ECLI:NL:RBOVE:2025:7083

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
08.085582.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot moord en zware mishandeling

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 14 december 2024 in Steenwijk, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven door hem meermalen met een mes in de rug te steken. De officier van justitie en de raadsman van de verdachte stelden dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Tijdens de openbare terechtzitting op 25 november 2025 heeft de rechtbank het dossier en de verklaringen van de betrokken partijen bestudeerd. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 5.190,00 had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.085582.25 (P)
Datum vonnis: 9 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 op [geboorteplaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Jansma, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]).

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 december 2024 in Steenwijk (primair) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel (subsidiair) aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel (meer subsidiair) heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn rug te steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Steenwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen in de rug,
althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Steenwijk
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong aan de rechterlong en/of een
klaplong aan de linkerlong en/of een doorklieving van de linkerlong, heeft
toegebracht door meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, meermaals in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer] te
steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2024 te Steenwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen in de rug,
althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Vrijspraak

De officier van justitie en de raadsman van verdachte hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een mes in zijn rug, althans in zijn lichaam, heeft gestoken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier, noch hetgeen is besproken ter terechtzitting, voldoende wettig en overtuigend bewijs levert voor de vaststelling dat verdachte het (primair, subsidiair en meer subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.De schade van benadeelde

[slachtoffer] heeft zich gesteld als benadeelde partij en vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 5.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag bestaat uit € 190,00 voor vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld).
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het aan hem ten laste gelegde. Volgens de wet kan de strafrechter dan geen schadevergoeding toekennen aan een benadeelde. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. A. van Holten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.