ECLI:NL:RBOVE:2025:7063

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
AK_25_358
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving wegens gebrek aan procesbelang

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een door eiser ingediend verzoek om handhaving. Eiser stelt dat er illegaal bouwcontainers zijn geplaatst in zijn woonomgeving en dat er onder zijn appartement een onvergund kinderdagverblijf is gevestigd. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft een controle uitgevoerd en geen overtredingen vastgesteld, waarna het verzoek om handhaving is afgewezen. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 21 november 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was, maar eiser zelf niet. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is voor eiser, omdat uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er geen bouwcontainers of een kinderdagverblijf zijn aangetroffen. Eiser heeft bovendien erkend dat de situatie is opgelost. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt. Eiser krijgt het betaalde griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/358

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een door eiser ingediend verzoek om handhaving. Volgens eiser waren in zijn woonomgeving illegaal bouwcontainers geplaatst en is onder zijn appartement sprake van een onvergund kinderdagverblijf. Het college heeft een controle uitgevoerd en geen overtredingen vastgesteld. Daarom is het verzoek om handhaving afgewezen. Eiser is het hier niet mee eens. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat geen sprake is van procesbelang. De uitkomst van de beroepsprocedure heeft geen feitelijke betekenis meer voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.

Procesverloop

1. Eiser heeft op 1 augustus 2024 het college verzocht om handhavend op te treden. Het college heeft dit verzoek met het besluit van 15 oktober 2024 afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 januari 2025 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van het handhavingsverzoek gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. Eiser heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen de stalling van gele (bouw)containers in zijn woonomgeving en tegen het onvergunde kinderdagverblijf bij zijn onderburen.
3. Naar aanleiding van dit handhavingsverzoek hebben toezichthouders op 7 oktober 2024 een controle uitgevoerd. In het proces-verbaal van bevindingen van deze controle van 9 oktober 2024 is beschreven dat in de openbare ruimte geen bouwcontainers en/of schaftketen zijn aangetroffen. Uit het proces-verbaal volgt verder dat de toezichthouders bij de onderburen zijn geweest en zijn binnengelaten door een bewoner van [nummer]. Deze mevrouw heeft ontkend dat zij een kinderdagverblijf in de woning runt. De toezichthouders hebben in de woning ook geen signalen opgemerkt die het tegendeel doen vermoeden. In het proces-verbaal is voorts vermeld dat de toezichthouders in gesprek zijn gegaan met eiser. Eiser heeft daarbij verklaard dat er op dat moment geen bouwcontainers en/of schaftketen meer staan en heeft erkend dat de klacht is opgelost. Hij heeft verklaard dat hij ook weet dat er bij de onderburen geen kinderdagverblijf gevestigd is, maar dat hij wel veel overlast ervaart van de woongeluiden en woongebruiken van het gezin wat onder hem woont op [nummer].
4. Op basis van de uitgevoerde controle door de toezichthouders op 7 oktober 2024 is het college tot de conclusie gekomen dat geen sprake (meer) is van een overtreding. Daarom heeft het college eisers verzoek om handhaving afgewezen.
Overwegingen
5. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiser nog een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit.
6. Volgens vaste rechtspraak is procesbelang het belang dat de indiener van – in dit geval – een beroepschrift heeft bij de uitkomst van de beroepsprocedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de indiener voor ogen staat, met het beroepschrift kan worden bereikt en voor de indiener van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de indiener die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. [1]
7. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake meer is van procesbelang. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 oktober 2024 volgt dat er geen bouwcontainers en/of schaftketen zijn aangetroffen en dat er geen signalen van een kinderdagverblijf op het door eiser genoemde adres zijn aangetroffen. Bovendien volgt uit het proces-verbaal dat eiser heeft erkend dat er geen bouwcontainers en/of schaftketen meer staan en dat eiser heeft verklaard dat hij ook weet dat er bij de onderburen geen kinderdagverblijf gevestigd is. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat er van de door eiser aan zijn handhavingsverzoek ten grondslag gelegde omstandigheden geen sprake (meer) is. Hiermee heeft de uitkomst van de beroepsprocedure geen feitelijke betekenis meer voor eiser.

Conclusie en gevolgen

8. Eiser heeft geen procesbelang. De rechtbank zal het beroep daarom
niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de rechtbank niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
9. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt eiser het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2531.