ECLI:NL:RBOVE:2025:7

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
ak_24_1971
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid; beroep ongegrond

In deze zaak heeft eiser op 13 maart 2023 een verzoek om informatie ingediend bij de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser verzocht om openbaarmaking van documenten die verband houden met het fosfaatreductieplan. Na een periode van in gebreke stellen en beroep aantekenen, heeft de rechtbank op 8 augustus 2023 de minister opgedragen om uiterlijk op 1 september 2023 een besluit te nemen op het Woo-verzoek. De minister heeft op 15 augustus 2023 een besluit genomen, waarbij 27 documenten openbaar zijn gemaakt, maar enkele passages zijn weggelakt vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonlijke beleidsopvattingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en later beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. De minister heeft op 20 februari 2024 het bezwaar ongegrond verklaard en het eerdere besluit gehandhaafd. Eiser heeft vervolgens het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om terugbetaling van het griffierecht. De rechtbank heeft op 21 november 2024 de zaak behandeld en geoordeeld dat de minister op juiste wijze heeft beslist op het Woo-verzoek. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn dat de zoekslag onvolledig of onzorgvuldig is uitgevoerd en dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de gevraagde documenten niet onder hem berusten. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1971

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur(voorheen: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), de minister
(gemachtigde: mr. E. van Kerkhoven).

Inleiding

1. Eiser heeft op 13 maart 2023 bij de minister met een beroep op de Wet open overheid (Woo) een verzoek om informatie ingediend. Hierin verzoekt hij om openbaarmaking van (a) alle stukken die door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) zijn verzonden naar het ministerie van LNV en betrekking hebben op de totstandkoming van het fosfaatreductieplan, (b) alle stukken die door het ministerie van LNV of derden zijn gehanteerd met betrekking tot het vaststellen van het fosfaatreductieplan en (c) alle stukken en correspondentie waarin Hesselink handelsmaatschappij wordt besproken met betrekking tot de besluitvorming van het fosfaatreductieplan.
2. Op 1 mei 2023 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn Woo-verzoek. Op 5 juni 2023 heeft eiser vervolgens beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) beslissen op zijn Woo-verzoek. De rechtbank heeft op 8 augustus 2023 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen uiterlijk op 1 september 2023 een besluit te nemen op zijn Woo-verzoek.
3. Op 15 augustus 2023 heeft de minister een besluit genomen op het Woo-verzoek van eiser. In dit besluit heeft de minister 27 documenten openbaar gemaakt. In het besluit heeft de minister een deel van de inhoud niet openbaar gemaakt wegens het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder e, van de Woo). In een document heeft de minister geweigerd een passage openbaar te maken wegens daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 5.2, eerste lid, van de Woo).
4. Op 18 september 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij brief van 22 januari 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift. Op 12 februari 2024 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) beslissen op zijn bezwaar.
5. De minister heeft op 20 februari 2024 beslist op het bezwaar van eiser, inhoudende dat het bezwaar van eiser ongegrond wordt verklaard en het besluit van 15 augustus 2023 wordt gehandhaafd.
6. Op 25 maart 2024 heeft eiser de rechtbank laten weten zich niet te kunnen verenigen met de inhoud van de beslissing op bezwaar. Eiser heeft hierbij het door hem ingestelde beroep tegen het niet (tijdig) beslissen ingetrokken en verzocht om betaling van het griffierecht.
7. De minister heeft documenten in het geding gebracht, waarbij is aangegeven dat enkel de rechtbank hiervan kennis mag nemen. Hierbij is verwezen naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door [naam] en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of de minister op een juiste wijze heeft beslist op het Woo-verzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het niet tijdig nemen van een besluit
11. Eiser heeft op 22 januari 2024 de minister in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van een besluit van de minister op zijn ingediende bezwaar. Op 12 februari 2024 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet (tijdig) beslissen op zijn bezwaar.
12. Op 20 februari 2024 heeft de minister alsnog beslist op het bezwaar van eiser. Op 25 maart 2024 heeft eiser het door hem ingestelde beroep tegen het niet (tijdig) beslissen ingetrokken en verzocht om betaling van het griffierecht.
13. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
14. Doordat de minister alsnog heeft beslist op het bezwaar van eiser, is de minister aan het beroep tegen het niet (tijdig) beslissen op zijn bezwaar tegemoetgekomen. In verband hiermee is de minister verplicht het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [1] Eiser moet zich hiervoor tot de minister wenden.
Het besluit van 20 februari 2024
15. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister over meer informatie moet beschikken dan dat hij openbaar heeft gemaakt. Dit volgt uit het gegeven dat het om zeer specifiek beleid (het fosfaatreductieplan) gaat dat is uitgevoerd jegens de belangen van eiser. Ook blijkt uit de wel openbaar gemaakte stukken dat het kerndepartement van het ministerie van LNV niet reageert op het Woo-verzoek. Hieruit volgt volgens eiser dat er meer informatie voorhanden moet zijn. Daarnaast voert eiser aan dat de minister ten onrechte passages niet openbaar heeft gemaakt (heeft weggelakt) in de openbaar gemaakte stukken.
16. De minister stelt zich op het standpunt dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de documenten te vinden die onder het Woo-verzoek vallen, maar dat de door eiser verzochte informatie niet aanwezig is bij het ministerie van LVVN. De minister stelt zich verder op het standpunt dat hij terecht heeft geweigerd delen van de stukken te openbaren wegens de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder e, van de Woo) en persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 5.2, eerste lid, van de Woo).
17. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het zo dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel is aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [2]
17.1.
De rechtbank overweegt dat de minister transparant is in de gehanteerde zoektermen en dat deze direct uit het Woo-verzoek van eiser volgen. Er zijn geen aanknopingspunten dat de zoekslag onvolledig of onzorgvuldig is uitgevoerd. Dit wordt door eiser ook niet gesteld. De minister heeft naar aanleiding van de bezwaarprocedure en de hoorzitting nog een aanvullende zoekslag verricht. Hier zijn enkel documenten uitgekomen die niet binnen de reikwijdte van eisers Woo-verzoek vielen. De stelling van de minister dat er niet meer documenten onder hem berusten, komt de rechtbank voldoende geloofwaardig voor. Uit de door eiser aangehaalde passage dat ‘het kerndepartement niet reageert’, kan geen conclusie worden getrokken dat het Woo-verzoek van eiser wordt getraineerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze opmerking in één van de openbaar gemaakte documenten (document 14) dateert van 7 juni 2022, dus van ruim voor het Woo-verzoek van eiser van 13 maart 2023 en daar dus geen betrekking op kan hebben. Blijkens de toelichting van de minister ter zitting heeft deze opmerking betrekking op een eerder door eiser ingediende klacht. Gelet op de datum van het document en de overige openbaar gemaakte documenten, acht de rechtbank dit aannemelijk. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de documenten waar hij in het Woo-verzoek om heeft verzocht, in tegenstelling tot de uitkomsten van de zoekslag van de minister, toch onder de minister berusten.
17.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
18. Ten aanzien van de niet openbaar gemaakte passages (weglakkingen) overweegt de rechtbank dat de minister terecht heeft geweigerd delen van de stukken te openbaren wegens de eerbiediging van de persoonlijke en een passage wegens persoonlijke beleidsopvattingen. De rechtbank is tot dit oordeel gekomen, door de openbaar gemaakte stukken waarin de passages zijn weggelakt, te vergelijken met de documenten die de minister op grond van artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank heeft toegezonden. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat grote delen die zijn weggelakt in de verschillende e-mailberichten herhaalde e-mailberichten betreffen uit threads die eerder al openbaar zijn gemaakt onder een apart documentnummer. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:4850.