de openbare weg aan de [adres 2] , ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand en/of in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor in de nabijheid van die auto geparkeerde voertuigen en/of belendende percelen /gebouwen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2024 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, bij en/of tegen de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres 3] te leggen en/of bevestigen en/of plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die (voor)deur en/of de woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woningen, te dochten was;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door een explosief, bij en/of tegen de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres 3] te leggen en/of bevestigen en/of plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en/of (brandbare) vloeistof te sprenkelen over die deur en/of dit aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of
brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die (voor)deur en/of de woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 6] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woningen, te duchten was;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door een explosief (met daaraan gekoppeld een fles met ontbrandbare vloeistof), bij en/of tegen de (voor)deur van een (flat)woning gelegen aan de [adres 2] te leggen en/of bevestigen en/of plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die (voor)deuren/of de woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of overige onroerende dan wei roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woningen, te duchten was:
5.
hij op of omstreeks 23 januari 2025 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door een explosief (met daaraan gekoppeld een fles met ontbrandbare vloeistof, althans met gebruikmaking van een ontbrandbare vloeistof), bij en/of tegen de (voor)deur van een woning gelegen aan de [adres 4] te leggen en/of bevestigen en/of plakken, althans in de dichte nabijheid van /voor die woning te plaatsen en dit explosief en/of de ontbrandbare vloeistof aan te steken, waardoor dit explosief tot
ontploffing is gebracht en/of brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die (voor)deur en/of de woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige(n) in die woning, te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of voor de aanwezigen in de omliggende woningen, te duchten was.
08.209894.25
hij op of omstreeks 24 maart 2025 te Zwolle, [opsporingsambtenaar] (op dat moment werkzaam als bijzonder opsporingsambtenaar bij/voor de VCNS/ Nederlandse Spoorwegen) heeft mishandeld, door meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [opsporingsambtenaar] op/tegen diens hoofd en/of in diens gezicht te slaan en/of te stompen (waardoor die [opsporingsambtenaar] ten val is gekomen) terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in de zaak met parketnummer 08.074421.25 van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van daderschap van verdachte of dat sprake is van medeplegen. De raadsvrouw heeft in dit kader een alternatief scenario geschetst, te weten dat verdachte vanwege zijn beperkte cognitieve vermogens door derden is misbruikt, en dat deze derden de telefoons van verdachte hebben meegenomen en zijn accounts hebben gebruikt om daarmee de aanslagen te plegen. Ten aanzien van de verdenking in de zaak met parketnummer 08.209894.25 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
08.074421.25
3.3
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Is verdachte de gebruiker van de iPhone 13 Pro en iPhone 15 Plus?
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres 1] op 17 februari 2025 werden onder meer een iPhone 13 Pro [2] en een iPhone 15 Plus [3] in beslag genomen. De data van deze telefoons werd veiliggesteld. In de telefoons werden filmpjes van brandstichtingen/explosies aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de gebruiker van deze telefoons is geweest en van de daaraan gekoppelde accounts, waaronder het Snapchat account met de gebruikersnaam: ‘ [gebruikersnaam 1] ’, en van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Beide telefoonnummers zijn gekoppeld aan de naam van verdachte.
De rechtbank wijst in dit verband naar de processen-verbaal van bevindingen met nummers 25 [4] en 20 [5] . Zo komen de namen of initialen van verdachte in de accountgegevens voor, wordt op de verjaardag van verdachte een felicitatiebericht naar het Snapchat account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ verzonden en zijn op de iPhone 15 Plus verder tientallen afbeeldingen en video’s aangetroffen waarop verdachte te zien is.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij beide telefoons inderdaad in zijn bezit heeft gehad en dat het account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ van hem was, maar ook door meerdere van zijn vrienden werd gebruikt.
Uit het dossier volgen aanwijzingen dat deze telefoons alleen door verdachte werden gebruikt, anders dan verdachte over de iPhone 15 Plus verklaart. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de iPhone15 Plus in de periode van 17 september 2024 tot en met 12 maart 2025 alleen in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] [6] is gebruikt en blijkt uit de historische verkeersgegevens dat dit telefoonnummer in de periode rond de ten laste gelegde feiten vele malen contact heeft gehad met het telefoonnummer van de moeder van verdachte. [7] Ook bij de iPhone 13 Pro werden alleen de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] gebruikt en zijn geen sporen aangetroffen van andere telefoonnummers die zijn gebruikt op dit toestel. Dat weerlegt de stelling van verdachte dat de iPhone 13 Pro al kapot zou zijn geweest bij aanschaf.
De rechtbank stelt, dit in aanmerking nemend, op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Feit 1
Op 9 januari 2025 heeft [slachtoffer 11] aangifte gedaan van brandstichting van zijn Opel Corsa, met kenteken [kenteken] . Aangever heeft verklaard dat hij zijn auto op 15 december 2024 om 00:00 uur op de parkeerplaats heeft geparkeerd en dat hij later die nacht een knal hoorde. Toen hij uit het keukenraam keek, zag hij dat er brand op de parkeerplaats was. Buiten zag hij dat zijn auto in brand stond. [8]
Op 15 december 2024 om 04.43 uur kreeg de politie een melding van deze autobrand aan de [adres 2] . [9] Omstreeks 4.58 uur kwam verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse. Zij zag dat het voertuig met kenteken [kenteken] in brand stond en hoorde twee banden van het voertuig ontploffen Verbalisant [verbalisant 1] zag verder dat het brandende voertuig ongeveer vijf meter van de flat stond en dat het voertuig ernaast ook in brand stond. [10]
Betrokkenheid van verdachte bij dit feit:
Uit onderzoek van de iPhone 13 van verdachte is gebleken dat verdachte op 15 december 2024 omstreeks 04.54 uur (onder de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’), dus kort na de brand, via Snapchat een video naar ‘ [gebruikersnaam 2] ’ heeft verzonden. Verbalisant [verbalisant 2] zag op deze video een brandende Opel Corsa met in het kenteken de letter ‘ [letter] . [11]
Er zijn aanwijzingen dat deze video met de iPhone 13 zelf is gemaakt, omdat deze video door het Snapchataccount " [gebruikersnaam 1] ” naar 'memories' is geüpload en er geen andere manier bekend is dan dat een video in dat geval met het telefoontoestel zelf is gemaakt. Daarnaast zijn er op grond van de locatiegegevens van de iPhone 13 aanwijzingen dat de iPhone 13 van verdachte zich op 15 december 2024 omstreeks 04.41 uur in de nabijheid van de [adres 2] heeft bevonden. [12]
Daarnaast is uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van verdachte gebleken dat op
15 december 2025 om 04:41 een (later verwijderd) bestand naar de galerij van Snapchat geüpload is (zelfgemaakt) en is op grond van de locatiegegevens bij dit bestand gebleken dat ook de iPhone 15 Plus van verdachte zich op 15 december 2024 omstreeks 04.41 uur in de nabijheid van de [adres 2] heeft bevonden. [13]
Bovendien is uit onderzoek van de iPhone 15 Plus gebleken dat verdachte op 18 december 2024 om 14:14 uur (onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 4] ) via Facebook Messenger een video van een autobrand naar zijn toenmalige vriendin [naam 3] , heeft gestuurd. Verbalisant [verbalisant 3] herkende op deze video een brandende Opel Corsa. [14]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna onder 3.4. beschreven.
Feit 2
Op 25 december 2024 heeft [slachtoffer 6] namens zijn moeder [slachtoffer 1] , aangifte van brandstichting aan de voordeur van de woning aan de [adres 3] gedaan. Aangever heeft verklaard dat hij op 25 december 2024 omstreeks 03:15 uur naar de woning is gegaan en dat zijn moeder toen tegen hem zei: “
Ik hoorde een harde knal en zag dat de voordeur in de fik stond. Ik zag dat er aardig wat vuur was. Ik heb de brand geblust met water”. Aangever heeft verder verklaard dat hij links van de voordeur op de grond een stuk vuurwerk, een cobra, zag liggen, en dat hij verderop in de straat bij de ondergrondse containers een fles benzine zag staan. [15]
Op 25 december 2024 omstreeks 04:35 uur ontving de politie een melding dat er een half uur geleden een explosie had plaatsvonden bij de voordeur van de woning aan de [adres 3] . [16]
Betrokkenheid van verdachte bij dit feit:
Uit onderzoek van de iPhone 13 van verdachte is gebleken dat verdachte op 25 december 2024 omstreeks 04.23 uur (onder de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’), dus kort na de brand, via Snapchat een video naar ‘ [gebruikersnaam 2] ’ heeft verzonden. Verbalisant [verbalisant 2] zag op deze video een brandend voorwerp bij een woning en zag dat de woningen en tuinen op deze video overeenkomen met de woningen en tuinen bij het adres [adres 3] . [17]
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat op deze video beelden van de brandstichting aan de [adres 3] te zien zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook bij dit feit betrokken is geweest op de wijze zoals hierna onder 3.4 zal worden beschreven.
Feit 3
Op 10 januari 2025 heeft [slachtoffer 7] namens haar moeder [slachtoffer 1] , aangifte van brandstichting aan haar woning aan de [adres 3] gedaan. Zij verklaarde dat haar moeder, na eerdere (pogingen tot) brandstichting op 26 december 2024 en 27 december 2024, de woning aan de [adres 3] had verlaten en dat haar broer [slachtoffer 6] in de woning verbleef. Aangeefster heeft verklaard dat op 1 januari 2025 opnieuw brand bij de woning is gesticht en dat hiervan camerabeelden beschikbaar zijn. [18]
Op 1 januari 2025 omstreeks 03:50 uur kwamen verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] ter plaatse en zagen dat de voordeur van de woning zware brandschade had opgelopen.
Zij zagen een spoor van vloeistof naar de heg tussen de [adres 5] en [adres 6] lopen en in de heg een AA frisdrankflesje met vloeistof liggen. Zij hebben dit flesje in beslag genomen.
Verbalisant [verbalisant 4] zag op de veiliggestelde camerabeelden dat een persoon naar de voordeur liep, iets uit een plastic tas pakte, dit over de voordeur spoot en in brand stak. De persoon rende hierna weg en er volgde een grote vuurontploffing bij de voordeur. Verbalisant [verbalisant 5] hoorde dat [slachtoffer 6] zei dat hij boven lag te slapen toen hij een harde klap hoorde en dat hij toen via de achterdeur het huis uit is gegaan. [19]
Betrokkenheid van verdachte bij dit feit:
Van de binnenzijde van de dop en de drinkopening van het AA flesje werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering SIN AASS5963NL is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit profiel. Het DNA-profiel uit de bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer - kort gezegd - verdachte de donor is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank stelt, met inachtneming van de rest van het dossier, vast dat verdachte donor is van het celmateriaal op de dop en de drinkopening van de AA fles. [20]
Van de gehele buitenzijde van het AA drinkflesje werd ook een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering SIN AASS5982NL is een DNA mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer - kort gezegd - verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank stelt, met inachtneming van de rest van het dossier, vast dat verdachte ook donor is van een deel van het celmateriaal op buitenzijde van de fles. [21]
Verder is uit onderzoek naar de iPhone 15 Plus van verdachte gebleken dat op 31 december 2024 omstreeks 21:33 uur via de app Apple Maps naar de [adres 3] is gezocht en deze telefoon om 3:21 uur een locatie in de [adres 3] heeft geregistreerd. [22]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook bij dit feit betrokken is geweest op de wijze zoals hierna onder 3.4 is beschreven.
Feit 4
Op 22 januari 2025 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van brandstichting aan de woning aan de [adres 2] , gepleegd op 22 januari 2025. Aangeefster heeft verklaard dat zij en haar zoon [slachtoffer 3] in de woning lagen te slapen toen zij een harde knal hoorden. Aangeefster keek door het keukenraam naar buiten en zag toen vlammen op de galerij en bij haar voordeur, en dat er op verschillende plekken op de galerij kleine brandjes waren ontstaan. De buurman heeft de brand geblust. De voordeur was ontzet, het glas van de voordeur was kapot en de voordeur zat onder het roet. [23]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij aan de gang van de galerij sliep, dat hij wakker werd geschud door een harde knal en dat hij bij de voordeur vervolgens allemaal vuur zag. De vlammen kwamen tot aan de helft van de deur. Ook zag hij drie vuurtjes op de galerij en bij de buren. [24]
Op 22 januari 2025 om 03:16 uur ontving de politie een melding dat een explosie had plaatsvonden bij de woning aan de [adres 2] . [25]
Door de forensische opsporing werd op de galerij, ongeveer drie meter links van de voordeur een versmolten deel plastic van vermoedelijk een fles aangetroffen. Aan de onderzijde zat een waarschuwingslabel van de ontbrandbaarheid van de vloeistof. Rechts van de voordeur werd door de forensische opsporing een stukje zwart papier van enkele millimeters aangetroffen met witte tekens dat gelet op de kleurstelling en lettertype past bij de wikkel van Cobra vuurwerk. Op grond hiervan concludeerde de politie dat het zeer waarschijnlijk om een “vuurwerk-brandbom-combinatie” (VBC) ging dat de ontploffing heeft veroorzaakt. [26] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een harde knal hoorde en dat hij zag dat een persoon in het zwart trainingspak en een helm de brandtrap afrende en dat deze persoon op de eerste verdieping over de balustrade heen ging. [27]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een harde knal hoorde en dat hij zag dat een persoon, met een zwarte trainingsbroek, zwarte jas en een helm met dicht vizier over de balustrade
heen klom en van een afdakje sprong. [28] Twee flatbewoners hebben verklaard dat zij kort na de explosie een auto met harde muziek met piepende banden weg hebben horen rijden. [29]
Betrokkenheid van verdachte bij dit feit:
Uit onderzoek van de iPhone 15 Plus is gebleken dat verdachte in de Signal app (gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) op 22 januari 2025, voor en na de ontploffing aan de [adres 2] , de volgende berichten via Signal van ‘ [gebruikersnaam 3] ’ heeft ontvangen.
00:13:48 klaar m als je kan
00:13:43 stuur me filmpje
00:14:48
Nummer [adres 2]he (…)
00:17:30 Stuur is foto van die complete bom
00:17:30 Die man wilt zien (…)
00:25:49
Doe rond 3 beste(…)
00:28:32 Probeer vast te plakken aan die jerry en als dat niet lukt leg die cobra neer en leg die jerry dr op bij deur en aansteken dan. [30]
03:52:06 Kk soldaat ja ziet er gekkk uit
03:52:11 !!!
04:01:27 iemand wat gesien? (…) [31]
Verder is op de iPhone 15 Plus van verdachte een afbeelding van [slachtoffer 11] aangetroffen die precies hetzelfde is als de afbeelding die in de iPhone 16 van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen. [32] Verder is een foto van een flatgebouw op de iPhone 15 Plus opgeslagen, dat volgens verbalisant [verbalisant 3] het gebouw is waarin de woning [adres 2] zich bevindt. [33] Ook is in de Iphone 15 Plus op 22 januari 2025 om 02:52:30 uur via Apple Maps naar het adres [adres 2] gezocht [34] en heeft de telefoon om 2:55 uur een locatie in de buurt van de [adres 2] geregistreerd. [35]
Bovendien is op de iPhone 15 Plus om 03:11 uur een bestand naar de galerij van Snapchat geüpload wat erop wijst dat dit bestand met dit toestel zelf is gemaakt, en is uit de locatiegegevens bij dit bestand gebleken dat dit telefoontoestel zich op 22 januari 2025 omstreeks 3:11 uur, dus zeer kort voor de explosie, in de directe nabijheid van de [adres 2] , heeft bevonden. [36]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook bij dit feit betrokken is geweest op de wijze zoals hierna onder 3.4 is beschreven.
Feit 5
Op 23 januari 2025 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van brandstichting aan de woning aan de [adres 4] . Aangeefster heeft verklaard dat haar partner op 23 januari 2023 om 3.22 uur een hele harde knal hoorde, en dat zij toen met de kinderen naar beneden zijn gelopen. Daar zag zijvlammen bij de voordeur. Vervolgens hebben zij de woning via de achterzijde verlaten. [37]
Toen verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] kort na de explosie ter plaatse kwamen, zagen zij dat de voordeur van de woning in brand stond. Zij zagen dat de woning zwartgeblakerd was. Zij roken een sterke benzinelucht en zagen dat op de stoep voor de woning een stuk brandend plastic lag en dat in de voortuin van perceelnummer [adres 7] ook een stuk brandend plastic lag. [38]
Door de forensische opsporing is geconstateerd dat nagenoeg de volledige voordeur van de woning door het vuur was aangetast en dat de metalen klep van de brievenbus op de grond naast de voordeur lag. Op grond van het sporenbeeld concludeerde de politie dat een ontbrandbare vloeistof voor de deur terecht was gekomen en dat de brand waarschijnlijk is ontstaan door gebruikmaking van een VBC. [39]
Betrokkenheid van verdachte bij dit feit:
Uit onderzoek van de iPhone 15 Plus van verdachte is gebleken dat verdachte op 22 januari 2025 en 23 januari 2025, voor en na de ontploffing aan de [adres 4] , de volgende berichten via Signal van ‘ [gebruikersnaam 3] ’ heeft ontvangen.
21:09:59 Er is een job
21:10:29 Zelfde gwn (…)
21-12:53 Adje krijg ik straks (…)
21:15:06 Bij jou in de buurt gewoon (…)
21:35:53 Heb je touvallig driver (…)
22:40:37 Heb je cc met [naam 2] (…)
22:40:42 Hij komt brenge (…)
22:42:48 Zitte wel 2 cobras in? (…)
23:27:41 Gaat die bensine lukke denkje (…)
23:38:21 Moet 5l bens in (…)
23:54:05 Als je alles hebr stuur me ff foto van jerry en die 2 c6 (…)
23 januari 2025:
00:39:15 K fix nu adje (…)
00:40:02
[adres 4]
00:40:34 Voor de deur legge leg die jerry op die 2 cobras je weet dat ze niet weg rollen
00:40:57
Doe rond 3
01:26:29 Top stuur me filmpje als gelukt is en let op je zelf b (…) [40]
04:12:12 Hebbe ze je gevold?
04:12:18 Gooi tellie uit beter (…)
15:19:37 Blijf [plaats] geef k je die pap zo hier. [41]
Daarnaast is op de iPhone 15 Plus van verdachte op 23 januari 2025 omstreeks 03:19 uur via Apple Maps naar het adres [adres 4] gezocht. [42]
Verder is op de iPhone 15 Plus omstreeks 03:22 uur een (niet meer terug te vinden) bestand naar de galerij van Snapchat geüpload wat erop wijst dat dit bestand met dit toestel zelf is gemaakt. [43]
Daarnaast is uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van verdachte gebleken dat dit telefoonnummer tussen 02:10 uur en 03:22 uur gebruik heeft gemaakt van de zendmastlocatie aan de [adres 8] en valt de [adres 4] onder het dekkingsgebied van deze mast. [44]
Tot slot is op de iPhone 15 Plus op 23 januari 2025 omstreeks 03:41 uur via Apple Maps naar de [adres 1] , de straat waar verdachte woont, gezocht [45] en omstreeks 04:13 uur heeft de telefoon een locatie geregistreerd in de nabijheid van dit adres van verdachte. [46]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook bij dit feit betrokken is geweest op de wijze zoals hierna onder 3.4 is beschreven.
3.4
Daderschap en medeplegen
Gelet op de uit voormelde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte steeds bij de uitvoering van de delicten aanwezig is geweest.
Zijn telefoon was telkens rond het tijdstip van de ontploffing in de directe nabijheid van de pleegplaats aanwezig. Daarnaast is bij feit 3 zijn DNA op de plaats delict aangetroffen en heeft verdachte kort na de feiten 1 en 2 via zijn telefoon een video van de branden verzonden.
Uit de verklaringen van verdachte en uit het onderzoek van de politie is niets naar voren gekomen wat leidt tot een ander oordeel. Het geschetste scenario dat vrienden van verdachte zijn telefoon hebben gebruikt om daarmee te communiceren en dat zij de aanslagen hebben gepleegd, is niet door verdachte nader onderbouwd noch geconcretiseerd, en niet aannemelijk geworden.
Aan verdachte is medeplegen van de feiten ten laste gelegd. De rechtbank moet daarvoor vaststellen dat verdachte voldoende nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander en dat zijn rol daarbij van voldoende gewicht is geweest.
De exacte rol die de verdachte bij de vier ontploffingen en de brandstichting van de auto heeft gespeeld is op basis van het dossier niet precies duidelijk geworden. De rechtbank stelt echter vast dat er een direct verband is tussen deze vijf delicten aangezien de slachtoffers steeds familieleden van twee personen zijn die een conflict binnen de drugswereld hebben. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op een gezamenlijke organisatie van deze aanslagen. Dat sprake is van samenwerking blijkt ook uit het feit dat verdachte bij de feiten 4 en 5 duidelijke instructies van ‘ [gebruikersnaam 3] ’ heeft gekregen, die op zijn beurt ook weer werd aangestuurd.
Mede gelet op hun onderlinge communicatie, het tijdstip en de intensiteit daarvan en de omstandigheid dat verdachte tijdens de delicten steeds in de directe nabijheid van de plaats delict is geweest, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte bewust heeft samengewerkt met zijn (deels onbekende) medepleger(s).
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medepleger(s) is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde is van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.5
Gevaarzetting
Wat betreft de gevaarzetting die als gevolg van de ontploffingen te duchten was, acht de rechtbank op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen bewezen dat door de brandstichting bij feit 1 gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest (dit heeft zich ook gerealiseerd doordat de auto die ernaast stond in brand is gevlogen) en dat bij de overige ontploffingen daarnaast ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest.
Het is een feit van algemene bekendheid dat brandstichting bij een voordeur van een woning kan leiden tot brand in die woning, en dat een brand een ongrijpbaar middel is dat zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen en dat daarbij de rookontwikkeling al snel een levensbedreigende situatie oplevert. Gelet op het tijdstip waarop de ontploffingen in de nacht hebben plaatsgevonden, was het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat er mensen in de woningen lagen te slapen, en dit is ook het geval geweest.
De rechtbank acht op grond van deze feiten en omstandigheden bewezen dat ten tijde van de ontploffingen naar algemene ervaringsregels levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de bewoners van de woningen aan [adres 3] , de [adres 2] en de [adres 4] , voorzienbaar, en aldus te duchten was. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de processen-verbaal van het forensische onderzoek wordt geconcludeerd dat door de ontploffingen bij de feiten 3 en 5 levensgevaar te duchten is geweest. [47]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 08.074421.25 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
08.209894.25
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit, de mishandeling van [slachtoffer 5] , op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: [48]
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 december 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte van 24 maart 2025 (pagina's 6 tot en met 7), inhoudende de door [slachtoffer 5] afgelegde verklaring.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.074421.25
1.
hij op 15 december 2024 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto, te weten een Opel Corsa met kenteken [kenteken] (toebehorende aan [slachtoffer 11] ), die geparkeerd stond op de openbare weg aan de [adres 2] , ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor in de nabijheid van die auto geparkeerde voertuigen te duchten was;
2.
hij op 25 december 2024 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, bij of tegen de voordeur van een woning gelegen aan de [adres 3] te leggen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die voordeur en de woning en in die woning aanwezige goederen en overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige in die woning, te weten [slachtoffer 1] te dochten was;
3.
hij op 1 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door een explosief, bij of tegen de voordeur van een woning gelegen aan de [adres 3] te leggen en brandbare vloeistof te sprenkelen over die deur en dit aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die voordeur en de woning en in die woning aanwezige goederen en overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige in die woning, te weten [slachtoffer 6] te duchten was;
4.
hij op 22 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door een explosief (met daaraan gekoppeld een fles met ontbrandbare vloeistof), bij of tegen de voordeur van een flatwoning gelegen aan de [adres 2] te leggen of bevestigen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die voordeur en de woning en in die woning aanwezige goederen en overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in die woning, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te duchten was;
5.
hij op 23 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door een explosief (met daaraan gekoppeld een fles met ontbrandbare vloeistof), bij of tegen de voordeur van een woning gelegen aan de [adres 4] te leggen en dit explosief en de ontbrandbare vloeistof aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht en brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten gemeen gevaar voor die voordeur en de woning en in die woning aanwezige goederen en overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van dat explosief bevonden en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezigen in die woning, te weten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] te duchten was;
08.209894.25
hij op 24 maart 2025 te Zwolle, [slachtoffer 5] (op dat moment werkzaam als bijzonder opsporingsambtenaar bij de VCNS/ Nederlandse Spoorwegen) heeft mishandeld, door meermalen met kracht die [slachtoffer 5] tegen diens hoofd te slaan waardoor die [slachtoffer 5] ten val is gekomen, terwijl het misdrijf werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
08.074421.25
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feiten 2, 3, 4 en 5
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
08.209894.25
het misdrijf:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest zodat verdachte terug kan keren naar zijn woning. De raadsvrouw heeft verzocht om hierbij rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte kwetsbaar is, dat hij begeleid woont en dat hij altijd begeleiding heeft gehad.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vier aanslagen met vuurwerk(brand)bommen op woningen, twee keer aan de [adres 3] , één keer aan de [adres 2] en één keer aan de [adres 4] . De explosieven zijn steeds bij de voordeur van de woningen tot ontploffing gekomen en hebben daar schade aan de woningen veroorzaakt. Bovendien is er brand ontstaan. De bewoners van de woningen lagen op het moment van de ontploffingen, midden in de nacht, te slapen, en hun levens zijn door deze brandstichting in gevaar gebracht. Dat de gevolgen van de ontploffingen beperkt zijn gebleven tot slechts materiële schade, is niet aan de verdachte te danken.
Verdachte heeft met zijn handelen enorme angst en gevoelens van onveiligheid bij de bewoners veroorzaakt. Deze feiten, en de brandstichting van de auto, zijn gepleegd tegen de achtergrond van een conflict in de drugswereld met als kennelijk doel om (familieleden van) personen te intimideren. Dergelijk gedrag ondermijnt de samenleving en hierdoor ontstaan gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar die op dat moment als medewerker Veiligheid & Service van de Nederlands Spoorwegen gewoon zijn werk deed. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de inhoud van het strafblad van verdachte van 10 juli 2025 waaruit blijkt dat verdachte op zijn veertiende voor het eerst is veroordeeld voor een woninginbraak en dat hij daarna meermalen voor een verscheidenheid aan delicten is veroordeeld, waaronder ook geweldsdelicten.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zonder meer een gevangenisstraf van lange duur toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 18 juli 2025 blijkt dat er bij verdachte eerder is gesproken over een licht verstandelijke beperking, middelenproblematiek, een gebrekkige gewetensontwikkeling en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Gezien de aard van het ten laste gelegde, waarbij sprake is van een berekenend karakter bij een pro-criminele levensstijl, en de aard van de problematiek van verdachte, ziet het NIFP geen meerwaarde in het uitvoeren van een pro Justitia onderzoek.
Uit de inhoud van het reclasseringsadvies van 24 november 2025 blijkt dat verdachte niet met de reclassering in gesprek wilde. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met het feit dat verdachte geen opening van zaken heeft gegeven en geen inzicht heeft getoond in de gevolgen van zijn handelen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de Apple Iphone 15 verbeurd moet worden verklaard.
De raadsvrouw heeft verzocht om de iPhone 15 terug te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde telefoon (Apple Iphone 15) moet worden verbeurd verklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en het een voorwerp betreft met behulp van welke de feiten in de zaak met parketnummer 08.074421.25 onder 3, 4 en 5 zijn begaan of voorbereid.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
08.074421.25
[slachtoffer 1] (feiten 2 en 3), [slachtoffer 2] (feit 4), [slachtoffer 3] (feit 4) en [slachtoffer 4] (feit 5) hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens hen is mr. J. Klomp ter zitting opgetreden. Zij vorderen, ieder voor zich, verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 4.000,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert daarnaast een bedrag van € 2.384,57 aan materiële schade, bestaande uit de posten:
- elf maanden huur opslagruimte € 1.670,68.;
- jas, merk Maya Delorez, die door de brand weggegooid moest worden; € 214,89;
- jas, merk Sportalm, die door de brand weggegooid moest worden; € 499,00.
[slachtoffer 3] vordert daarnaast een bedrag van € 450,00 aan materiële schade, bestaande uit de kosten voor het verblijf bij een familielid in de periode van februari tot en met juli 2025 ten bedrage van € 75,00 per maand.
De benadeelde partijen vorderen de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
08.209894.25
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens hem is [naam 1] ter zitting opgetreden. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.349,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 349,57 bestaat uit de post:
- eigen risico 2025.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de schadepost van [slachtoffer 2] voor de huur van de opslagruimte, en de schadepost van [slachtoffer 3] voor het verblijf bij een familielid, door de rechtbank moeten worden begroot op een door de rechtbank te bepalen bedrag.
7.3
Het standpunt van de verdediging
08.074421.25
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet met medische stukken is onderbouwd en dat deze immateriële schade bij toewijzing gematigd dient te worden tot een bedrag van € 2.000,00.
Verder ontbreekt volgens de raadsvrouw causaal verband tussen de door [slachtoffer 2] gevorderde huurkosten voor opslagruimte en de door [slachtoffer 3] gevorderde kosten voor verblijf bij een familielid en de bewezen verklaarde feiten, althans is dit niet onderbouwd.
08.209894.25
De raadsvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de immateriële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet met medische stukken is onderbouwd, dat deze gematigd dient te worden tot een bedrag van € 500,00, en dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
08.074421.25
[slachtoffer 1] (feiten 2 en 3)
Juridisch kader immateriële schade
Vergoeding van immateriële schade is op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, is aangetast in zijn eer en goede naam of ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. De vordering van de benadeelde partij is in dit geval op de laatste grondslag gebaseerd.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Niet alle psychische gevolgen leveren een wettelijke grondslag voor schadevergoeding op. Meer of minder sterk psychisch onbehagen is geen geestelijk letsel en levert (op zichzelf) geen grond voor vergoeding van immateriële schade. Als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Namens [slachtoffer 1] is gesteld dat zij door het incident angstklachten heeft ontwikkeld, zich onveilig voelt en last heeft van slapeloosheid waardoor zij niet meer goed kan functioneren in haar dagelijkse bezigheden.
Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een situatie dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal [slachtoffer 1] daarom in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 2] (feit 4)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08.074421.25 onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De rechtbank is anders dan de raadsvrouw van oordeel dat het causaal verband tussen de post ‘huur opslagruimte’ en het onder 4 bewezen verklaarde feit aanwezig is, en dat deze post ook voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal deze schadepost dan ook toewijzen.
De opgevoerde schadeposten ‘jas Maya Delorez’ en ‘jas Sportalm’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd dan wel aannemelijk. De rechtbank zal deze posten ook toewijzen.
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 2] is ter onderbouwing van de immateriële schade gesteld dat zij door het incident angst heeft ontwikkeld, zich onveilig voelt, dat zij last heeft van nachtmerries en dat zij kampt met slapeloosheid. Verder voert zij regelmatig gesprekken met de praktijkondersteuner van haar huisarts. Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel.. De overgelegde afsprakenkaart van de praktijkondersteuner is hiervoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het door [slachtoffer 2] gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 2.384,57, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 3] (feit 4)
Materiële schade
De onder de post ‘kosten voor het verblijf bij een familielid’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl deze post door of namens verdachte gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 3] is gesteld dat hij zich door het incident gespannen en onveilig voelt, last heeft van slapeloosheid en dat hij geregeld nachtmerries heeft. Verder heeft hij veel verdriet doordat hij, vanwege het feit dat de woning door de burgemeester is gesloten, van zijn moeder werd gescheiden. Daarnaast voert hij regelmatig gesprekken met de praktijkondersteuner van zijn huisarts. Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.
De rechtbank zal [slachtoffer 3] in zijn vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 4] (feit 5)
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 4] is gesteld dat zij zich door het incident niet veilig voelt, dat zij ’s nachts wakker schrikt door nachtmerries, dat zij last heeft van slapeloosheid en dat haar bloedsuikerspiegel door de stress en slapeloosheid ontregeld raakt. Verder voert zij voor haar verwerking regelmatig gesprekken met de praktijkondersteuner van haar huisarts. Bij de vordering zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit volgt dat sprake is van geestelijk letsel. Het overgelegde bericht van de huisartsenpost is hiervoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan evenmin meebrengen dat de schade zoals die gevorderd is, kan worden toegewezen.
De rechtbank zal [slachtoffer 4] in haar vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
08.209894.25
[slachtoffer 5]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08.209894.25 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 349,57 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Vergoeding van immateriële schade is op grond van artikel 6:106 , aanhef en onder b, BW onder meer mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval staat vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het door de verdachte gepleegde strafbare feit. Gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend als schadevergoeding, is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van
€ 500,00 billijk is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het door [slachtoffer 5] gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 849,57 (bestaande uit € 349,57 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal voor wat betreft de toe te wijzen vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte het toegewezen deel van de vordering van [slachtoffer 2] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte het toegewezen deel van de vordering van [slachtoffer 5] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vorderingen tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 21 september 2022, met parketnummer 08.216175.22 (waarvan de proeftijd is verlengd bij vonnis van 9 augustus 2023), te weten een werkstraf voor de duur van 10 uren, zal worden toegewezen.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 9 augustus 2023, met parketnummer 08.130964.23 te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, zal worden toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikelen 47 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.074421.25 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer 08.209894.25 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.074421.25
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is;
feiten 2, 3, 4 en 5:
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
08.209894.25
het misdrijf:
mishandeling.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
Parketnummer 08.074421.25
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , (feiten 2 en 3) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.384,57 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 4) van een bedrag van
€ 2.384,57 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.384,57, (zegge: tweeduizend driehonderd vierentachtig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] (feit 4) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij[slachtoffer 4]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 5) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
08.209894.25
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 849,57 (bestaande uit € 349,57 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 849,57 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2025);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 849,57, (zegge: achthonderd negenenveertig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen Apple iPhone 15 telefoon:
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.216175.22
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 21 september 2022 voorwaardelijk opgelegde
werkstraf voor de duur van
10 dagen, subsidiair 5 dagen jeugddetentie;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.130964.23
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 9 augustus 2023 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R025025/Camee & ON4R025004/Zloty. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 82.
3.Pagina 92.
4.Pagina’s 82 tot en met 91.
5.Pagina’s 92 tot en met 158.
6.Pagina 452.
7.Pagina’s 463 tot en met 466.
8.Pagina’s 525 en 526.
9.Pagina 71.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2025, opgesteld door [verbalisant 1] , inspecteur van politie.
11.Pagina 86.
12.Pagina 86.
13.Pagina 103.
14.Pagina 102.
15.Pagina’s 528 en 529.
16.Pagina 46 en 71.
17.Pagina 87.
18.Pagina’s 530 tot en met 533.
19.Pagina’s 535 en 536.
20.Pagina’s 550 tot en met 558.
21.Pagina’s 550 tot en met 558.
22.Pagina 105
23.Pagina’s 559 tot en met 562
24.Pagina’s 586
25.Pagina 71.
26.Pagina’s 576 tot en met 578.
27.Pagina’s 572 tot en met 574.
28.Pagina’s 588 en 589.
29.Pagina’s 584.
30.Pagina 94 en 98.
31.Pagina 127.
32.Pagina 241.
33.Pagina 104.
34.Pagina 103.
35.Pagina 74, 75 en 104.
36.Pagina 103.
37.Pagina’s 591 tot en met 593.
38.Pagina’s 594 en 595.
39.Pagina’s 597 en 598.
40.Pagina’s 98 en 99.
41.Pagina’s 128 en 129.
42.Pagina 106.
43.Pagina 103
44.Pagina 77
45.Pagina 106
46.Pagina 107
47.Pagina 542 (feit 3) en pagina 598 (feit 5)
48.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025133874. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.