ECLI:NL:RBOVE:2025:699
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen aanmaning
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een aanmaning. Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen had op 24 april 2024 een aanmaning verstuurd aan eiser, waarin hij werd gemaand om binnen twee weken een openstaand bedrag van € 98.994,- te betalen. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar op 20 juni 2024 niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 6 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van het college aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar van eiser tegen de aanmaning terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan er geen beroep worden ingesteld tegen een besluit dat inhoudt een aanmaning of een dwangbevel. Dit betekent dat het ook niet mogelijk is om bezwaar te maken tegen een aanmaning, zoals in dit geval. De rechtbank legt uit dat de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar van eiser in stand blijft, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Lok, in aanwezigheid van griffier E. Diele. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. Het hogerberoepschrift moet binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.