ECLI:NL:RBOVE:2025:702

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
08-004826-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en het verlaten van de plaats van het ongeval

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die op 12 mei 2023 in Enschede een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met zijn personenauto op de Burgemeester van Veenlaan en botste tegen de achterzijde van twee fietsers, waardoor zij ten val kwamen. Een van de slachtoffers, [slachtoffer 2], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenkneuzing, hersenbloeding, en meerdere fracturen. Na de aanrijding verliet de verdachte de plaats van het ongeval met hoge snelheid, zonder hulp te bieden aan de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte de slachtoffers in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten en dat zijn gedrag na het ongeval getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-004826-24 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 november 2024 en 24 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. Atto, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer 1] , mede namens [slachtoffer 2] , voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 15 november 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1, primair:als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en aan [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 1, subsidiair:als bestuurder van een personenauto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was
;
feit 1, meer subsidiair:als bestuurder van een personenauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
feit 2:nadat hij een verkeersongeval had veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat bij dat ongeval aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] letsel en/of schade was toegebracht en/of zij in hulpeloze toestand werden achtergelaten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester van Veenlaan, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse en/of het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt en/of gehinderd, en/of
terwijl verdachte reed op een weg binnen de bebouwde kom van Enschede, welke weg bestond uit twee rijbanen bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of aan weerszijden was voorzien van (rode) fietsstroken en/of terwijl meerdere verkeerdeelnemers (twee fietsers) zich bevonden op die weg (de Burgemeester van Veenlaan),
-(kort voor de hierna omschreven aanrijding) in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden, althans een mobiele telefoon heeft bediend en/of (een) handeling(en) met of aan een mobiele telefoon heeft verricht en/of
- in strijd met artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van het door hem, verdachte,
bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Burgemeester van Veenlaan) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met voornoemde fietsen en/of de bestuurders van die fietsen, ten gevolge waarvan die bestuurders van die fietsen ten val zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel
en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
- Een hersenkneuzing en/of hersenbloeding en/of sleutelbeenbreuk en/of enkel fractuur en/of voetfractuur en/of reukverlies en/of gehoorverlies
en/of waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer 1] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten
- Diverse kneuzingen en blauwe plekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester van Veenlaan,
-(kort voor de hierna omschreven aanrijding) in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden, althans een mobiele telefoon heeft bediend en/of (een) handeling(en) met of aan een mobiele telefoon heeft verricht en/of
- in strijd met artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van het door hem, verdachte,
bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Burgemeester van Veenlaan) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met twee fietsen en/of de bestuurders van die fietsen, ten gevolge waarvan die bestuurders van die fietsen ten val zijn gekomen, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in
het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Enschede als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmee rijdende op de weg, de Burgemeester van Veenlaan,
-(kort voor de hierna omschreven aanrijding) in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden, althans een mobiele telefoon heeft bediend en/of (een) handeling(en) met of aan een mobiele telefoon heeft verricht en/of
- in strijd met artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van het door hem, verdachte,
bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Burgemeester van Veenlaan) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met twee fietsen en/of de bestuurders van die fietsen, ten gevolge waarvan die bestuurders van die fietsen ten val zijn gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Enschede, op/aan de Burgemeester van Veenlaan, op of omstreeks 12 mei 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen
(te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of die anderen (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel waren toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, als gevolg waarvan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte, in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990), een telefoon heeft vastgehouden of gebruikt en evenmin dat aan [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De officier van justitie vordert derhalve dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Er is volgens de raadsvrouw geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde verkeersgedragingen heeft verricht. De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde, nu hij pijnlijke steken in zijn hoofd voelde.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde verkeersgedragingen heeft verricht. Ook kan opzet op het schenden van verkeersregels niet worden bewezen, omdat sprake is geweest van verontschuldigbare onmacht aan de zijde van verdachte.
Ten aanzien van het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld wegens de verontschuldigbare onmacht waarin verdachte verkeerde, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu verdachte niet wist, noch redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ongeval had veroorzaakt waarbij anderen letsel of schade was toegebracht en/of in een hulpeloze toestand werden achtergelaten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vanwege de onderlinge samenhang zal de rechtbank de feiten 1 en 2 hierna gezamenlijk bespreken.
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 mei 2023 reed verdachte tegen 22.30 uur als bestuurder van een personenauto over de Burgemeester van Veenlaan in de richting van het centrum van Enschede. De Burgemeester van Veenlaan betreft een rechte weg in de bebouwde kom van Enschede die bestemd is voor verkeer in beide richtingen en is verdeeld in twee rijstroken die aan weerszijden zijn voorzien van roodgekleurde fietsstroken. Het zicht van verdachte werd niet belemmerd door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg.
Vóór de personenauto van verdachte op de Burgemeester van Veenlaan fietsten naast elkaar, in dezelfde rijrichting als verdachte, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Zij fietsten aan de rechterkant van de rijbaan over de fietsstrook en waren goed zichtbaar. Verdachte is met de door hem bestuurde auto op voornoemde fietsstrook terechtgekomen en van achteren tegen de fietsers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangereden. [slachtoffer 2] kwam op de motorkap en voorruit van de personenauto van verdachte terecht en is daar vervolgens van af gevallen op de grond. Ook [slachtoffer 1] kwam door de aanrijding ten val. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden na het ongeval overgebracht naar het ziekenhuis. Aldaar bleek dat [slachtoffer 1] enkele kneuzingen had opgelopen. Bij [slachtoffer 2] werden een hersenkneuzing, een hersenbloeding, een gebroken sleutelbeen, een enkelfractuur, een voetfractuur, reukverlies en gehoorverlies vastgesteld.
Na de aanrijding heeft verdachte de plaats van het ongeval met hoge snelheid verlaten. Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) reed achter de personenauto van verdachte aan. Verdachte probeerde [getuige] van zich af te schudden. Nadat [getuige] verdachte enige tijd had achtervolgd, parkeerde verdachte zijn auto bij het Nijmansbos in Enschede. Hij stapte vervolgens uit zijn auto en rende weg, waarna [getuige] hem uit het oog is verloren. Die avond om 22:5 uur zijn verbalisanten naar de woning van verdachte gegaan. Aan de achterzijde van voornoemde woning troffen zij de personenauto van verdachte aan. Er zat een deuk in de voorbumper en een grote barst in de voorruit.
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 1
-
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Verwijtbaar telefoongebruik?
De rechtbank stelt vast dat verdachte om 22:22:30 uur zijn telefoon heeft verbonden met de “jack-plug” van het infotainmentsysteem van zijn personenauto. Om 22:22:35 uur werd de applicatie Spotify actief. Om 22:26:29 uur werd de applicatie Snapchat actief en om 22:27:00 werd de applicatie Spotify weer actief. De eerste melding van het ongeval werd om 22:27:28 uur aangenomen bij de 112-centrale.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn telefoon niet heeft vastgehouden of bediend tijdens het besturen van zijn auto. Toen hij op de parkeerplaats bij Winkelcentrum Boswinkel nabij de Burgemeester van Veenlaan in Enschede stond, heeft hij zijn telefoon aan het infotainmentsysteem van zijn auto gekoppeld en Spotify aangezet. Na daar even te hebben stilgestaan, is hij weggereden. Bij de kruising van de Wethouder Beverstraat en de Burgemeester van Veenlaan kwam hij voor een rood verkeerslicht te staan. Tijdens het wachten heeft hij zijn telefoon gepakt en achtereenvolgens Snapchat geopend en Spotify weer aangezet. Toen het verkeerslicht groen werd, had hij zijn telefoon niet meer vast en is hij linksaf geslagen op de Burgemeester van Veenlaan. Hierna heeft het ongeval plaatsgevonden.
De rechtbank acht – in navolging van de officier van justitie en de verdediging – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tijdens het besturen van zijn personenauto zijn telefoon heeft vastgehouden of bediend. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon enkel heeft vastgehouden en bediend toen hij geparkeerd stond en toen hij stond te wachten voor een rood verkeerslicht, is niet strijdig met de bewijsmiddelen en kan daarom niet worden uitgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden vastgesteld dat het telefoongebruik van verdachte een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het verkeersongeval. De rechtbank zal verdachte daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Niet tijdig tot stilstand gekomen
De rechtbank stelt vast dat verdachte de snelheid van zijn voertuig niet zodanig heeft aangepast dan wel zijn voertuig niet op een zodanige afstand van de voor hem fietsende [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tot stilstand heeft gebracht dat een aanrijding met hen kon worden vermeden. Uit de inhoud van het dossier is niet gebleken dat het zicht van verdachte op enigerlei wijze, door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg, werd beperkt of belemmerd. Door de aanwezige straatverlichting waren andere weggebruikers goed zichtbaar, óók als geen achterverlichting werd gevoerd. De verkeersituatie ter plaatse was voorts overzichtelijk.
Dit verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994, te wijten is. Dit kan anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk geworden waaruit volgt dat van schuld in hiervoor bedoelde zin niet kan worden gesproken.
Verontschuldigbare onmacht
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het wegrijden van de parkeerplaats van Winkelcentrum Boswinkel plotseling een steek in zijn hoofd voelde. Nadat hij bij de stoplichten was afgeslagen naar de Burgemeester van Veenlaan, heeft hij in reactie op de steken in zijn hoofd zijn linkerhand voor zijn linkeroog gedaan.
Voor een succesvol beroep op verontschuldigbare onmacht is vereist dat de verdachte aannemelijk maakt dat hij buiten zijn eigen schuld in een toestand is geraakt waarin hij lichamelijk of geestelijk niet in staat was naar behoren te functioneren. Gelet op het handelen van verdachte kort voor en kort na het moment van de aanrijding acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte in een zodanige toestand verkeerde als gevolg van steken in zijn hoofd. Verdachte was minder dan een minuut voordat de eerste melding van het ongeval bij de 112-centrale was binnengekomen nog in staat om zijn telefoon te bedienen en de applicatie Snapchat te openen, terwijl hij naar eigen zeggen toen ook al last had van steken in zijn hoofd. Direct na het ongeval is verdachte vervolgens in staat geweest om door te gaan met het besturen van zijn auto. Hij is met hoge snelheid weggereden en is verschillende keren links- en rechtsaf geslagen teneinde de auto die achter hem aan reed af te schudden. Nadat hij vervolgens zijn auto heeft geparkeerd, is hij weggerend. Dergelijke (complexe) handelingen verdragen zich naar het oordeel van de rechtbank niet met de door verdachte gestelde fysieke klachten die direct voorafgaand aan het ongeval het adequaat besturen van zijn auto zouden hebben belemmerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet van omstandigheden gebleken waaruit volgt dat van schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 niet kan worden gesproken. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dienaangaande.
-
Letsel
De rechtbank stelt vast dat het hiervoor omschreven letsel van [slachtoffer 2] , dat is veroorzaakt door het ongeval, van dien aard was dat medisch ingrijpen noodzakelijk was. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat het reukverlies van [slachtoffer 2] blijvend is. De geschatte duur van het overige letsel bedraagt een jaar. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het ongeval diverse kneuzingen heeft opgelopen. Zij werd na controle ontslagen uit het ziekenhuis. [slachtoffer 1] verklaarde op 2 juni 2023, twintig dagen na het ongeval, dat zij nog minimale fysieke klachten ondervond. [slachtoffer 1] heeft in de periode na het ongeval de zorg voor [slachtoffer 2] op zich genomen. Zij werd na het ongeval mentaal zwaar belast, waardoor het voor haar niet mogelijk was om te werken. Hoewel de rechtbank niets wil af doen aan de ernst van de (mentale) gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer 1] , kan uit het vorenstaande niet worden afgeleid dat sprake was van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden, zoals haar werk, was immers hoofdzakelijk gelegen in de mentale gevolgen die zij van het ongeval ondervond en in de zorg voor [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
De conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en wel zodanig dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is in de zin van artikel 6 WVW 1994. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn aangereden door verdachte en dat beiden door de aanrijding ten val zijn gekomen. De fietsen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn ten gevolge van de aanrijding beschadigd geraakt en [slachtoffer 2] heeft door het ongeval zodanig letsel opgelopen dat medisch ingrijpen noodzakelijk was. De rechtbank heeft het letsel van [slachtoffer 2] hiervoor gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte is na het ongeval doorgereden en heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, in een hulpeloze toestand achtergelaten als bedoeld in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte niet wist, noch redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ongeval had veroorzaakt waarbij anderen letsel of schade hadden opgelopen en/of in een hulpeloze toestand werden achtergelaten. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Verdachte is met de voorzijde van zijn personenauto tegen de achterzijde van de fietsen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangereden. [slachtoffer 2] is door de aanrijding op de voorruit van de auto van verdachte terechtgekomen, waarbij er een grote barst in de voorruit is ontstaan. Ter terechtzitting heeft verdachte bovendien verklaard dat hij een harde klap hoorde. Ten slotte acht de rechtbank het feit dat verdachte na de aanrijding met hoge snelheid is weggereden en een andere automobilist heeft proberen af te schudden, een duidelijke indicatie dat verdachte zich bewust was van de aard en de ernst van de aanrijding. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist, of op zijn minst redelijkerwijs moest vermoeden dat een aanrijding had plaatsgevonden, dat aan anderen als gevolg van die aanrijding letsel of schade was toegebracht en dat die anderen in een hulpeloze toestand werden achtergelaten, toen hij de plaats van het ongeval verliet.
De conclusie van de rechtbank ten aanzien van feit 2
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 12 mei 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester van Veenlaan aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht ter plaatse en het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en terwijl verdachte reed op een weg binnen de bebouwde kom van Enschede, welke weg bestond uit twee rijbanen bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/ aan weerszijden was voorzien van (rode) fietsstroken en terwijl meerdere verkeerdeelnemers (twee fietsers) zich bevonden op die weg (de Burgemeester van Veenlaan),
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte,
bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Burgemeester van Veenlaan) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij in aanrijding gekomen met voornoemde fietsen en de bestuurders van die fietsen, ten gevolge waarvan die bestuurders van die fietsen ten val zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel
werd toegebracht, te weten:
- een hersenkneuzing en hersenbloeding en sleutelbeenbreuk en enkelfractuur en voetfractuur en reukverlies en gehoorverlies.
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Enschede, op de Burgemeester van Veenlaan, op 12 mei 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) letsel en schade was toegebracht en die anderen (te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel waren toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van 2 jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om te volstaan met de oplegging van een taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Dit laatste, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor woon-werkverkeer.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft door zijn snelheid onvoldoende te regelen een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft vervolgens de plaats van het ongeval met hoge snelheid verlaten, zonder zich om [slachtoffer 2] en diens vriendin [slachtoffer 1] – die door de aanrijding ook ten val was gekomen – te bekommeren, zonder te hulp te schieten en zonder zijn gegevens achter te laten. Het handelen van de verdachte daarna springt ook in het oog. Verdachte heeft de automobilist die na het ongeval achter hem aan reed naar eigen zeggen proberen ‘af te schudden’, hij heeft zijn auto bij thuiskomst bewust ergens anders geparkeerd en deed, toen de politie later op de avond bij hem aan de deur kwam en hem confronteerde met de schade aan zijn auto, alsof hij van niets wist en al geruime tijd lag te slapen. Dit handelen heeft er alle schijn van dat verdachte zijn verantwoordelijkheid niet heeft willen nemen en heeft geprobeerd om ermee weg te komen. De rechtbank vindt dit zeer kwalijk.
Uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer 1] ter zitting heeft voorgedragen, blijkt dat haar vriend [slachtoffer 2] nog tot op de dag van vandaag kampt met de fysieke gevolgen van het ongeval en dat het (herstel)proces voor [slachtoffer 2] en zijn naaste omgeving zeer zwaar is geweest. [slachtoffer 1] heeft ook indringend verwoord wat het feit dat zij na het ongeval in hulpeloze toestand zijn achtergelaten met hen heeft gedaan en hoezeer zij beiden nu nog met de mentale gevolgen daarvan worstelen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 17 oktober 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden onvoorwaardelijk. Voor overtreding van artikel 7 van de WVW 1994 is geen oriëntatiepunt. De rechtbank kijkt daarom naar de opgelegde straffen in soortgelijke zaken.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen die de feiten teweeg hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd.
De rechtbank acht daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar op zijn plaats. De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, de helft daarvan voorwaardelijk opleggen. Dit acht de rechtbank nodig als stevige stok achter de deur voor verdachte om herhaling in de toekomst te voorkomen. Een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals verzocht door de verdediging, vindt de rechtbank niet passend bij de ernst van de door verdachte gepleegde feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2, het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en het onder feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
1 (een) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
-stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
Buiten staat
Mr. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023210208. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 november 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Op 12 mei 2023 reed ik in mijn auto in Enschede. Ik had gepind bij de Rabobank bij het
winkelcentrum Boswinkel. Op het moment dat ik wegreed bij de Rabobank voelde ik
plotseling een steek in mijn hoofd. Bij het stoplicht ben ik linksaf geslagen en de Burgermeester van Veenlaan op gereden. Tijdens het rijden voelde ik continu een steek in mijn hoofd. Ik hield tijdens het rijden een hand voor mijn oog. Ineens hoorde ik een harde klap. Ik was in paniek en ben met hoge snelheid weggereden. Ik zag dat er een auto achter mij aanreed en die wilde ik afschudden. Ik heb de auto ergens geparkeerd en ben gevlucht. Om 22:22 uur stond ik geparkeerd bij de Rabobank en heb ik mijn telefoon aan het infotainmentsysteem van de auto gekoppeld. Op het moment dat ik voor het stoplicht stil stond heb ik Snapchat geopend.
2.
Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 19 oktober 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 5 e.v.:
Locatie ongeval
Datum: 12 mei 2023
Adres: Burg van Veenlaan (de rechtbank begrijpt: Burgemeester van Veenlaan)
Bebouwde kom: Binnen
Wegverlichting: Wel brandend
Wegsituatie: Rechte weg
Betrokken 1 (persoon)
Betrokkene
[verdachte]
Betrokken 2 (persoon)
Betrokkene
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Betrokken 3 (persoon)
Betrokkene
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Letsel
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen.
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Vervoerd naar ziekenhuis: Ja, Medisch Spectrum Twente te Enschede
Letsel: kneuzingen in enkel, been en ribben
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Vervoerd naar ziekenhuis: Ja, Medisch Spectrum Twente te Enschede
Letsel: hoofdletsel, Hersenkneuzing, Hersenbloeding, Schedelbreuk, sleutelbeen fractuur, enkel fractuur, voetfractuur, reukverlies, gehoorverlies rechts
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, te weten een geneeskundige verklaring, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 15:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Hoofdletsel
E. Overig van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel, etc):
Hersenkneuzing, hersenbloeding, sleutelbeenbreuk, enkelfractuur, voetfractuur, reukverlies, gehoorverlies rechts
F. Geschatte duur van genezing:
1. jaar. Reukverlies levenslang.
4.
Het proces-verbaal FO verkeer Forensisch onderzoek plaats delict van 2 september 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 78 e.v.:
2.4
Lichtgesteldheid
Wij zagen bij onze komst ter plaatse dat:
  • op de plaats van het verkeersongeval wel straatverlichting aanwezig was;
  • deze straatverlichting wel in werking was;
  • deze straatverlichting wel licht uitstraalde.
2.6
Zicht
Wij stelden vast dat:
het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd;
3.3.4
Zichtbaarheid fietsers zonder achterlicht
Hiervoor is opgemerkt dat niet kon worden vastgesteld of beide achterlichten van de zwarte damesfiets licht uitstraalden, vlak voor en op het moment van de aanrijding. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zijn van mening dat de fietsers, ook indien zij aan de achterzijde géén verlichting voerden, door de aanwezige straatverlichting voldoende zichtbaar waren voor een van achteren naderende bestuurder van een personenauto.
5.
Het proces-verbaal FO verkeer Voertuigenonderzoek van 26 juli 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 78 e.v.:
Wij zagen dat de Burgemeester van Veenlaan:
  • uit één rijbaan bestond;
  • op de plaats van het verkeersongeval een recht wegverloop had;
  • ter hoogte van het het verkeersongeval was verdeeld in 2 rijstroken, die onderling gescheiden waren door enkele onderbroken markering;
  • aan beide zijden van de rijbaan een fietsstrook lag, die gemarkeerd was met een enkele onderbroken markering, een afwijkende kleur (rood) van het wegdek en een (restant van) een afbeelding van een fiets.
2.1.6
Schade voertuig
Wij zagen dat het voertuig de volgende schades had:
  • Beschadiging op onderzijde bumper in het midden
  • Krassen en vegen op de rechterzijde van de voorbumper
  • Een gele kleur in één van de krassen op de rechterzijde van de voorbumper
  • Gedeukte motorkap
  • Een nagenoeg in het midden gebarsten en gedeukte voorruit
3.3.2
Schade zwarte damesfiets
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de zwarte damesfiets de volgende botsschade/sporen had:
  • Het achterwiel was naar rechts gedeformeerd (van achter de damesfiets gezien).
  • Op de bevestigingssteun van het achterspatbord zag ik krasschade.
  • Aan de rechterzijde van de zwarte damesfiets zag ik de volgende valschade/sporen:
o krasschade op de trapper;
o krasschade op het stuur;
o krasschade het het zadel;
o krasschade op de bagagedrager;
o krasschade op de wielmoer van de achteras.
3.3.5
Schade witte wielrenfiets
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de witte wielrenfiets de volgende botsschade had:
  • Het achterwiel van de wielrenfiets was gedeformeerd en er zat een knik in het achterwiel.
  • Aan de rechterzijde van de wielrenfiets zag ik de volgende valschade/sporen:
o krasschade op de bedieningskabel van de derailleur;
o krasschade op de trapper

5.Beantwoording

Aan de hand van het door ons ingestelde onderzoek kunnen wij het volgende stellen;
• De personenauto heeft met de fietsen gebotst;
• De personenauto heeft de fietsen van achteren aangereden. Daarbij reed de wielrenfiets, gezien vanuit de rijrichting van de personenauto midden voor de personenauto en de damesfiets aan de rechterkant van de wielrenfiets;
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 36 e.v.:
Op vrijdag 12 mei 2023, omstreeks 22:50 uur, kwam ik, verbalisant [verbalisant 3] , rijdend over
de Luxemburglaan aan bij de achterzijde van huisnummer [nummer] aan de Genevestraat. Dit
naar aanleiding van een melding van een verlaten plaats ongeval waarbij het
slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel was achtergebleven. Ik zag ter plaatse dat er een Opel Karl/ Viva voorzien van het kenteken [kenteken] geparkeerd stond aan de achterzijde van deze woning op de Luxemburglaan. Ik zag dat de Opel schade had aan de voorzijde. Ik zag dat er een deuk in de voorbumper zat en dat er een grote barst zat in de voorruit.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 13 mei 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 21 e.v.:
Op vrijdag 12 mei 2023 omstreeks 22.25 zag ik het volgende: Wij sloegen
rechtsaf de Burgemeester van Veenlaan op. Ik zag een zwart voertuig voor ons rijden
en deze zwenkte naar rechts. Ik zag dat het voertuig op het fietspad reed en dat er
op dat moment iemand over de motorkap vloog. Ik bedacht mij geen moment en reed achter de verdachte aan. Ik zag en hoorde het voertuig van de verdachte in toeren verhogen en hij ging er met een hoge snelheid vandoor. Ik denk dat hij ongeveer met 80 kilometer per uur reed na de aanrijding. Ik zag het voertuig links de Zuiderstraat in rijden. Ik zag hem daarna de Sint-Janstraat
in rijden. Hij volgde de rotonde en ging rechtdoor. Hij ging via de Annastraat de
Mariastraat in en daarna rechtsaf de Theresastraat in. Ik zag hem daarna links de
Helenastraat in rijden. Daarna zag ik hem rechts de Wethouder Elhorststraat in
rijden. Deze straat ging over in de Belgielaan. Hij ging rechts de Beneluxlaan in en
toen weer links de Genevestraat in. Aan het einde van de straat ging hij rechts de
Luxenburglaan in en even later rechts de munsterstraat in. Ik zag hem toen links de
Beneluxlaan in rijden en zag hem de Nederlandlaan in rijden. Toen ging hij links de
Europalaan in en ging daarna het Ruwenbos op. Later zag ik hem de Nijmansbos in
rijden en daar parkeerde hij het voertuig achter een camper. Ik zag de verdachte
wegrennen en ben hem daarna uit het oog verloren.